76 N°. 34ft, leiden, 18 December 1880. Ter vervulling van de vacatures, welke op 31 December a. s. in onze Commissie zullen ontslaan door de periodieke aftreding van de heeren Dr. P. L. Rijke, Mr. P. A. Van der LithH. C. Jula en Mr. J. S. Van Doorn, hebben wij de eer aan Uwe Vergadering de volgende aanbe velingen in te dienen. Voor de vacature, tengevolge van de aftreding van Dr. P. L. Rijke, die verzocht heeft niet meer in aanmerking te komen voor eene herbe noeming, de heeren: 1°. Dr. P. Romeyn, 2°. Mr. J. A. F. Coebergh. Voor de vacature, tengevolge van de aftreding van Mr. P. A. Van der Lith, de heeren: 1®. Mr. P. A. Van der Lith, 2°. Dr. J. E. Van fterson JAz. Voor de vacature, tengevolge van de aftreding van den heer H. C. Juta, de heeren: 1°. H. C. Juta, 2°. Dr. E. F. Van Dissel. Voor de vacature, tengevolge van de aftreding van Ir. J. S. D. Van Doorn, de heeren: 1°. Mr. J. S. D. Van Doorn, 2°. Dr. G. Pekelharing. De Plaatselijke Schoolcommissie alhier, D. Bierens de Haan, Voorzitter. Aan den Gemeenteraad. F. Was, Secretaris. N°. 346. Leiden, 20 December 1880. Door het Bestuur der Vereeniging van Burgemeesters en Secretarissen in Zuid- en Noord-Beveland is eene circulaire ingezonden blijkens welke door die Vereeniging is besloten een adres aan de Regeering te richten, inhoudende hel verzoekombijaldien in de wetten op de Nationale Militie en op de Schutterij, die blijkens de Troonrede, aan de Stalen- Generaal ter overweging aangeboden zullen worden, de uitvoering van deze aan de Gemeentebesturen wordt opgedragen in gezegde wellen eene bepaling op te nemen, dat genoemde Besturen eene vergoeding zullen erlangen voor het verrichten dier werkzaamheden. Onder aanbieding van een afdruk van een concept-adres aan de Ministers van Oorlog en van Binnenlandsche Zaken verzoekt het Bestuur der genoemde Vereeniging tevens den steun der Gemeentebesturen om langs den in de circulaire aangewezen weg te trachten lotsverbetering der betrokken ambtenaren te verkrijgen. Het concept-adres luidt als volgt: »Geeft met eerbied te kennen de Raad der gemeente dat hij kennis genomen heeft van de toezegging in de Troonrede ge daandat Wetsontwerpen op de Nationale Militie en op de Schutterij der Volksvertegenwoordiging ter overweging aangeboden zullen worden; dat de Gemeentebesturen bij de vigerende wetgeving niet alleen velerlei werkzaamheden in zake Militie en Schutterij te verrigten hebben, maar ook voor laatstgenoemd onderwerp van Rijkszorg zich tot het doen van uitgaven verpligt zien (Art. 34 der Wet van 11 April 1827 (Staats- blad n°. 17); dat Militie een onderwerp van zuiver Rijksbelang kan geacht worden; dat al is het dragen van een gedeelte der kosten van de Schutterij door de Gemeente nog eenigszins te verdedigen op grond, dat dit Korps, ingeval van brand of oproerige beweging, zamenscholing of andere stoornis der openbare orde, in liet belang der Gemeente, in het geweer moet treden, het onbillijk schijnt, dat het grootste gedeelte dier kosten (zelfs die van den aanleg van schietbanen) ter laste van de Gemeente-fmanciën worden gebragt; dat niet alleen direct door de kosten der schutterij, maar ook indirect het gemeente-budget door uilgaven, die Militie en Schutterij na zich slepen, wordt bezwaard; dal toch, tengevolge van de werkzaamheden, waartoe de Militie- en Schulterijwet de Gemeentebesturen verpligten velen dezer een grooter ambtenaren-personeel in dienst moeten nemen, als waarmede anders kon worden volstaan; dat dit maar al te dikwijls op de bezoldigingen van nadeeligen invloed is, omdat in onderscheiden gemeenten de financiën niet gedoogeneen talrijk bureau-personeel in verband met de diensten die het presteert, te beloonen; dat hel op alle deze gronden wenschelijk schijnt, dal de Staat, het »de arbeider is zijn loon waard" betrachtende, eene vergoeding aan de Gemeente geve voor de ten zijnen behoeve te verrigten werkzaamheden, in zake Militie en Schutterij, opdat de Gemeentebesturen, zoo noodig, de met de daadwerkelijke uitvoering van bovengenoemde Wetten belaste ambtenaren ruimer kunne bezoldigen. Redenen, waarom deze Vergadering zich tot Uwe Excellentie wendt met het verzoek, dat het Haar moge behagen in de Ontwerpen van Wet op de Nationale Militie en op de Schutterij eene bepaling, van destrek king als hierboven aangeduid is, op te nemen." Wij hebben met belangstelling kennis genomen van de pogingen door I bedoelde vereeniging in hel werk gesteld om in deze verbetering te erlangen van den beslaanden toestand. Inlusschen komt het ons niet wenschelijk voor een dusdanig adres aan de Regeering in te dienen en wel hoofdzakelijk op grond dal daarin alleen sprake is van eene ver goeding voor de aan de gemeentebesturen opgedragen werkzaamheden in zake militie en schutterij en daarbij geen melding wordt gemaakt van de vele andere werkzaamheden die door de gemeentebesturen in het Rijksbelang worden verricht. Door nu alleen de aandacht van de Regeering te vestigen op de twee bovenbedoelde takken van administratie, zoude allicht het beginsel in hoeverre voor de uitvoering van Rijkswetten van wege den Staat aan de Gemeenten eene vergoeding zal worden verstrekt, worden gepraeju- dicieerd. Wij meenen alzoo het verzoek niet te kunnen ondersteunen en geven Uwe Vergadering in overweging in dien zin ten aanzien van de circu laire te besluiten. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad. N°. 34?. Leiden, 21 December 1880. Ten gevolge van het door de leden der Commissie van Toezicht op de 'scholen voor middelbaar onderwijs alhier genomen ontslag, geven wij Uwe Vergadering in overweging tol de benoeming van eene nieuwe Commissie over te gaan. Te dien einde bieden wij U hierbij de navolgende aanbeveling aan, beslaande uit dubbeltallen voor de benoeming van 5 leden. Later kan dan de Commissie met één lid worden vermeerderd, ten einde de Com missie op hetzelfde getal worde gebracht als tol dusverre het geval was Eerste dubbeltal: Dr. J. H. C. Kern. Dr. P. J. Cosijn. Tweede dubbeltal: G. P. De Neve. Jhr. J. C. Rappard. Derde dubbeltal: L. C. Quant. Dr. W. P. Weebers. Vierde dubbeltal: Mr. P. A. Van der Lith. Mr. II. Van der Hoeven. Vijfde dubbeltal: Dr. H. A. Lorentz. Dr. A. P. N. Franchimont. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester én Wethouders, enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1880 | | pagina 2