69
W. tio. Leiden44 November 4880.
Wij hebben de eer aan Uwe 'Vergadering ihiernevens over te leggen
de verzoeken van sollicitanten voor de betrekkingen .van stads-genees-
en heelkundige en van adjunct- stads-genees- en heelkundige, als van
Dr. H. Boursse Wils, 3lads geneeskundige .van Wijk VIII en heelkundige
van Wijk VII en VIII, dat hem ook moge worden opgedragende be
handeling der zieke-acmen in Wijk VII, Dr. W. Rutgers van der Loeff
en Dr. M. P. Hus, om benoemd te worden tot genees- en .heelkundige
J. Kiromel, die in aanmerking wenscht te komen voor genoemde be
trekking of voor adjunct- genees- en heelkundige en D. J. Braakenburg,
die in aanmerking wenscht te komen voor de benoeming tot adjunct.
Wij stellen u voor alsuu tot eene benoeming van eenen stads-genees-
en heelkundige, ter vervulling van de vacature ontstaan ten gevolge van
het eervol ontslag verleend aan Dr. Ter Laag, over te gaan, terwijl het
ons wenschelijk voorkomt de benoeming van eenen adjunct- stads-genees-
en heelkundige in eene volgende vergadering te doen plaats hebben.
A?n den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 211. Leiden, 11 November 1880.
Ter vervulling van de vacature in onze Commissie ontstaan, ten ge
volge van het door den heer Mr. J. Goudsmit als lid der Commissie
genomen ontslag, hebben wij de eer aan Uwe Vergadering de volgende
aanbeveling van personen in te dienen:
1®. Mr. J. S. D. Van Doorn, 2°. Dr. G. Pekelharing.
De Plaatselijke Schoolcommissie alhier,
Aan den Gemeenteraad. F. Was, Secretaris.
N". 212. Leiden, 15 November 1880.
Ten aanzien van de in de zitting van 2 October jl. vastgestelde verorde
ningen op de heffing en invordering van bruggelden, is ons door de
Gedeputeerde Staten bericht dat de bepaling der tweede zinsnede van
art. 6 van het besluit lot heffing, volgens welke de grootte der vaar
tuigen, waarvoor geen meetbrieven kunnen worden vertoond, gerekend
wordt naar de hoogste klasse van het tarief, onbillijk is, en er nood
wendig toe moet leidendat veelal voor die vaartuigen meer zou moeten
worden betaald dan wanneer de juiste inhoudsgrootte bekend ware.
Het verdiende huns inziens alzoo overweging om daarvoor in den geest
van art. 4 van Z. M. besluit dd. 11 Maart 1877 (Stsbl. n°. 31) het vol
gende te stellen: »De inhoud der vaartuigen wier schippers of bevel
voerders geen meetbrief vertoonen, wordt begroot door hem die met
de invordering van het bruggeld belast zijn, behoudens teruggave van
hetgeen blijkt te veel te zijn betaald, wanneer binnen zes weken de
meetbrief is vertoond", Gedeputeerde Staten hebben ons tevens uitge-
noodigd hiervan aan den Raad kennis te geven en te bevorderen dat
door dat college aan de opmerkingen worde te gemoet gekomen.
Alvorens hiertoe over te gaan hebben wij gemeend ter zake met de
Gedeputeerde Staten in nader overleg te moeten treden. Wij hebben
namelijk daaromtrent opgemerkt dat, onzes inziens, tegen de voorgestelde
bepaling dit bezwaar bestond dat in de gevallen waarin geen meetbrief
vertoond wordt, bij de verschillende bruggen, welke de vaartuigen suc
cessievelijk moeten passeeren, de inhoud dier vaartuigen door de met
de invordering belaste brugwachters vermoedelijk niet op hetzelfde be
drag zoude worden begroot, waardoor verwarring en moeilijkheden moe
ten ontstaan, en dat het uit dien hoofde de voorkeur verdiende aan de
verplichte betaling van het maximum toe te voegen de bepaling dat zal
worden teruggegeven hetgeen blijkt te veel te zijn betaald, wanneer bin
nen zes weken de meetbrief is vertoond. Bij zoodanige redactie zal een
verschil van raming der onderscheidene brugwachters worden voorkomen
en tevens de onbillijkheid van eene te hooge heffing worden opgeheven,
terwijl alsdan de schippers of bevelvoerders zullen worden aangespoord
om zooveel mogelijk de meetbrieven steeds voorhanden te hebben. Ge
deputeerde Stalen hebben ons daarop bericht dal zij bereid zijn de
stukken in zake de heffing van bruggeld den &oning met gunstig ver
slag aan te biedenmet de .door ons aangegeven toevoeging aan art. 6
van het besluit tot heffing.
Wij geven Uwe Vergadering alzoo in overweging aan art. 6, thans
luidende: »De grootte der vaartuigen wordt bepaald door den meetbrief
door een Ryksscheepraeter afgegeven. Vaartuigen van welke geene
meetbrieven kunnen worden vertoond, worden gerekend naar de hoogste
klasse van bet tarief', toe te voegen de volgende woorden «behoudens
teruggave van hetgeen blijkt te veel te zijn betaald, wanneer binnen
zes weken de meetbrief is vertoond".
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 213. Leiden, 11 November 1880.
Onder overlegging van het betrekkelijk rapport van de Commissie van
Fabricage geven wij Uwe Vergadering in overweging aan G. Brandsen, in
eigendom af te staan een gedeelle van de gedempte sloot langs het Delft-
sche jaagpad in het rapport omschreven onder de daarbij gestelde voor
waarden.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met den meest verschuldigden eerbied te kennen.
Gysbertus Brandsen, zonder beroep wonende aan het Haagsche en
Delftsche jaagpad n°. 151 gemeente Zoeterwoude.
Dat hij onlangs is in het bezit gekomen van bovengenoemd perceel.
Dat hy tot opsiering voor die woning een tuintje wilde aanleggen af
gesloten door een hek of rasterwerk.
Dat voor en aleer daaraan een begin te kunnen maken heeft hij van
de gemeente Leiden benoodigd een strook gronds ter lengte vanp. m. 18
centiaren.
Reden waarom hij zich tot Uwe Vergadering wendt met beleefd ver
zoek den verlangd wordenden grond aan hem in eigendom af te staan.
't Welk doende enz.
Zoeterwoude, 30 September 1880. G. Brandsen.
Leiden27 October 1880.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van G. Brand
sen te berichten dat bij haar geen bezwaar beslaat, om even als
bij Raadsbesluit van 12 September 1877 aan W. B. A. Van Harteveld
is toegestaan, aan hem in eigendom af te staan een gedeelte van de ge
dempte sloot langs het Delftsche en Haagsche trekpadonder de gemeente
Zoeterwoudeuitmakende een gedeelle ter grootte van ongeveer 38 cen
tiaren van het perceel bij het Kadaster dier gemeente bekend onder
Sectie A, n°. 2810, onder de volgende voorwaarden.
1°. dat die grond met een behoorlijk rasterwerk van het jaagpad wordt
afgescheiden op den afstand van 2.65 meters aan het eene einde en van
3,85 meters aan het andere einde van den gevelopstand der huizinge
Tusculumhem toebehoorende.
2®. dat de afstand geschiedt tegen een koopprijs van acht en dertig
guldenbenevens de kosten van overdracht.
Aan HH. Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage, enz.
der gemeente Leiden.
N®. 214. Leiden, 10 November 1880.
Ter vervulling der opengevallen betrekking van Opziener der le klasse
bij de gemeentewerken, hebben zich na gedane oproeping aangemeld
60 personen waarvan de adressen met bijgevoegde getuigschriften en
teekeningen hierbij worden overgelegd.
Na ingewonnen te hebben het advies van den gemeente-architect heeft
de Commissie van Fabricage uit de lijst der sollicitanten krachtens art. 4
van afd. 1 der verordening voor de vaste commissiën na een nauwgezette
overweging een keuze gedaan van personendie door praclische verkre
gen ervaring en theoretische bekwaamheden geacht worden bijzonder
aanbevelingswaardig te zijn, ten gevolge waarvan zij de eer heeft het
volgend alphabelisch opgemaakt drietal ter keuze aan te bevelen.
L. Arnolt, gemeente-architect te Weesp;
H. M. D. Van Gelder, architect en aannemer te Leiden;
G. Looman, chef de bureau bij den architect J. Moll te Hengelo.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Fabricage, enz.
N®.. 213. Leiden, 18 November 1880.
Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering mede te deelen dat de on
derwijzer 2e klasse aan de school n°. 1 voor minvermogenden, A. Zwa
nenburg tot herstel van gezondheid eenige maanden builen 's lands zal
moeten verblijven en dat het, met het o'og op zijne verdiensten als
onderwijzer, in het belang van de school hoogst wenschelijk is dat hem
het vereischt verlof worde verleend met behoud van traktement. Intus-
schen zal alsdan tijdelijk in die betrekking moeten worden voorzien,
ten einde de geregelde gang van het onderwijs niet worde gestoord en
wij meenen u alzoo te moeten voorstellen om machtiging le verleenen
te dien einde over de op den post jaarwedden der onderwijzers uitge
trokken gelden te beschikken. Vermoedelijk zal het verlof voor een
tijdvak van vijf zes maanden moeten worden verleendterwijl blij
kens bericht van den hoofdonderwijzer in den dienst zal kunnen worden
voorzien door (Je tijdelijke aanstelling van eene hulponderwijzeres op eene
bezoldiging van f550 per jaar.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 216. Leiden, 25 November 1880.
Ten aanzien van het verzoek van T. Strengers, om vóór zijn huis aan
den Stationsweg, n°. 13/15, op openbaren gemeentegrond eene gepla
veide sloep te leggen, met een ijzeren hek afgesloten, in de rooiing
der belendende huizen, en een keldergat te maken, geven wij Uwe
Vergaderingna overleg met den Voorzitter der Commissie van Fabricage
in overweging de gevraagde vergunning tot wederopzeggens le verleenen,
mits de stoep niet worde gebruikt tot plaatsing van stoelen of banken
noch lot het zetten van gelagen en tegen betaling van hel recht bepaald
by art. 3 n°. 37 van het tarief vastgesteld den 5 Maart 1857.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan Édel-Achtbare Heeren Burg. en Weth. der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Th. Strengers, wonende
Stationsweg n°. 15 alhier, dat hij voornemens is, deperceelen n°. 13/15
staande en gelegen aan den Stationsweg volgens bijgaande ontwerp te
verbouwen, volgens dit plan wenscht rekwestrant te maken een gemet-
selden koekoek overdekt met een gesmeed ijzeren rooster voor den
kelder aan den voorgevel, en eene geplaveide stoep omgeven door een
licht ijzeren hek lot en in de richtingslijn van de bestaande houten hekken,
zooals* op de situatie-schets met zwarte stippellijn is aangegeven.
Met bescheiden vertrouwen verzoekt rekwestrant van UEdel-Achtbaren
de vereischte vergunning tot het uitvoeren van genoemde werkzaam
heden.
'tWelk doende enz.,
van UEdel-Achtbaren de dienaar,
Leiden, 9 November 1880. T. Strengers.
N". 217. Leiden, 25 November 1880.
Onder overlegging van het rapport der Commissie van Fabricage om
trent het verzoek van J. A. Bernard, om eene brug te leggen over de
sloot langs den Heerensingel, geven wij u in overweging de gevraagde
vergunning onder de voorgestelde voorwaarden te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Ino- stukxbn 1880.