2
- j
Door den Voorzitter worden de heeren Van der Lith Wilbelmy Darastc I
en De Fremery uitgenoodigd met hem het bureau van stemopneming uit j
te maken. 1
Met 14 stemmen wordt benoemd de heer W. Cramers, hoofdonderwijzer
te Nieuwe Tonge; er waren 4 biljetten in blanco gelaten.
II. Benoeming van twee derde onderwijzers aan de school n°. 2 der
4de klasse.
(Zie Ing. St. n°. 5.)
Achtereenvolgens worden benoemd: de heer P. Van Nes, onderwijzer te
Noordwijk-Binnenmet 13 stemmen :'er was 1 stem uitgebracht op G. Hoo-
gervecht, terwijl 4 biljetten in blanco waren gelaten); en de heer G. Hoo-
gervecht, tijdelijk met de werkzaamheden der betrekking belast, met 14
stemmen (er waren 4 biljetten in blanco).
III. Verzoek van J. A. Frank, om continuatie van de huur van den
kelder onder de woning van den concierge van het Raadhuis.
(Zie Ing. St. nos. 2 en 6.)
Op verlangen van den heer Cock in stemming gebracht, wordt het ver
zoek met 17 stemmen tegen 1, die van den heer Cock, toegestaan.
IV. Verzoek van T. Juffermans, om een brug te leggen.
(Zie Ing. St. no. 7).
Wordt zonder hoofdelijke stemming toegestaan.
V. Verzoek van Commissarissen der sociëteit Amicitia, om een stoep te
leggen.
(Zie Ing. St. no. 8.)
Wordt mede zonder hoofdelijke stemming toegestaan.
VI. Verzoek van Mr. C. J. A. Spiering te Arnhem, over den aanslag
van zijne minderjarige broeders in de plaatselijke directe belasting alhier.
(Zie Ing. St. nos. 9 en 12.)
Omtrent dit verzoek wordtovereenkomstig de rapporten van Burg. en
Wetb. en van de Commissie van Financiënmet algemeene stemmen eene
afwijzende beschikking genomen.
VII. Tweede suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting, dienst
1880.
Wordt met algemeene stemmen vastgesteld.
11
VIII. Verzoek van G. F. Japikse, om een riool en een stoep te leggen, ij
(Zie Ing. St. n°. 11.)
Wordt zonder hoofdelijke stemming toegestaan.
IX. Verzoek van de vereeniging »Obadja" om een der lokalen van de
bewaarschool in de Groenesteeg te gebruiken voor het houden van eene
Zondagschool.
(Zie Ing. St. no. 13.)
Wordt eveneens zonder hoofdelijke stemming toegestaan.
De Voorzitter. Mijne heeren! Alvorens deze vergadering te sluiten
wensch ik nog mede te deelen dat mij door verschillende leden van den
Raad verzocht is, voortaan de vergaderingen zoo nabij mogelijk aan het
aangekondigd uur te openen. Daar dit geheel overeenstemt met mijn eigene
zienswijze ware dit niet het geval, ik zou mij er toch bij neerleggen
geeft mij dit verzoek te meer aanleiding om ter uwer kennis te brengen
dat ik mij in het vervolg hieraan stipt zal houdendoch heb ik gemeend
het geuit verlangen vooraf kenbaar te moeten maken.
Verlangt nog iemand het woord?
De heer Van Iterson. Ik verlang een oogenblik het woord naar aan
leiding van het ingediende rapport omtrent de lichtkracht van het gas, jj
over het laatste kwartaal van 1880. Daaruit is mij gebleken dat nog geen ij
uitvoering is gegeven aan het indertijd door den Raad genomen besluit.
Hoewel de sterkte van het licht nog niet is wat zij wezen moet, zijn wij
toch veel vooruitgegaan en merkbaar tot de gewenschte sterkte genaderd.
Het verschil in de laatste maand was zóó gering dat er geen aanleiding j
zou zijn daarop terug te komen, ware het niet dat een ander punt mijne
aandacht had getrokken, namelijk dit, dat ons alleen op indirecte wijze,
uit het rapport van de deskundigen blijkt dat het door mij bedoelde be
sluit van den Raad nog niet is uitgevoerd. Ik kom er rond voor uit dat
het mij zeer heeft verwonderd dat wij van Burg. en Weth. geen enkel
woord hebben vernomen over de redenen waaraan dit is toe te schrijven.
Aan hen toch is de zorg voor en het toezicht op de uitvoering van de
raadsbesluiten opgedragen. Wel begrijp ik dat Burg. en Weth. niet ma
chinaal, maar met oordeel des onderscheids daarbij handelen; maar wordt
de uitvoering van eenig besluit nagelatendan dient de Raad daarvan
althans in kennis te worden gesteldmet opgave der redenen die de uit
voering tegenhielden of onraadzaam maakten. Onlangs werd besloten om
een aantal boomen op het Rapenburg door andere te vervangen. Stel eens
dat zich voor de oude boomen geen koopers opdeden, of dat geen nieuwe
voor de aanplanting te krijgen waren of eindelijk dat bij nader onderzoek
de tegenwoordige boomen zoo slecht niet bleken te zijn, dan zou men waar
schijnlijk de zaak voorloopig laten zoo als ze thans is. Maar zou de Raad
dat moeten merkenal wandelende langs het Rapenburgof zou hij daarvan
bericht krijgen met vermelding der redenen en met aanvraag om adhaesie?
Ongetwijfeld het laatste. En waarom wordt in de gasquaestie niet evenzoo
gehandeld? Ik kan mijn bevreemding hierover niet verbergen en vraag
daarom alsnog eenige inlichting omtrent de oorzaken van de niet-nakoming
van het betrekkelijke raadsbesluit.
De Voorzitter. Naar aanleiding van het door den heer Van Iterson
gesprokene, wensch ik thans alleen te zeggen dat ik daarop op dit oogen
blik geen antwoord zal geven maar dat ik mij voorbehoud hierop in eene
volgende vergadering terug te komen.
De heer Cock. Ik wensch slechts een enkel woord in het midden te
brengen om mijne adhaesie te schenken aan hetgeen door den beer Van
Iterson is gezegd. Reeds vroeger is de gedachte bij mij opgekomen waarom
geen reden werd gegeven van de niet-uitvoering van het door den Gemeen
teraad genomen besluit. Intusschen, ik erken het gaarne, was vooral in
de laatste maand van het vorige jaar de vooruitgang der lichtsterkte van
het gas zeer merkbaar, waarvoor ik bij deze gaarne mijne dankbaarheid
wensch te hetuigenmaar wij zijn nog niet gekomen waar wij wezen
moeten. Zoo even, bij den aanvang der vergadering, is een stuk inge
komen als ik wel verstaan heb een rapport van de Commissie voor de
gasfabriek omtrent de lichtsterkte. Ik wenschte wel te vragen of dit het
zelfde stuk is dat reeds voorkomt onder n°. 4 der gedrukte verslagen; dit
laatste is een rapport van Prof. Rijke met een begeleidenden brief der
Commissie van drie regels. Is dit nu hetzelfde waarvan zoo even is mede-
deeling gedaan en bijgevolg niets nieuws? Ik vleide me dat nu een ander
verslag was ingekomen en had dan gaarne den heer Van Iterson er attent
op gemaakt, dat hoogstwaarschijnlijk in dit nieuwe stuk aan zijn billijken
wensch was voldaanmaar ik bemerk nu aan het hoofdschudden van den
Voorzitter dat het niets anders is dan betgeen ik reeds heb gelezen en
daarom schenk ik nog des te meer mijne adhaesie aan de opmerking van
den heer Van Iterson en stel er bijzonder prijs op in eene volgende ver
gadering eenig antwoord van Burg. en Weth. te bekomen.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.