99 en dit dan zal worden betiteld met den naam van bek. Dan zal immers het doel der bepaling gemist worden? De Voorzitter. Ik geloof nietdat daarvoor vrees behoeft té bestaan, daar toch ieder eigenaar op zijn terrein de afscheiding kan maken zooals hij wil j en wanneer zij beiden waren zooals de heer Cock ze zich voorstelt, zouden zij elkander op die wijze het leven niet onaangenaam kunnen ma ken zonder het tegelijkertijd zich zeiven te doen. De heer Cock. Het kan toch zijnen daarom zou ik wel de goedkeuring aan Burg. en Weth. opgedragen willen zien. Men kan te doen hebben met onwilligen tegenover de stad en door hun toedoen zal het Plantsoen kunnen ontsierd worden. Daarvoor moet worden gewaakt. De Voorzitter. Burg. en Weth. hebben alleen den welstand op het oog en achten het onverschillig of er hekken komen. De heer Cock. Bij het plaatsen van hekken is toch altijd meerdere welstand denkbaar. Art. 9 wordt, zooals het door het amendement van den heer De Clercq is gewijzigdzonder stemming goedgekeurd. Art. 10. De heer Wilhelmï Damsté. Bij herhaling heb ik dit artikel gelezen ten einde er de bedoeling in te ontdekken of het aan de koopers ook ge oorloofd zal zijn op drie perceelen slechts één huis te zetten. Wanneer dat de bedoeling mocht zijn, dan zou ik wel wenschen om in plaats van: *2 of 3 perceelen", te lezentot 5 perceelen". Hetgeen er nu bij de bebouwing van het terrein van den grond overblijft valt mij niet meê aan lucht en licht zullen de bewoners van de Binnenvestgracht nogal benadeeld worden en om daaraan tegemoet te komen komt het mij wen- schelijk voor dat bepaald worde dat de tuinen zoo groot mogelijk worden gemaakt. Wanneer men slechts op drie perceelen een fiksch heerenhuis mag bouwen dan kunnen er aan weerskanten maar kleine tuintjes worden ver kregen en dat zou ik bejammeren. Om hieraan tegemoet te komen, heb ik de eer voor te stellen, de tweede alinea van het artikel te lezen: »De kooper van een perceel kan voor denzelfden koopprijs nog hoogstens vier daarop onmiddellijk volgende en aan elkander grenzende perceelen naasten mits zich dadelijk daaromtrent verklarendemet dezelfde verplichting omtrent bebouwing als bij art. 6 is omschrevenmet dien verstande dat vergunning kan worden verleend om op de gekochte perceelen slechts één woonhuis op te richten." Dit amendement wordt voldoende ondersteund. De heer Dercksen. Ik ondersteun dat amendement ten sterkste. Ik kan het doenomdat ikware ik een paar maanden vroeger lid van den Baad geweest, zeer geijverd zou hebben tegen eene voordracht, welke, mijns inziens, de ruïne van het Plantsoen mag geheeten worden. In mijn stelsel dus hoe minder huizen hoe liever en nu schijnt dit amendement er toe te kunnen leiden dat op al de door een kooper te koopen perceelen slechts een huis gebouwdzooveel meer lucht en uitzicht aan de huizen der Binnen vestgracht zai gelaten worden. Ware ik echter een voorstander dier be bouwing ik zou vragen of de door den heer Damsté geformuleerde zinsnede niet verder gaat dan in zijne oorspronkelijke bedoeling ligt. Wat mij be treft, ik zal altijd daarvoor stemmen. Immers al werd op de 47 perceelen maar één huis gebouwd dan ben ik volkomen tevredenomdat ik zonder een enkel huis nog tevredener zou zijn geweest. De heer De Clercö. Alles hangt naar mijne meening af van het inder tijd goedgekeurde voorstel tot bebouwing van het Plantsoen. Wenscht men een aaneengesloten bebouwing, dan wel eene bebouwing met villa's of op zich zelf staande huizen? Is dit laatste het geval, dan ondersteun ik het voorstel van den heer Damsté, maar ik zou niet gaarne medewerken dat getreden werd in de economie van het voorstel. De heer Van der Lith. Mijne aarzeling hoe over dit voorstel te stem men heeft nu opgehouden te bestaan. Wat toch is het doel van het voorstel tot bebouwing geweest? Toen het plan tot bebouwing werd aangenomen bestond er behoefte aan huizen; men verlangde dat eenige woningen zouden verrijzenmaar tevens dat het Plantsoen dezelfde lachende plaats als nu zou blijven. Beide doeleinden kan men met het voorstel van den heer Damsté bereiken. Want zelfs als hetgeen nauwelijks denkbaar is ieder kooper van een perceel er nog 4 naastdan blijft er nog gelegenheid voor den bouw van een goed aantal woningen over. Wanneer er nu een tiental fraaie wo ningen zullen verrijzendan zal voorloopig in de behoefte voorzien zijn, en wij willen hopen dat binnenkort op meer afdoende wijze daaraan zal worden tegemoet gekomen. Bovendien zal men een groen en bloeiend Plantsoen kunnen behoudenen ik geloof dus dat dit voorstel wel kan worden aangenomen. De heer De Goeje. Het is tot mijn leedwezen dat ik het met den vorigen spreker niet eens kan zijn en wel daarom, omdat dan naar mijne overtuiging noch de demping der grachtnoch de opoffering van een deel van het Plantsoen zou gerechtvaardigd zijn. Gebrek aan geschikte woningen was de aanleiding tot het besluit van den Baad, daartoe over te gaan. Ik dacht dus dat wij zouden zien verrijzen woonhuizen voor de fatsoenlijke middenklasse, goedkoope heerenhuizen en dat het de bedoeling was eene geregelde straat aan te leggen met tuintjes vóór de huizen. Wanneer wij echter dit voorstel aannemen en er maar 10 of zelfs nog minder huizen op de gedempte gracht zullen komendan geloof ik dat niet zal voldaan zijn aan de beweegreden, waarom tot de demping der gracht werd besloten en zou bet mij leed doen, daartoe indertijd medegewerkt te hebbeD. De heer Hartevelt. Ik ben het met den vorigen geachten spreker, den heer De Goeje, eens, dat het wel degelijk de bedoeling is geweest, dat op de gedempte Binnenvestgracht kleine en grootere woningen zouden worden gebouwdom daardoor in eene gevoelde en erkende behoefte te voorzien. Nu hoor ik, tot mijne bevreemding, door twee leden van de Com missie van Financiën een plan aanprijzenwaardoor, mocht het doorgaan slechts 9 ot 10 gebouwen zullen verrijzen. Yolgens het oorspronkelijke plan kunnen er 47 huizen worden gebouwdik erken dat er ook behoefte be staat aan grootere woningen; welnu, laat ik voor een oogenblik het getal tot 30 terugbrengen, dan zal het toch van belang zijn, dat zoovele be woners in de plaatselijke belasting zullen deelenhetgeen meer zal bedragen, dan wat door 9 of 10 bewoners, zij het ook in hoogere klassen, wordt bijgedragen. Ik zal dus, èn om de behoefte aan middelsoort-woningen, èn om het belang onzer finanoiën, tegen het voorstel van den heer Damsté stemmen. De heer Van der Lith. Ik moet ten sterkste opkomen tegen de rede neering van de beide laatste sprekers. Het is nooit het plan geweest te verkrijgen wat zij bedoelenten minste ik héb nooit aan een aaneengescha kelde straat gedacht. Het lag dan ook niet in het plan. Immers de bepa ling dat de kooper recht heeft een zeker aantal perceelen te naastenbe wijst, dat men wel degelijk op huizen in tuinen gelegen het oog had. Wat nu tegen de leden der Commissie van Financiën is aangevoerd, is niet juist. De Commissie van Financiën heeft in deze geen advies uitgebracht; maar wanneer zij dat gedaan had, dan had zij gerust kunnen voorstellen, wat nu door hare leden individueel wordt verdedigd. Bij dit voorstel blijft toch de koopprijs dezelfde en krijgen wij toch de uitgave voor de demping terug, zooals aanvankelijk werd bedoeld. Bovendien zullen, zij het dan ook al niet zooveel als door den heer Hartevelt wordt bedoelder toch belasting schuldigen komen die zooveel hooger in de belasting zullen bijdragen. Men moet niet uit het oog verliezen dat de bewoners van villa's altijd hooger zullen worden aangeslagen dan bewoners van kleine huizen en de stad daardoor, al is het niet eene volledige vergoedingin elk geval toch eenige vergoeding verkrijgt. Bovendien mag men hier niet alleen uit het financieele standpunt redeneerenmaar alle voor- en nadeelen behoort men gelijkelijk te overwegen. De heer Wilhelmï Damsté. Het doel van mijn voorstel is alleen koo pers te lokken. Gesteld, er wordt een flink huis gezet, dan zal men ook gaarne daarbij een grooten tuin verlangen. Ik heb overigens het oog op de belangen van de bewoners van de Binnenvestgracht, die zeker gaarne zullen wenschen, dat de huizen ver van elkander worden geplaatst. Het is vooral met het oog op die belangen van de bewoners der gracht, dat ik gaarne de bedoelde vrijheid aan de koopers wensch te laten. Bovendien pleit nog voor mijn voorstel de reeds aangenomen bepaling, dat de gebou wen 30 centimeters dichter bij de gracht zullen mogen komen dan het water was. De heer Donner. Ik heb bezwaar tegen de gunning van vier perceelen voor denzelfden koopprijs. Er kunnen toch koopers zijn die het bepaald op enkele perceelen gezet hebben. Zij zullen misschien gaarne meer willen geven dan een vorig kooper voor een vroeger perceel heeft geboden, maar zij zullen het nu niet kunnen krijgen. Hierdoor zal naar mijne meening de ambitie bij de koopers worden gedood. Ik geloof dat wij er ons toe moeten bepalendat elk perceel afzonderlijk en bij vernieuwing in bod worde gebracht en eene gunning van meerdere perceelen voor denzelfden prijs niet moet doorgaan. De heer Deroksen. Bij mij is nog een ander denkbeeld opgekomen. Wanneer een kooper het recht wordt gegeven één perceel te koopen met de keus van een of meer volgende perceelen te naastendan wenschte ik wel te vragen of niet de mogelijkheid bestaat, dat de belangen der gemeente tamelijk slecht worden behartigd. Gesteld dat perceel 6 geplaatst is tegen over een weinig riant gelegen gedeelte van het Plantsoen zal dan de prijs van dat eene perceel ook moeten beslissen over den prijs der volgende per ceelen Ik geloof dat men er wel op zal mogen lettendat de indeeling eenige waarborgen aanbiedt. De heer Dn Bieu. Ik ben het volkomen eens met hetgeen door de heeren De Goeje en Hartevelt is gezegd. Toen het plan geopperd werd de Binnenvestgracht te dempenbestond er gebrek aan huizenaan kleine heerenhuizen. Ik ben toen met het voorstel niet medegegaanomdat ik niet wenschte dat het Plantsoen zou worden bebouwd; bet voorstel werd echter aangenomen en er werd besloten dat er 47 gebouwen zouden komen. Nu kan ik mij niet vereenigen met de meening van den heer Damsté, om op eenige perceelen één huis te zettenwel zou ik dit kunnen doen als het de bedoeling was een blok huizen op meerdere perceelen op te richteD. Ik geloof dat het bouwen van één huis met een grooten tuin op meerdere perceelen geheel buiten de bedoeling lag, toen het plan te berde werd ge bracht. Men was indertijd van meening, dat er menschen zouden komen, ten einde genot te hebben van het goedkoope onderwijs alhier en dat de kosten zouden kunnen worden gevonden door de belasting, maar men was bepaald tegen de combinatie van perceelen. Dit was nu ook mijne bedoe ling. Ik zou het hoogst nuttig achtenwanneer meerdere perceelen aan een persoon of aan eene vereeniging werden gegund om een blok huizen te bouwenmaar ik zal mij verklaren tegen het oprichten van één gebouw of van ééne villa. De Voorzitter. In de eerste plaats zal ik opvatten hetgeen de heer Dercksen op de redactie van dit artikel heeft aangemerkt. Ook ditmaal geloof ik dat hetgeen hij ten aanzien van het slot van de 2de alinea beeft gezegd niet opgaat. Ziet de heer Dercksen daarin eene vergunning om slechts op één perceel te bouwen voor iemand die b. v. 10 perceelen op verschillende plaatsen heeft gekocht, dan vergist hij zich; dat kan natuur lijk de bedoeling niet zijnen bet is mij niet duidelijk hoe hij aan die opvatting komt. De slotzinsoede toch staat niet op zich zelvemaar moet in verband worden gelezen met hetgeen daaraan voorafgaat. Het bezwaar van den heer Dercksen, tegen bet voorstel van den heer Damsté geopperd, dat nl. een ongunstig gelegen perceel den prijs van volgende perceelen zou kunnen bepalen komt mij daarentegen gegrond voor. Trouwens over het geheel kunnen Burg. en Weth. zich met het amendement van den heer Damsté niet vereenigen. Zooals de heeren De Goeje en Hartevelt reeds hebben opgemerktwerd het plan tot bebouwing aangenomen om te voor zien in het gebrek aan huizen tegen matigen huurprijs. Men wilde familiën, die zich bier wenschten te vestigendaartoe in de gelegenheid stellen. Daarvoor was het noodig dat bouwterrein beschikbaar werd gesteldin die matedat op eenigszins ruime schaal in de behoefte aan woonhuizen konde worden voorzien. Dit doel zoude gemist worden wanneer toegestaan werd dat op 5 perceelen slechts één huis werd gebouwd. Het verwondert mij dat nu wordt gezegd dat men nooit heeft gedacht aan het bouwen van eene straat met 47 aaneengesloten buizen. Bij de indiening van het voorstel hebben Burg. en Weth. ceDe gelithografeerde teekening overgelegd, waarop de 47 perceelen zijn afgeteekendelk groot genoeg om er een huis op te bouwen. De mogelijkheid en zelfs de waarschijnlijkheid werd daarbij voor zien dat voor 'sommige familiën grootere huizen noodig zouden zijn dan die op één perceel kunnen worden gebouwd en daarom werd bepaald dat 2 of

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1880 | | pagina 3