63
scholen het onderwijs kosteloos worde. Zoo zwaar weegt bij hem deze
bedenking. De Commissie vond het derhalve geraden ook te dezen op
zichte haar conservatief beginsel te handhaven, daar de tegenwoordige
regeling jaren lang zonder merkbare nadeelen gewerkt beeft en men niet
beoordeelen kan, of eene verandering wel tot verbetering zou leiden.
Om deze redenen heeft de Commissie ernstig aangedrongen op handhaving
van de bestaande verdeeling.
Wij achten het van belang dat deze aangelegenheid een punt van
ernstige overweging heeft uitgemaakt en wij hebben met belangstelling
van het gevoelen der Schoolcommissie in deze kennis genomen. Hoezeer
wij nu wel niet overtuigd zijn dat de bezwaren tegen eene combinatie
onoverkomelijk zouden wezen, leggen wij ons volgaarne neder bij de
zienswijze der Commissie.
Art. 5, laatste alinea van de bepalingen omtrent de jongensschool der
tweede klasse. In verband met de redactie van diergelijke bepalingen
in ditzelfde artikel en in art. 4 en 7 voorkomende, werd het door ons
regelmatiger geacht deze alinea te lezen als volgt:
Elf onderwijzers waarvan althans zes tweede onderwijzers.
Deze onderwijzers moeten alle bevoegd zijn tot het geven van onder
wijs in de Fransche taal; bovendien moeten vier de bevoegdheid bezitten
voor het onderwijs in het Engelsch en Hoogduitsch of een dezer twee
talen.
De Schoolcommissie meent ook dat deze redactie beter in overeenstem
ming is met de andere bepalingen van dit artikel en neemt de wijziging
gaarne over.
In art. 8 worden o. m. de jaarwedden van de hoofden der scholen
nader geregeldterwijl het aandeel in de schoolgelden wordt ingetrokken.
Daaromtrent is door ons opgemerkt, dat wij ons vooralsnog minder goed
konden vereenigen met het voorstel om de wisselende inkomsten af te
schaffen; wij achtten het niet van gewicht ontbloot dat de hoofden der
scholen ook eenig financieel belang hebben bij den bloei van de aan
hunne zorgen toevertrouwde inrichting en tot dusverre was ons niet
gebleken van eenige aan dat stelsel verbonden bezwaren. Bovendien
achtten wij eene verhooging van de jaarwedden op dit oogenblik niet
dringend noodzakelijkook met hel oog op de verhooging in hel jaar
1874. Uit dien hpofde hebben wij in overweging gegeven de beslaande
regeling van de jaarwedden der hoofden van de scholen voorloopig te
handhaven en met eene herziening te wachten totdat de Wet gedurende
eenige jaren zoude hebben gewerkt eh de hoogere burgerschool voor
meisjes zoude zijn lot stand gebracht. Alsdan zoude kunnen worden
nagegaan, welken invloed de nieuwe regeling heeft uitgeoefend op het
aantal van de kinderen, die de verschillende scholen bezoeken, en de
eventueele herziening der jaarwedden op meer juiste gegevens kunnen
berusten dan thans het geval is.
Ten opzichte van deze opmerking heeft de Commissie gewezen op de
woorden in den aanhef der Toelichting: «Van sommige jaarwedden is eene
verhooging zelfs gebiedend noodzakelijk, daar zij volgens art. 86 der
Wet met hel gemiddeld bedrag der wisselende inkomsten moeten ver
hoogd worden."
Dal artikel luidt als volgt: »Alle op het tijdstip, waarop deze Wet
in werking treedt, dienstdoende openbare onderwijzers en onderwijzeres
sen blijvenzoolang zij hunne betrekking bekleedenin het genot eener
jaarwedde minstens gelijk aan die, welke op dat tijdstip aan hunne be
trekking verbonden was, vermeerderd met de door hen genoten wisse
lende inkomsten. Ter bepaling van het bedrag dezer inkomsten, wordt
tot grondslag genomen het gemiddeld cijfer van hetgeen in de laatste vijf
jaren, voorafgaande aan het jaar, waarin deze wet in werking treedt, of
voor de onderwijzers of onderwijzeressendie korter in dienst zijn ge
weest, over het kortere tijdvak, jaarlijks uit dien hoofde is genoten."
Juist omdat de tegenwoordige wisselende inkomsten bij de vaste wedde
moeten worden gevoegd, komt, zooals de Schoolcommissie opmerkt, de
vraag aan de orde, of men het beginsel van schoolgeldpercenten bo
vendien wil handhaven, wat volgens de toelichting des Ministers op art.
26 door de nieuwe Wet niet wordt uitgesloten.
De Commissie is niet voor het beginselook omdat het voor de scho
len der 3de klasse zoo goed als nietsvoor die der 4de klasse geheel
niets beteekent, en daar de groote wijzigingen in het bedrag van het
schoolgeld geheel buiten toedoen van het hoofd der school plaats heb
ben, zooals by voorbeeld op de scholen der 2de klasse door oprichting
der Voorbereidende school en op de Meisjesschool le klasse door overbren
ging der hoogste klassen naar eene middelbare school. Zonder de boven
aangehaalde bepaling der Wet, zou de Commissie die vraag echter on
aangeroerd hebben gelaten, daar de Gemeenteraad eenige jaren geleden
een voorstel om het aandeel in de schoolgelden bij het vaste traktement
te voegen, verworpen heeft. Nu derhalve eene gedeeltelijke herziening
der wedde moet plaats hebben, meent de Commissie er ernstig op te
moeten aandringen, thans alle wedden nader te regelen. Want al zijn
ook in 1874 de wedden verhoogd, met uitzondering van die der hoof
den van de scholen 1ste klasse, zij zijn nog laag in verhouding van
hetgeen elders genoten wordt. In den Haag ontvangen de hoofden der
scholen 3de en 4de klasse eene vaste wedde van f 1600, met vergoeding
voor vuur en licht, geraamd op een bedrag van 150, waarbij die der
scholen 3de klasse nog ƒ50 aan schoolgeld hebben. In de onlwerp-ver-
ordening wordt de bezoldiging voor de hoofden dezer scholen aldaar tot
ƒ1800 verhoogd, met vrij vuur en licht. In Rotterdam genieten de
zelfde hoofdonderwijzers f 1700. In Amsterdam genoten zij lol dusverre
1700, met teruggave van de aanslagen wegens de drie eerste grond
slagen der Rijks personeele belasting. Thans is de wedde tot ƒ1800 ver
hoogd. Wat de scholen 2de klasse betreft, is de bezoldiging in den
Haag 1700 met ƒ200 aan schoolgeld, bij de ontwerp-verordening ver
hoogd tot ƒ2000 en ƒ2100, met vrij vuur en licht; in Utrecht 1800
in Rotterdam 2200, in Amsterdam vroeger 1600 met 175 aan school
geld, thans ƒ2000 voor de jongensscholen en ƒ1800 voor de meisjes
scholen, rnet teruggave der genoemde aanslagen. Het hoofd derjongens-
school 1ste klasse te Rotterdam ontvangt f 2200 (een met eene toelage
van 400), dat der meisjesschool eveneens 2200 (eene met eene toelage
van 200); voor het hoofd der meisjesschool te 's Gravenhage wordt in
de ontwerp-verordening 2200, met vrij vuur en licht voorgesteld; in
Amsterdam ontvingen beiden vroeger I800,jnet 460 aan schoolgeld,
thans ƒ2300, met teruggave der aanslagen.
Hieruit blijkt, dal, met uitzondering van de wedde voor hel hoofd der
jongensschool 2de klasse, meestal de door de Schoolcommissie voorge
stelde verhoogde wedden minder zijn dan in de genoemde gemeenten,
die met uitzondering van Amsterdam, nog alle de oude regeling hebben,
en tevens dat de verhouding der wedden onderling ongeveer dezelfde is
als elders. Ook is bij de nieuwe regeling alleen onzekerheid omtrent de
jongensschool 2de klasse. De meisjesschool lsle klasse zal, weliswaar,
door de opening der middelbare school eene groote verandering onder
gaan, doch op de bepaling der wedde van het tegenwoordige hoofd dier
school kan die geen invloed hebben. Inderdaad is de voor deze voor
gestelde verhooging haast fictief te noemen, daar in 1879 het veranderlijk
inkomen ƒ600 bedroeg, wat met het traktement van ƒ1500, haar eene
wedde van ƒ2100 verzekert. Het cijfer 525 in de Memorie van
Toelichting is, zooals uit de optelling blijkt, eene vergissing voor 550.
Op de overige scholen zal de nieuwe regeling geen invloed uitoefenen,
waarvan de bepaling der wedde afhankelijk zou moeten gesteld worden.
Indien wy echter mochten meenen dal het wenschelijk isde bezoldi
ging van het hoofd der jongensschool 2de klasse eerst dan tot ƒ230016
verhoogen, als het gebleken zal zijn dat de nieuwe regeling aan de ver
wachting beantwoordt en de taak van het hoofd der school aldus zal
verzwaard zijn, dan kan de Schoolcommissie zich er wel mede vereenigen
de verhooging voor dezen thans te bepalen op 250 en dus de wedde
op 2100 te brengen.
Na overweging van deze beschouwingen der Commissie hebben wij
geen bezwaar om haar voorstel omtrent de jaarwedden met inachtneming
van de bovenbedoelde wijziging over te nemen.
Art. 9. De laatste alinea, bepalende dat een onderwijzer in het bezit
van den hoofdonderwijzersrang, die den leeftijd van 23 jaren heeft vol
bracht, lot tweeden onderwijzer kan worden benoemd, zoude, onzes
inziens, kunnen vervallen. Voor de verschillende scholen toch is slechts
een minimum van het aantal tweede onderwijzers vastgesteld en de be
voegdheid beslaat alzoo, om, wanneer zulks noodig wordt geacht, het in de
verordening genoemd getal te overschrijden. Bleef de bepaling gehand
haafd, dan zoude het weldra regel worden, dat ieder onderwijzer of
onderwijzeres, in het bezit der hoofdakte, na 23-jarigen leeftijd aanspraak
maakt op bevordering, ten gevolge waarvan het karakter van buitenge
wone belooning, dat met de bepaling bedoeld wordt, zoude verloren
gaan. Wel blijft volgens hel ontwerp steeds de beslissing aan den
Gemeenteraad, doch dit zoude niet verhinderen, dat de bevordering in
den regel zal worden toegekend, daar de Raad, de personen niet kun
nende beoordeelen, niet licht tot verwerping van de voorgestelde verhoo
ging zal overgaan. De Commissie meent dat de wijze waarop naar hare
voordracht de bevordering alleen zal kunnen geschieden, zal verhoeden
dat deze bepaling anders dan in buitengewone gevallen zal worden
toegepast. Doch als van den eenen kant wordt gevreesd dat deze bevor
dering, bij handhaving der alinea, weldra regel zou worden en aan den
anderen kant geoordeeld wordt, dat de bepaling van het minimum getal
tweede onderwijzers voldoende aanleiding geeft in de bedoelde buiten
gewone gevallen een voorstel tot bevordering aan den Gemeenteraad te
doen, dan wil de Commissie niet op het behoud der alinea blijven
aandringen.
Verordening II, regelende de inwendige inrichting der scholen enz.
Art. 5. Ten einde uit te maken aan wien de beslissing behoort tot
toelating in de verschillende klassen, kwam het ons wenschelijk voor,
dit artikel in twee volzinnen te splitsen en het aldus te lezen:
«Met machtiging van Burg. en Weth. kunnen kinderen of pupillen
van hen, die zich in de gemeente vestigen, tussehentijds worden toe
gelaten."
«Het hoofd der school bepaalt in welke klassen deze kinderen worden
geplaatst."
De Schoolcommissie merkte op dat dit artikel onveranderd is overge
nomen uit de bestaande verordening. Zij is evenwel van oordeel dat de
door ons voorgestelde redactie de voorkeur verdientindien namelijk het
woord «kunnen" in de eerste alinea, geacht kan worden de voorwaarde
in te sluiten, die in het artikel der Commissie door de .woorden «mits
het blijke dat" wordt uitgedrukt.
Art. 6. Voor de buitengewone inschrijving in de maand December, is
geen termijn bepaaldzooals voor de gewone inschrijving is geschied.
Thans worden voor die buitengewone inschrijving ook genomen de eerste
twee volle weken in December. Regclmaligheidshalve zoude alzoo kun
nen worden gelezen: «Die gelegenheid wordt in de eerste twee volle
weken van de maand December gegeven," enz.
Met deze wijziging vereenigt zich de Commissie gaarne.
Art. 10. In dit artikel is niet bepaald, wie omtrent de toelating tot
de hier bedoelde scholen beslist, en er zouden alzoo moeilijkheden kun
nen ontstaan, bij verschil van meening tusschen de hoofden der betrok
ken scholen. De vraag is daarom gerezen of hieromtrent geene bepaling
in dit artikel zal moeten worden opgenomen, waarbij tevens zoude kun
nen worden uitgemaakt, of de te nemen beslissing al of niet aan hooger
beroep zal zijn onderworpen.
Blijkens het rapport der Schoolcommissie zijn er tot dusverre geen
moeilijkheden als bovenbedoeld gerezen en de Commissie vreest ook
niet dat deze zich zullen voordoen. Als het hoofd der voorbereidende
school verklaart, dal zijne leerlingen de hoogste klasse met vrucht heb
ben doorloopendan moeten zij op de scholen voor voortgezet onderwijs
worden toegelaten. Mocht zich onverhoopt later ooit het geval voordoen,
dat de hoofden dezer scholen de leerlingen niet voldoende voorbereid vin
den en geen middel zien om door overleg met het hoofd der voorberei
dende school tot bevredigende schikking te komen, dan kunnen zij zich
aan Burg. en Weth. wenden, ook zonder dal dit is bepaald, en zullen
deze maatregelen nemen lot betere aansluiting der scholen onderling. Het
komt ons voor, dat na deze toelichting het artikel kan gehandhaafd blijven.