100 3 perceelen bij elkander gevoegd zouden kunnen worden, waardoor het oor spronkelijke doel echter niet zou worden gemist. Het denkbeeld van den heer Du Rieu om vergunning te geven tot het bouwen van een blok huizen is mede zeer moeielijk in de verordening op te nemenen ik moet ook bekennen dat ik er het nut niet van kan inzien. Wanneer iemand plan heeft om een blok huizen te bouwenen hij moet daarvoor twee of drie malen één perceel koopenmet het recht om de beide volgende te naasten dan zal dit misschien aanleiding geven dat bet terrein iets duurder wordt; maar men moet niet vergeten dat het betrekkelijk laag is geraamd. Ik hoop dat de prijs hoog zal zijn en eene goede bate aan de gemeentekas zal aanbrengen. Maar hij is betrekkelijk zeer gering; en zelfs wanneer het terrein het dubbele van de raming opbrengt, dan maakt dit met het oog op de kosten van het bouwen van woningen nog zeer weinig uit. Het door den heer Du Rieu beoogde doel is ook zonder eene wijziging in de voorwaarden te bereikenmaar het doel der aanplemping van de gracht zou grootendeels gemist kunnen worden als eene uitbreiding aan het artikel werd gegevenzooals door den heer Damsté wordt voorgesteld. Ik moet dus de aanneming van het amendement ontraden. De heer Debcksen. Ik heb nog een ander bezwaar tegen het artikel. Ik wenscb tot Burg. en Wetb. de vraag te richten, waarom van het plaat selijk gebruik wordt afgeweken en de perceelen alleen bij opbod in veiling zullen worden gebracht. Welk denkbeeld bestaat er, waarom de verkooping niet bij opbod en afslag zal geschieden f De Voorzitter. Burg. en Weth. wenschen ieder kooper te zetten voor een bekend feit en hem te bewaren voor eene verrassing. In den regel houdt de serieuse kooper zich stil bij het opbod, en komt eerst voor den dag bij den afslag. Bij deze bepaling weet echter iedereenwaaraan bij zich moet houden. De heer Deroksen. Dit moet ik bepaald tegenspreken. Een duchtig wapen in de hand van den verkooper en ter bevordering van zijn voordeel is altijd de afslag. Ik kan maar niet begrijpenwaarom niet het gewone gebruik gevolgd wordt. Wel zou ik het begrijpen als men zeidebij opbod bestaat het recht een kooper te kiezen en dan gaat geen penning trekgeld verlorendan zou ik misschien niet bevredigd zijnmaar toch begrijpen. Nu echter is dit niet het geval en daarom zou iknu wij toch aan het amendeeren zijnin dit artikel willen zeggen dat de verkoop zal geschiedan bij opbod en afslagal geschiedt dit ook op één avondopdat Burg. en Weth. niet twee avonden aan de veiling behoeven te besteden. Dit voorstel wordt voldoende ondersteund» De Voorzitter. Ik heb reeds medegedeeld, waarom Burg. en Weth. den afslag wenschen weg te laten. Het i3 hoofdzakelijk omdat zij geen prijs stellen op) de verrassingendie zich bij een afslag kunnen voordoen. De heer Cock. Serieuse koopers zullen zeker door iedereen worden ver langd maar de vrees dat die zich niet zullen opdoenwordt niet wegge nomen door de bepaling, dat alleen bij opbod zal worden verkocht. Niet- serieuse koopers kunnen zoowel bij eene verkooping alleen bij opbodals bij eene verkooping bij opbod en afslag, aan serieuse koopers in den weg staan. Tegen die zoo gevreesde niet-serieuse koopers zijn wij trouwens ge noegzaam gewapend door de bepaling van het volgende artikel, waarbij wij ons de meest uitgebreide vrijheid van al of niet gunnen voorbehouden. In het grootste gedeelte van Nederland wordt steeds eene verkooping bij opbod en afslag gehouden; het is bijna overal gebruikelijk, om de eenvoudige reden, dat men zoodoende ffe voordeelen van de eene wijze van verkoop met die van de andere vereenigt. Ik kan niet inzien; waarom men van dat algemeen gebruik zou moeten afstappendat ongetwijfeld bet voordeeligst voor den verkooper is, dat wil in dit geval zeggen, het voordeeligst voor de gemeente Leiden. De heer De Goeje. Het zij mij vergund eene bedenking te opperen: Ik meen dat, wanneer eene verkooping bij opbod en afslag plaats heeft, het usance is dat daartusschen eenige tijd moet verloopen. Hoe zal het dan nu gaan met de volgende bepaling van het artikeldat er meerdere percee len zullen kunnen genaast worden Gesteld dat een perceel wordt afgemijnd tegen een lageren prijsdan voor het aangrenzende perceel is gebodenzal dan dit hooger bod worden vernietigd ten gevolge van den afslag tegen eenen lageren prijs? Mogelijk is mijn bezwaar ongegrond, maar misschien kan het toch zijn nut hebben er op te wijzen. De heer Cock. Naar mijne meening blijft het bezwaar, waarvan ik het bestaan op zich zelf volstrekt niet ontkenvolkomen hetzelfde bij de eene wijze van verkoop als bij de andere. In het eene geval treedt het op, zoodra het hoogste bod is gedaan en de hamer is gevallenin het andere zoodra het woord «mijn" is uitgesproken of wel het perceel in het geheel niet is afgemijnd. De heer Juta. Naar aanleiding van art. 10, waarin ik lees dat de meest biedende kooper wordt, wensch ik toch te vragen of, wanneer de minimum prijs niet gemaakt kan worden, er geen gunning zal plaats hebben. De Voorzitter. Het bezwaar van den heer De Goeje komt mij voor volkomen juist te zijn en daardoor wordt m. i. dat van den heer Cock weg geredeneerd. Ik meen, nu men zich op de usance beroept, dat het ook usance is dat tusschen opbod en afslag acht dagen verloopen, waardoor dan niet meer dan één perceel op een avond kan worden afgehandeld. Ik geloof niet dat dit aan den goeden gang van zaken bevorderlijk zal zijn en om die reden acht ik het amendement niet aanneemlijk. Wat de heer Juta ten aanzien van den minimumprijs heeft gezegd is reeds door den Raad beslist. Bij het voorstel omtrent de kosten om het werk goed te maken is vanzelf de minimumprijs vastgesteld en dus spreekt het vanzelf dat, wanneer die prijs niet wordt gebodende gunning der perceelen niet zal geschieden. De heer Cock voor de derde maal met goedkeuring der vergadering het woord voerende. Ik geloof dat het bezwaar niet opgaatdat men zoekt en tracht te vinden in die 8 dagendie tusschen opbod en afslag zouden moeten verloopen. Doch blijft men' daarin bezwaar vinden, welnu niets verhindert den afslag onmiddellijk na den inzet of het zoogenaamde opbod te doen plaats hebben. Dit is ook zeer gebruikelijk; althans bij de ver- koopingen en de verhuringen van Rijnland doen wij dit dagelijks, of juis ter gezegd minstens twee of drie keeren 'sjaars. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement van den heer Wilhelmy Damstéin stèmming gebracht, wordt verworpen met II tegen 4 stemmen. Voor stemden: de heeren Juta, Wilhelmy Damsté, Van der Lith en Dercksen. De Voorzitter. Alsnu zal ik in stemming brengen het amendement van den heer Dercksenom te bepalen dat de verkoop zal geschieden bij opbod en afslag en dat de hoogst afmijnende kooper wordt. De heer De Goeje. Is het nu bepaald dat de afslag onmiddellijk zal plaats hebben? De Voorzitter. Dit is niet in het amendement opgenomen. De beer De Goeje. Deskundigen houden het er toch voor, dat het geen bezwaar oplevert en is dat het geval dan zou ik er niet tegen zijn. De Voorzitter. De discussiën zijn geslotenwenscht de heer De Goeje dat zij heropend wordendan zal ik daartoe het voorstel doen. De heer De Clerco. Ik voor mij wensch niet dat de discussiën worden heropend, maar alleen verlang ik dat de juiste bedoeling van het amende ment worde gepreciseerd. Indien er wordt bepaald dat de verkoop bij opbod en afslag zal geschiedendan lees ik daaruit dat de afslag onmiddellijk zal plaats hebben waarmede ik mij wei kan vereenigen. De Voorzitter. Ik wensch op te merken dat ik bereid ben de dis cussiën te heropenen wanneer daartoe het voorstel wordt gedaan en dit aangenomen wórdt; maar is dit het geval niet, dan kan ik eene verdere beraadslaging niet toelaten. De heer De Goeje. Dan stel ik voor de beraadslagingen te heropenen, daar ik gaarne zou willen weten wat de bedoeling is. Tot de heropening der beraadslagingen wordt besloten. De heer De Goeje. Ik had aanvankelijk-bezwaar tegen de bijvoeging van den heer Dercksen, omdat ik meende dat er eenige dagen gewacht moest worden tusschen opbod en afslagwanneer het echter in het voordeel van den verkooper is dat de verkooping bij opbod en afslag plaats heeft en de bezwaren tegen een onmiddellljken afslag hebben opgehouden, dan zal ik er mij niet tegen verklaren. De heer Dercksen. Ik zal gaarne steeds het reglement van orde respec teeren dat ons verbiedt meer dan tweemalen over dezelfde zaak het woord te voerenmaar mag niet ontkennen dat hierdoor wel eens iets ongezegd blijft, dat nuttig ware uitgesproken te worden. Men vraagt niet gaarne ver lof aan de vergadering uit vrees van onbescheiden te wezen. Dan ter zake. Bij de opveiling verkrijgt de hoogstbiedende voorwaardelijk recht. Is hier sprake van ontbindend of opschortend? Ik waag het niet in eene vergadering, waarin bekwame rechtsgeleerde» zitting hebbendie vraag te beantwoorden. Voor de practijk heeft dit ook geen nut. Zooveel is zeker dat de verbin tenis van onze zijde voorwaardelijk is. Immers bet Gemeentebestuur behoudt zich het recht voor al of niet te gunnen. Daarom kan het ons ook onver schillig wezen of er onmiddellijk na de veiling afslag plaats heeft, dan wel acht dagen later. Dat de personen die afmijnen minder serieus zouden zijn dan zij die bieden, is mij nooit gebleken. Ook zijn beide handelingen geheel publiek. Om die reden heb ik dan ook alleen van veiling en afslag, niet van verhooging, gesproken. Die verhooging hoewel plaatselijk ge bruik acht ik minder gewenscht. Zij geschiedt bijna altijd ten huize van den notaris, die niet steeds bij machte is de serieuse van de niet- serieuse koopers te onderscheiden en zich in het moeilijk dilemma geplaatst ziet een bod, op eigen gezag, te weigeren of, het aannemende, eene onvoor zichtigheid te begaan. Ook bij afzonderlijken afslag zal hij die het eerste perceel koopt recht hebben op het volgendeal ware perceel n°. 2 hooger in bod dan perceel n°. 1. De Voorzitter. Het bezwaar van Burg. en Weth. is tot nu toe niet weggenomen maar nog vergroot. Het geval is toch denkbaar dat op een volgend perceel een hooger bod wordt gedaan dan op het voorgaande en dan zal door het recht om de volgende perceelen te naasten de koopprijs van deze lager zijn dan die, welke er reeds voor geboden was. Het hoogste bod voor perceel 1 zal bijv. f 50 zijn en voor perceel 2 en 3 ƒ80. Nu wordt perceel 1 afgemijnd voor ƒ70 en dan zullen perceel 2 en 3waar voor 80 is gebodenook voor 70 genaast kunnen worden. Dit is dunkt mij een groot bezwaar tegen het amendement. De heer Cock. Nu de discussiën heropend zijnzal ik wel geen per missie behoeven om weder het woord te voeren. Ik gevoel mij werkelijk gedrongen er op te wijzen, dat het bezwaar, hetwelk men m. i. te onrecht zoekt in die 8 dagen, nu dan toch geheel vervalt, nu de heer Dercksen voorstelt den afslag onmiddellijk na den inzet te doen plaats hebben. Ik kan waarlijk niet begrijpen, hoe men zoo vasthoudend kan strijden voor het stelsel van verkoop alleen bij opbod. Duizenden verkoopiogen hebben er jaarlijks plaats en steeds geschieden die in deze provincie eerst bij opbod en dan bij afslag, met of zonder tusschenpoozen. Ik geloof dat werkelijk tegen dergelijk wijze van verkooping volstrekt geen bezwaren kunnen bestaan. De heer Dercksen. Alle argumenten welke ik zooeven door den Voor zitter hoorde aanvoerenzijn niet zoozeer tegen mijn amendement als wel tegen het door het Dagelij ksch Bestuur gewilde recht van naasting gericht. Het is hier de toepassing vanCe qu'on voit et ce qu'on ne voit pas. Wat men ziet is het feit dat perceel 2 minder opbrengt bij afslag dan bij veiling. Wat men niet ziet, maar vermoedt; is de hoogere koopprijs, die van perceel 1 verkregen wordt, omdat het recht van naasting er onder begrepen is. De afslag op één avond geeft te dien opzichte geen ander resultaat dan die op twee avonden. De Voorzitter. Ik heb een voorbeeld genoemd dat een hooger bod gedaan was voor een volgend perceel, hetgeen wij bij de afmijning zullen moeten laten glippen, waardoor dan een zekere winst moet worden prijs gegeven. De heer Dercksen. Weet gij dan hoeveel de winst is? Ik geloof dat die niet kan berekend worden en dat juist in de afmijning soms de winst moet worden gezocht. Ik herhaal het: wie het eerst eene reeks perceelen koopt verkrijgt niet slechts een stuk grond, maar een recht. Ook dat recht betaalt hij en verkrijgt hij niet zonder concurrentie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1880 | | pagina 4