0 Zitdag van Donderdag 17 Maart 1891, geopend 's namiddags te 2 uren. Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. De Laat de Kanter. Ie behandelen onderwerpen; 1°. Benoeming van drie leden van de Commissie in zake de assurantie. 2'. Idem van een geneeskundige belast met het geneeskundig onderzoek der openbare vrouwen. (34) 3*. Voorstel betrekkelijk de levering van het Verslag van het verhandelde in den Gemeenteraad. (33) Tegenwoordig 18 leden, nl. de heeren Le Foole, DercksenVan der Zweep, YVilhelmy Damsté, Bredius, Goudsmit, Librecht Lezwijn, Juta, Hartevelt, Van Wensen, Van Heukelom, Zaalberg, Du Rieu, Verster, De Fremery, DriessenDe Goeje en De Laat de Kanter. De heeren Van der Lilh en De Clercq gaven kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te nonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 3 Maart jl. norden gelezen eb goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1°. Dispositie van de Gedep. Staten der provincie Zuid-Holland, van 28 Februari/7 Maart, B. n°. 529 (3e afd G. S. n". 38, ten geleide van het goedgekeurd 8de suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1880. 2°. Missive van de Gedep. Staten, dd. 7/14 Maart, blijkens nelke over het jaar 1881 bij wijze van voorschot als Rijks-bijdrage in de kosten van het lager onderwijs wordt uitgekeerd f 43167.98. Deze norden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van A. A. Owel, tot het maken van eene uitloozing naar de Middelstegracht. 2°. Verzoek van S. A. Klaasen te Utrecht, in zake het leggen van rails op den berm langs de slootzijde van de Haarlemmertrekvaart. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen van Burg. en Weth. 3°. Verzoek van J. Van der Linden, om 12 maanden afschrijving van plaatselijke directe belasting, dienst 1880. 4°. Suppletoire begrooting en staat van af- en overschrijving, dienst 1880, van het Werkhuis. Overeenkomstig de voordracht worden deze gesteld in handen van Burg. en Wetb. en van de Commissie van Financiën. 5°. Bekening over 1880 van het Geref. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen van de Commissie van Financiën. 6°. Verslag van de Plaatselijke Schoolcommissie, omtrent den toestand van het lager onderwijs over 1880. 7°. Idem van Curatoren van het Gymnasium. Deze zullen in het gemeente-verslag worden opgenomen. Aan de orde is: I. Benoeming van drie leden van de Commissie in zake de assurantie. De heeren GoudsmitHartevelt en Zaalberg wórden door den Voorzitter uitgenoodigd met bem het stembureau uit te maken. Tot eerste lid wordt benoemd de beer Librecht Lezwijnmet 13 stemmen. Op de heeren Driessen werden 2, Hartevelt en Le Poole ieder 1 stem uitgebracht. De heer De Goeje komt ter vergadering. Tot tweede lid wordt benoemd de heer Driessen, met 16 stemmen. De heeren Le Poole en Verster verkrijgen ieder 1 stem. Tot derde lid wordt benoemd de heer Verster, met 13 stemmen. De heeren Le Poole en Deraksen verkrijgen ieder 2 stemmen, de heer Wil- helmy Damsté 1 stem. De heeren Librecht LezwijnDriessen en Verster verklaren zich achter volgens bereid het lidmaatschap der Commissie aan te nemen. II. Benoeming van een geneeskundige belast met.het geneeskundig onder zoek der openbare vrouwen. (Zie Ing. St. no. 84.) Met 10 stemmen wordt benoemd de heer J. A. Longepee. De heer A. J. Schretlen verkreeg 4 en de heer S. A. Andreson 2 stemmen. Er waren 2 biljetten in blanco gelaten. III. Voorstel betrekkelijk de levering van het Verslag van het verhan delde in den Gemeenteraad. (Zie Ing. St. n#. 38.) De Voorzitter. Door de Commissie van Financiën is omtrent dit voorstel een rapport uitgebracht, hetgeen ik den Secretaris verzoek voor te lezen. Het luidt als volgt: «Blijkens de door Burg. en Weth. ingediende voordracht is bij de onlangs plaats gehad hebbende openbare aanbesteding voorde levering van het Verslag der Handelingen van den Gemeenteraad slechts door één belanghebbende ingeschreven en wel door den heer A. W. Sijtboff voor de som van 1550 per jaar, terwijl hiervoor tot dusverre slechts een bedrag van f 650 benoo- i digd was. ZznraovsBai.Ao 1881. Hoezeer erkennende dat de somwaarvoor de levering van het Verslag aan den heer Drabbe was opgedragen, niet in verhouding staat tot de kosten en arbeid aan eene behoorlijke uitvoering van het werk verbonden en het alzoo te verwachten was dat tol een hooger bedrag zoude worden ingeschreven, kunnen wij geen vrijheid vinden Uwe Vergadering in over weging te geven om bet thans gedane aanbod aan te nemen. Eene ver meerdering van uitgaven te dezer zake met f 900 per jaar en zulks voor den tijd van 5 achtereenvolgende jaren komt ons te hoog voor en te bezwarend voor de gemeentekas. Intusschen zal, bij niet gunning van de aanbesteding, onverwijld in de zaak moeten worden voorzien en wij zouden het daarom wenschrlijk achten dat het werk nog gedurende dit jaar aan den tegenwóordigen uitgever werd opgedragen, in welk geval in den loop van het jaar eene nadere be slissing zoude kunnen worden genomen aangaande de regeling dezer aan gelegenheid in het vervolg. Wij geven Uwe Vergadering op dien grond in overweging Burg. en Weth. uit te noodigen en te machtigen om met den heer Drabbe in over leg te treden over eene voortzetting van het werk gedurende dit jaar, op de voorwaarden die door Burg. en Weth. noodig worden geacht, en in het begin van de maand October aan den Baad eene voordracht te doen over de levering van het Verslag in het vervolg." De heer Verster. Door het zoo even door onzen Secretaris voorgelezen rapport werden wij in kennis gesteld van het gevoelen der Commissie van Financiën omtrent het thans aan de orde zijnde punt. Ik wil gaarne ver klaren dat ik mij met de conclusie van dat rapport volkomen kan ver eenigen. Ik mag intusschen niet ontveinzen dat ik niet zeer gestemd ben voor de instandhouding van het Verslag. Het practisch nut er van kan ik niet inzien, en vind dit niet in evenredigheid met de daaraan verbonden kosten. De notulen door onzen Secretaris gehouden worden toch als de oSicieele notulen beschouwd en verlangt men over een of ander onderwerp de meening van den Raad te raadplegen, dan worden wij steeds naar die notulen verwezen en blijft het gedrukt Verslag buiten aanmerking. Intus schen doet het mij genoegen riat wij nu het cijfer kennen waarvoor de heer Sijtboff bereid is het Verslag te leveren. Dat eene inschrijving van die zijde is ingekomen verwondert mij niet, maar wel het hooge cijfer waarvoor is ingeschreven. Den 16 Februari van het jaar 1878 heeft de heer Sijtboff zich tot den Baad gewend en deed het toen voorkomen alsof de gunning der uitgave van het Verslag aan den heer Drabbe eene begun stiging van dezen zoude zijn geweest ten nadeele der gemeente. Nu komt echter de beer Sijtboff en vraagt voor diezelfde zoogenaamde gunst eene som van f 900 meer dan vroeger door den heer Drabbe is genoten. Ik geloof dat dit cijfer niet ernstig gemeend kan zijn. Ik geef gaarne toe dat er sedert eenig verschil in den prijs der drukkosten enz. kan zijn gekomenmaar een verschil van meer dan de helft komt mij wel eenigszins bedenkelijk voor. Ik verklaar mij derhalve zeer ingenomen met het voorstel der Commissie van Financiën en zal gaarne zien dat met den heer Drabbe over de levering van het Verslag, voor dit jaar, in nader overleg worde getreden. De heer Wilhelmy Damsté. Gij hebt zeker planmijnheer de Voor zitter, eerst in behandeling te nemen het voorstel van Burg. en Weth., maar mag ik dan omtrent deze zaak een voorstel aan den Baad onderwerpen. Het is van den volgenden inhoud: «Ik heb de eer voor te stellen de levering van bet Verslag der Han delingen van den Gemeenteraad niet aan den eenigen inschrijver, den beer A. W. Sijtboff, voor f 1550 's jaars te gunnen, maar Burg. en Weth. uit te noodigen en te machtigen met den heer Drabbezoo mogelijkeene overeenkomst te sluiten, om het Verslag tot l Januari 1882 te blijven leveren, op zoodanige voorwaarden als Burg. en Weth. in de gegeven om standigheden billijk zullen oordeelenen tevens Burg. en Weth. te ver zoeken in het begin van October e. k. een nieuw voorstel omtrent deze zaak aan den Baad te doen". Ik moet den Raad nog mededeelen 'dat het rapport der Commissie van Financiën samengesteld is zonder medewerking van den heer Van der Lith. De heer Van der Lith is ongesteld en dat is ook oorzaak dat het rapport der Commissie eerst heden ter tafel kon worden gebracht. De Voorzitter. Verlangt de heer Damsté zijn voorstel ook nog nader toe te lichten P De heer Wilhelmy Damsté. Ik kan kort zijn in de toelichting van mijn voorstel. Ik verbeeld mij dat eene meerdere uitgave van f 900 te bezwarend is om mijne stem er aan te verleenen. Hel algemeen gebruik bij aanbestedingen is steeds dat bij niet voldoende aanbiedingen eene her- besteding uitgeschreven wordt of dat men tracht langs anderen weg billijker voorwaarden te bekomen. Maar om nu in vijf jaren eene som van f 4500 meer uit te gevendat acht ik veel te bezwarend voor de gemeentekas. Men heeft nu slechts één inschrijver gehadmisschien ware er meerdere concurrentie uitgelokt, wanneer bijv. dé tijd op 3 jaren Was gesteld. Dit is eveneens een punt dat mij aanleiding geeft niet mede te gaan met het voorstel van Burg. en Weth. Het voorstel van den beer Wilhelmy Damsté wordt voldoende ondersteund. De heer Hahtevelt. Het moge waar zijn, dat de eenige inschrijver, de heer Sijtboff, de wijze waarop het in druk geven van het Verslag der Handelingen van den Baad indertijd een gunst genoemd heeft, en ik be twijfel zulks niet na hetgeen zoo even door den heer Vereter is gezegd maar het kan ook zijne bedoeling geweest zijn, dat het den schijn eener begunstiging had. Dit is echter zeker, dat wij met het voorstel van de Commissie van Financiën niet veel verder komen. Blijkbaar heeft de heer Drabbe voor de levering van het Verslag bedankt, omdat de opbrengst niet voldoende is om de kosten goed te makenomdat het voor hem een scbade-post is. Bij de publieke aanbesteding is slechts een persoon opge komen: do heer Sijthoff. Hoewel iedere uitgever of drukker, en zeer zeker in de eerste plaats de heer Drabbe, had kunnen mededingen, heeft men dat niet gedaan, en zoude het nu geen onbillijkheid zijn, wanneer de inschrij ver eenvoudig werd voorbijgegaan, om te zien of wij op een voordeeliger wijze hetgeen wij verlangen kunnen verkrijgen. Ik kan mij begrijpen dat f 1550 te duur gevonden wordt, dat er leden van den Raad zijn die ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 1