6 Do heer Wilhelmy Damsté. Mijnheer de Voorzitter! Het heeft mij groot leed gedaan dat het adreshetwelk thans aan de orde isdoor een deel van Leidens burgerij aan den Raad is ingediend. Ik had van den practischen zin van vele der onderteekenaren een beter denkbeeld. Naar mijne meening kan de Raad het gevraagde nimmer toestaanen wel om deze redenen: 1°. Zal onze Leidsche handel en nijverheid er zeer door benadeeld worden. 2°. Wordt de scheepvaart belemmerdin enkele gevallen gedood en pleegt men eene groote onrechtvaardigheid jegens de schipperij. 3°. Stellen wij onze bloeiende vee- en turfmarkt in gevaar. 4°. Zullen de gemeenteinkomsten er niet veel door gebaat worden. Dat de Leidsche handel en nijverheid er door benadeeld zal worden is, dunkt mijzoo klaar dat het bijna geen betoog behoeft immers onze fabrikanten moeten nu reeds alle krachten inspannen om de concurrentie met Tilburg en het buitenland vol te houden, getuigen de vele fabrieken, welke in de laatste 25 jaren verdwenen zijnen nu zal men hun gaan tegenwerken door den prijs van hunne grondstoffen en vooral van hunne steenkolen te verhoogenwant wat de schipper aan haven- en doorvaartgeld moet betalenzal hij op de vracht verhalen en de fabrikant betaalt dus zijne grondstoffen en steenkolen duurder, en kan ten slotte de concurrentie niet meer volhouden. Ik geloof dat dit ééne voldoende is. De schipperij wordt belemmerd en men is onrechtvaardig tegenover haar, heb ik beweerd. Welnu, wij verleenen subsidie en rentegarantie aan spoor- en tramwegen, de concurrentie der scheepvaart, en om die zelfde scheep vaart nog meer te benadeelen gaan wij haar belasten omzooals het adres zegtde schadedie zij aan bruggen enz. toebrengtte vergoeden. Maar dan moeten wij ook tol heflen van alle goederenwagens van den Hollandschen en den Rijnspoor en van alle expediteuren hier ter stede; want die vernielen onze straten en bezorgen ons vrij wat meer nadeel dan de schipperij. Dat de schipperij de voorgestelde belasting niet kan dragen bewijst dat zij nu reeds de concurrentie met den spoorweg niet altijd kan volhouden want het is een feit dat ik alle goederenwelke ik over of van Amsterdam ontvang, per schuit ontvang, terwijl ik bijna alle goederen, welke ik van of via Rotterdam moet ontvangenper Holl. spoor doe komenomdat mij dit voordeeliger is. Zouden de hooge doorvaartrechtenwelke te Delft van de schepen geheven worden, hierop ook van invloed kunnen zijn? Wat moet van het Rotterdamsche veer wordenindienzooals gevraagd wordtvan de beide schuitenwelke geregeld eiken dag varen haven- of doorvaartgeld geheven wordt? Als ik wèl heb verlangen adressanten 6 ets per ton be lasting te heflen. Indien dit zoo iszoude voor de beide schuiten ongeveer f 542.85 'sjaars betaald moeten worden, terwijl de schippers thans hier nagenoeg niets betalen. Als het vervoer te water, zooals uit het voorgaande blijkt, nu reeds moeite heeft om de concurrentie vol te houden, hoe zal dan de toestand worden als onze omliggende gemeenten met stoomtrammen bedekt zullen zijnzooals binnenkort het geval zal wezenen wij haar nog gaan belasten 1 In het adres beroept men zich op andere stedendoch behalve dat wij Leiden niet met koopsteden als Amsterdam en Rotterdam kunnen verge lijken, vergeten de adressanten te bewijzen, dat de door hen genoemde steden werkelijk voordeel hebben door heffing van rechten op de scheepvaart. De bloei van den Haag zal toch wel aan geheel andere oorzaken moeten worden toegeschreven. Ook vergeten zij te melden dat Boisward dezer dagen alle haven- en doorvaartgelden heeft afgeschaften dat geen der vier genoemde steden een zoo bloeiende veemarkt heeft, als wij gelukkig be zitten noch eene zoo aanzienlijke turfmarkt. Een enkele verkeerde maat regel van dezen Raad zou hierin verandering kunnen brengen, en hiertoe zou ik niet gaarne medewerken. En nu het geldelijk voordeel voor de gemeente. Adressanten zeggen dat te Delft de opbrengst is ƒ24000. Doch wat beteekenen de cijfers van de opbrengst, als men niet weet wat er af moet aan perceptiekosten P Hoe veel eene dergelijke belasting alhier zou opbrengen is onmogelijk bij be nadering te bepalen en hangt natuurlijk ook af van de som die geheven wordt; doch dit is zeker dat de perceptiekosten ongeveer zullen bedragen voor 6 Wachthnizen S, 500 is 2500. Rente 125. Idem jaarlijksch onderhoud 50 250. Vuur, licht en bureaukosten 250. 12 Beambten a 12 per week7488. Kleeding voor idem a 50600. Daarbij gevoegd derving der bruggelden ad p. m. 8000. Maakt 16713. Hoe een enorm hoog bedrag zou wel van de scheepvaart geheven moeten worden om nu nog een zuiver overschot voor de gemeente te verkrijgen, dat de voorgestelde vexatie zou wettigen 1 Laat ons er niet toe meewerken om de binnenlandsche scheepvaart te dooden door tollen en heffingen. Indien dit het geval mocht worden, dan zou het met onzen binnenlandschen handel al heel treurig gesteld zijn. Ieder fabrikant, koopman en winkelier weet, wat het zegt, aan de wille keur der spoorwegmaatschappijen te zijn overgeleverd. Adressanten vragen vuniformtarief". Wat heb ik hieronder te verstaan Dat elk vaartuig, groot of klein, evenveel moet betalen, zoodat een schuitje met aardappelen of kool uit Rijnsburg even zwaar belast wordt als een kolenschip van de Ruhr? Dan zal deze belasting al heel weinig op brengen of schreeuwend onrechtvaardig worden. In elk geval is de gevraagde belasting een druk op den verbruiker, en dus het meest bezwarend voor den armeden werkman en voor den kleinen burgerman. Nog wil ik er op wijzen dat adressanten den Raad willen doen terug komen op een pas genomen besluit, dat eerst 1 April e. k. in werking zal moeten tredennl. de nieuwe vastgestelde heffing der bruggelden. Gij weetik ben tegen dat besluit geweestmaar toch wensch ik de besluiten van den Raad eerst in werking te zien, alvorens er sprake van kan zijn, er op terug te komen. Mocht echter al eene meerderheid in dezen Raad gevonden worden voor het bedoelde adres, dan zullen, naar mijne vaste overtuigingde Ged. Staten dit besluit niet goedkeuren omdat de Ged. Staten van Noord-Holland en van Utrecht zich met klem tegen eene dergelijke heffing zouden verzetten. Voor ik eindignog een enkel woord over de bijlage van dit adresge- teekend P. Hierin wordt bij herhaling gesproken van drukkende lasten. Wanneer een vreemdeling dit stuk leest, moet hij wel in de meening ko men, dat de plaatselijke belasting te Leiden buitengewoon boog is, en zou dienteugevolge huiverig zijn zich hier metterwoon te vestigen. Toch is het tegendeel waar; hier wordt maar ruim 2 pCt. van het inkomen gehe ven, 50 opcenten op het personeel en 40 op de gebouwde eigendommen, terwijl in vele gemeenten van ons vaderland 3 tot 5 pCt. van het inkomen wordt geheven en 80 opcenten op het personeel. Mijnheer de Voorzitter! Ik heb niet onder de boomen van het Rapen burg gespeelddoch heb Leiden meer lief dan menig geboren Leidenaar en kan niet nalaten te protesteeren tegen de manie, welke hier heerscht, om steeds, in openbare geschriften Leiden in een kwaad daglicht te plaatsen. Voorts wordt gezegd: »de schippers brengen hunne levensbehoeften, zelf mede." Dit moet ik pertinent tegensprekenvelenzoo niet het meerendeelpro viandeeren zich hier. Dit kan ik uit eigen ervaring getuiged en ik mag mij ook beroepen op de stellige verklaring van een oud beer der Gebuurte, die een kleine 50 jaren op den Nieuwen Rijn heeft gewoond. Menig winkelier zou het tot zijne schade ondervindenindien eens de schepen en schuiten van Rotterdam. Schiedam, Vlaardingen Delft, Den Haag en het Westland hun weg namen over Lammen door den Meerburgervliet naar den Rijn. Nog wordt in bedoelde bijlage de vraag gedaan: of het voor den handelaar in brandstoffen, die tal van werklieden brood verschaft, en met den winterde prijzen zijner brandstoffen geregeld beeft in verhouding tot die zijner con currenten dol prettig isdat eenige meters van zijne magazijnen eene bo- venlandsche aak of kof, met steenkolen geladen, komt overwinterenen die kolen 5 a 10 cents per mud goedkooper aanbiedt dan de concurreerende handelaars. Hierop moet ik volmondig neen zeggenmaar voeg er in éénen adem bijwèl dolprettig voor den werkman en schraal bezoldigden amb tenaar. Wij zijn toch niet geroepen om de belangen van enkele personen te bevorderen maar wel om het belang van allen te behartigen. Mocht echter in deze zaak iets onbillijks gelegen zijn jegens de hande laars hier ter stede, dan kan dit zeer gemakkelijk worden weggenomen door eene kleine wijziging in art. 4 van het Gemeenteblad n°. 8 van 1876. En wat betreft het brood verschaffen aan tal van werkliedenniets belet bedoelde handelaren om er geen werklui op na te houden. Niemand zal toch werklieden in dienst nemenindien hij daarin geen voordeel ziet. Mijnheer de Voorzitter! Naar mijn bescheiden meening, ligt de wel vaart en bloei van Leiden voor de toekomst, niet in belemmeringen, van handel en nijverheid, noch in heffingen van tollen en rechten op de scheep vaart, maar hierin, dat ieder burger, groot of klein, zich aangeeft in de directe belasting met kennis van zaken en met onkreukbare eerlijkheid. Dan zullen de lasten gemakkelijk gedragen worden en niet hoog zijn, en tal van familiën zullen zich gaarne hier vestigen, omdat het hier niet duur is, en vooral ook om de goede en goedkoope scholen voor hunne kinderen. Het is om die redenen, mijnheer de Voorzitter, dat ik tegen het verzoek zal stemmen. De heer Scheltema. Het is niet om in de zaak zelf door te dringen mijnheer de Voorzitter, dat ik even bet woord vraagmaar enkel om een vraag te doen naar aanleiding van hetgeen ik lees in het rapport der Com missie van Financiën. Ik lees daarin dat de Commissie in overweging geeft de behandeling der zaak uit te stellen tot bij de herziening van de veror deningen op de heffing van bruggeld, welke herziening in het laatst van 1883 zal moeten geschieden. Ligt in die zinsnede van het rapportwensch ik te vragen nu een voorstel der Commissie opgeslotenenzoo ja behoort dit dan niet eerst te worden uitgemaakt? Als toch de Raad zich met dat voorstel vereenigtis voortzetting van deze discussie over het adres onnoodig. Eerst als het verworpen mocht worden kan het zijn nut hebben over de zaak zelf te delibereeren. Het is mij niet recht duidelijk of in die zinsnede van het rapport een voorstel der Commissie van Financiën ligt opgesloten, ja dan neen. Vandaar mijne opmerking. De Voorzitter. Ik wensch den heer Scheltema te doen opmerken dat ik aan de orde heb gesteld het voorstel, dat op de agenda door Burg. en Weth. is vermeld. Wanneer een der leden een voorstel wil doen om dat van Burg. en Weth. te verdagen, een motie van orde dus, dan is ieder lid daartoe in de gelegenheid. De stukken worden in handen gesteld der Commissie van Financiën door den Raadom dezen te dienen van prae- advies. Gijof een lid van de Commissie van Financiënof welk lid van den Raad ookis natuurlijk bevoegd naar aanleiding van dat praeadvies een voorstel te doenmaar geschiedt dit nietdan is uit den aard der zaak het voorstel van Burg. en Weth. aan de orde. De heer Scheltema. Het was louter mijne bedoeling eene vraag te" doenom van de Commissie van Financiën te vernemen of er een voorstel in haar praeadvies ligt opgesloten. Als dit zoo is, dan, geloof ik, zal de Commissie van Financiën wel doen dat voorstel te berde te brengen. De heer Van der Lith. Het is der Commissie van Financiën zeer aan genaam mijnheer de Voorzitter, dat de heer Scheltema de vriendelijkheid heeft gehad zijne vraag tot u te richten. Zij wist niet in hoever door u haar praeadvies zou beschouwd worden als een voorstel. Thans blijkt dat gij haar woorden hebt beschouwd als een advies zonder kracht van voorstel. Daarom heb ik nu de eer, ook namens den heer De Clercq als motie van orde voor te stellen wat in het rapport der Commissie van Financiën is nedergelegd namelijk #dat de Raad besluite aan adressanten te kennen te geven geen termen te vinden thans aan hun verzoek te voldoenonder mededeeling dat dit bij de herziening van de verordeningen op de heffing van bruggeld in overweging zal worden genomen". Wanneer deze motie ondersteuning vindt, 'wenschte ik wel een wqord ter toelichting er aan toe te voegen. De Voorzitter. Ik zou den heer Van der Lith wel in overweging wil len geven zijne motie dadelijk toe te lichtenopdat na de toelichting door de leden kunne beoordeeld worden of zij haar kunnen ondersteunen. De heer Van der Lith. Dat is mij nog liever, mijnheer de Voorzitter. De meerderheid der Commissie van Financiën heeft zich gesteld op dit standpunt datwanneer men kon komen tot vermeerdering van de inkomsten der gemeente ook langs indirecten weg, dit niet geheel moest worden ver smaad; dat evenwel het gevaar verbonden aan het heffen van indirecte be lastingen zeer groot isen derhalvealvorens wij er toe kunnen besluiten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1881 | | pagina 2