71
N°. 224. Leiden, 29 November 1880.
Krachtens art. 19 van' het reglement voor de Bank van Leening
(Gemeenteblad n°. 9 van 1874) moeten de tarieven van de interessen
en van het administralieloon door de pandgevers verschuldigdtelken
drie jaren onder 'sKonings goedkeuring worden herzien en zoo geregeld,
dat de vermoedelijke inkomsten niet meer bedragen dan noodig is iot
dekking van alle uitgaven, de rente van vijf ten honderd aan de ge
meentekas van het door haar verstrekt kapitaal daaronder begrepen.
Vermits het reglement in werking is getreden met 1 Januari 1875,
zullen bedoelde tarieven wederom aan de goedkeuring des Konings moe
ten worden onderworpen. Onder overlegging van en verwijzing naar
een betrekkelijk schrijven van Commissarissen der Bank, geven wij
Uwe Vergadering in overweging de bestaande tarieven wederom voor
den tijd van drie jaren te handhaven en dat besluit aan de goedkeuring
des Konings te onderwerpen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz.
Leiden, 26 November 18S0.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering bij deze te herinneren dat op
31 December dezes jaars, de termijn van drie jaren, bedoeld bij art.
19 van het reglement voor de Bank van Leening vervalt, en dus tegen
dien tijd de tarieven, genoemd in art. 17 18 van gezegd reglement, onder
's Konings goedkeuring moeten worden herzien,
De dividenden door de Bank aan de gemeente uilgekeerd beliepen
gerekend naar het bedrijfskapitaal over 1879, 3.79 pCt. terwijl zij over
1880 vermoedelijk 3£ pCt. zullen bedragen, en over 1881 blijkens de
onlangs door Uwe Vergadering goedgekeurde begrooting dezer instelling
geraamd zijn op ruim 3 pCt.
Met deze ervaring voor oogen meenen wij, dat er voor het oogenblik
nog geenerlei aanleiding bestaat om eenige verandering te brengen in
het tarief van de rente of in dat van het administralieloon zooals dat
bij het tegenwoordig reglement is geregeld, omdat het maximum van
5 pCt, dividend vooreerst nog wel niet zal worden bereikt, veel minder
overschreden.
Wij meenen U alzoo te moeten aanraden den Koning voor te stellen
om bovengemelde tarieven alsnog voor een termijn van drie jaren te
doen bestendigen.
Commissarissen van de Bank van Leening,
J. T. Bdïs, Voorzitter,
Aan den Gemeenteraad. W. de Jongh, Secretaris,
N°. 225. Leiden, 29 November 1880.
De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen, tegen de voor
drachten van Burg. en Weth. tot afstand van grond aan G. Brandsen en
lot verhooging van den post der begrooting voor 1880, Volgn. 170, Uit-
keering aan het Bijk van het aandeel der gemeente in de kwade posten
wegens de directe belastingen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz.
N®. 226. Leiden, 1 December 1880.
Wij hebben de eer U mede te deelen dat ook bij ons geen bezwaar is
tegen het verzoek van C. Schouten, om ontslag uit zijne betrekking van
onderwijzer 3e klasse aan de openbare school der 4e klasse n°. 2.
Wij nemen derhalve de vrijheid Uwe Vergadering in overweging le
geven hem dat ontslag eervol te verleenen en zulks ingevolge zijn ver
zoek, met ingang van 1 Januari 1881.
De betrekkelijke stukken worden hierbij overgelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz.
Leiden, 29 November 1880.
Edel-Achlbare Heeren!
Tengevolge van zijne benoeming te Sloten, vraagt de ondergeteekende
tegen één Januari 1881 ontslag uit zijne betrekking van hulponderwijzer
aan de openbare lagere school n®. 2 voor onvermogenden.
Met de meeste hoogachting heeft hij de eer te zijn,
Edel-Achtbare Heeren,
Uw dienstw. dienaar,
Aan het Bestuur der gemeente Leiden. C. Scbodten.
Leiden, 1 December 1880.
Ter voldoening aan den inhoud uwer apostille dd. 29 November jl.
n°. 2569en onder terugzending van het adres van den hulponderwijzer
C. Schouten, houdende verzoek om ontslag uit zijne betrekking aan mijn
school tegen 1 Januari 1881, heb ik de eer te berichten, dat ik geene
bedenkingen heb om den adressant het gevraagd ontslag op den genoem
den tijd eervol te verleenen.
De hoofdonderwijzer der openbare school
Aan HH. Burgemeester en Wet- n°. 2 voor onvermogenden
houders der gemeente Leiden. J. P. Lancel.
N°. 229. Leiden, 29 November 1880.
Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hierbij over te leggen twee
statenvermeldende de namen van eenige aangeslagenen in de plaatse
lijke directe belasting dezer gemeente over de jaren 1879 en 1880, die
de gemeente metterwoon verlaten hebben of overleden zijn met voor
stel om aan die personen geheele of gedeeltelijke afschrijving of restitutie
te verleenen tot een bedrag als in de 11de kolom dier stalen is aange
wezen.
Aan den Gemeenteraad.
Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 3 December 1880.
De Commissie van Financiën, in wier handen werd gesteld ten fine
van bericht en raad twee lijsten vermeldende eenige personen die de ge
meente metterwoon verlaten hebben of overleden zijn en in de plaat
selijke directe belasting dezer gemeente over de jaren 1879 en 1880,
waren aangeslagenheeft de eer U in overweging le geven om de door
Burgemeester en Wethouders voorgestelde afschrijving of restitutie te ver
leenen, en wel voor de sommen als in kolom 11 dier lijsten zijn uitge
trokken, tot een gezamenlijk bedrag van 13,71 en ƒ3238,48.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 228. Leiden, 2 December 1880.
Ten aanzien van het verzoek van Mej. S. Winkler om ontslag als on
derwijzeres aan de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen,
geven wij Uwe Vergadering, in overeenstemming met nevensgaand advies
van den Directeur, in overweging het gevraagd ontslag eervol te verlee
nen, met ingang van 1 Januari 1881.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 1 December 1880.
Aan den Edel Achtbaren Baad der gemeente Leiden.
De ondergeteekendeleerares in de aardrijkskunde aan de Kweekschool
voor onderwijzers en onderwijzeressen alhier, heeft de eer tegen 1 Januari
1881, eervol ontslag uit die betrekking le verzoeken.
Aan den Edel Achtbaren Raad 't Welk doende enz.
der gemeente Leiden. S. Winkler.
Leiden, 1 December 1880.
Ter voldoening aan uwe apostille van heden n°. 2594heb ik de eer
U te berichtendat ik met groot leedwezen het besluit van Mejuffrouw
Winkler vernomen heb. Ik moet evenwel de reden, zorg voor hare ge
zondheid eerbiedigen en geef U daarom in overweging hel gevraagd ont
slag tegen 1 Januari e. k. eervol te verleenen.
De directeur der Kweekschool,
J. A. Van Dijk.
N». 229. Leiden, 2 December 1880.
Tengevolge van de langdurige ziekte en het in verband daarmede aan
den stadsgeneeskundige Dr. Ter Laag op diens verzoek verleend eervol
ontslag, is diens praktijk gedurende de laatste helft van dit jaar waar
genomen door andere stads doctoren hoofdzakelijk door doctor Baert.
Hel komt ons billijk voor dat tot belooning van deze buitengewone
diensten de noodige gelden worden beschikbaar gesteld en wel tot een
bedrag overeenkomende met de bezoldiging der stads doctoren uitmakende
f 400 per jaar. Te meer bestaan hiervoor termen nu aan het vroeger geno
men besluit tot aanstelling van een adsistent ter voorziening in gevallen als
de onderwerpelijke tot dusverre nog geen uitvoering is kunnen gegeven
worden.
Wij geven Uwe Vergadering uit dien hoofde in overweging omver
mits blijkens bericht van het college van slads-genees- en heelkundigen
de heer Ter Laag met 1 Juli j. 1. de praktijk geheel heeft gestaakt, eene
som van 200 beschikbaar te stellen ter uitreiking aan die leden van
het college, door wien bedoelde praktijk is waargenomen. Vermits hel
ontslag van Dr. Ter Laag is ingegaan met 8 October j. 1. zoude bij aan
neming van dit voorstel de betrekkelijke post met 193.moeten wor
den verhoogd.
Tevens zal ingevolge raadsbesluit van 29 Januari j. 1. waarbij mach
tiging is verleend tot tijdelijke aanstelling van een stads-doctor in ver
band met de ziekte van Dr Weebers, deze post met een som van 100
moeten worden aangevuld, zoodat wij u voorstellen den post met f 293.
te verhoogen, de gelden te vinden door afschrijving van den post voor
Onvoorziene Uitgavente welken einde een staat van af- en overschrijving
ter vaststelling wordt aangeboden.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz.
N®. 230. Leiden, 2 December 1880.
Bij de verordening van 5 Juni 1879, regelende het getal en de jaar
wedden der leeraren aan het gymnasium is o. a. de jaarwedde van den
leeraar in de Engelsche taal vastgesteld op ƒ1000, met bepaling dat die
jaarwedde tweemalen met ƒ200 wordt verhoogd na drie- en zesjarigen
diensttijd. Vermits deze leeraar mede onderwijs geeft aan de Kweekschool
voor onderwijzers, is, zooals bij de twee laatste begrootingen is mede
gedeeld in overleg met den Minister van Binnenlandsche zaken bepaald
dat voor de berekening van het Rijkssubsidie ad 50 pCt. slechts de helft
van deze verhoogingen in aanmerking zal worden genomen, ten ge
volge waarvan op den post «Jaarwedden der onderwijzers van het Gym
nasium," die verhoogingen dan ook slechts tot het halve bedrag worden
uitgetrokken.
Inlusschen heeft de titularisde heer Plummer, evenals de overige
leeraren in de nieuwe talen, voor het onderwijs aan beide inrichtingen
te geven, aanspraak op eene jaarwedde van ƒ1800 met eene verhooging
tot ƒ2200 na zesjarigen diensttijd, die in October 1881 zal vervuld zijn.
Voor het gymnasium zal hij alsdan ontvangen ƒ1200, terwijl hem aan
de Kweekschool tegen 75 per wekelijksch lesuur zijn opgedragen 10
uren, zoodat de bezoldiging van laatstgenoemde inrichting bedraagt 750.
Genoemde leeraar heeft alzoo tot October 1881 aanspraak op eene toelage
van ƒ150 en na dat tijdstip op eene toelage van ƒ250.
Wij stellen Uwe Vergadering mitsdien voor tol het verleenen van be
doelde toelage te besluiten, onder bepaling dat die toelage zal worden
verhoogd of verlaagd al naarmate het aantal lesuren aan de Kweekschool
binnen de grenzen van het vastgesteld maximum van 24 lesuren per week,
Iko. stukken 1880.