57
«ene betere bediening der bruggen noodig is en overtuigd dat waar wij een
flinke bijdrage zullen moeten geven er niets tegen is de schipperij ook wat
te doen dragen.
De beer Scheltema. ik ben zeer voor eene betere bediening der draai-
bruggen, maar alleen tegen het middel door Burg. en Weth. voorgesteld,
tot dekking der kosten. Ik zie er niets geen bezwaar in uit de stadskas de
vereiscbte som te verkrijgenniet de kosten ten laste der schipperij te
brengen, maar daarmede den booidelijken omslag te verhoogen. Dat de
schipperij meer overheeft voor spoediger bediening der bruggenwil ik
gaarne geioovendaar zij nu gewend is aan zoo trage bediening. Dat is
bet gevolg echter van de draaibruggen. Bij de vroegere ophaalbruggen
bad men die groote vertraging niet. Ten slotte verkeer ik geheel onder
den indrukdat de eenige aanleiding voor het voorstel tot verhooging der
bruggelden in niets anders is gelegen dan in de noodzakelijkheid om de
bediening der draaibruggen te verbeteren. Als daarvoor geen geld noodig
was, zou er, geloof ik, geen voorstel tot verhooging der bruggelden zijn
gedaan.
De beer Van der Lith. Een woord slechts, mijnheer de Voorzitterl
om op te helderen wat gij niet begrepen schijnt te hebben. Door mij is
protest aangeteekend tegen uwe woorden, dat het voorstel door Burg. en
Weth. ingediend slechts de eerste stap was op den weg, die door Burg.
en Weth. zal worden ingeslagenom een andere verdeeling van lasten te
verkrijgen. Daartegen heb ik willen waarschuwendat had ik op het
oog. Het woord «leening" heb ik overigens niet gebezigd.
De heer Cock. Tegenover het protest van den heer Van der Lith wensch
ik deze verklaring te stellen dat ik met zeer veel genoegen een voorstel
van Burg. en Weth. tot wijziging van onze gemeentelijke belastingen zou
vernemen.
De heer Donner. Ik heb eigenlijk niet recht begrepenwat de heer
Van der Lith bedoelde toen hij van een stelsel van belastingen sprak.
De Voorzitter. Ik geef u in overweging deze gedachtenwisseling voort
te zetten als het ingediende voorstel van Burg. en Weth. in behandeling
komt. Dan zal ik het gaarne nader adstrueeren. Onze bedoeling was na
tuurlijk niet verder te gaan, maar de lasten daar te brengen waar ze behooren.
De heer Van der Lith. Juist. Eene andere verdeeling te ontwerpen,
zoodat dan ook lasten op handel en nijverheid zullen worden gelegd.
Zoodra ik dat woord uit uw mond vernam, heb ik mij verplicht geacht,
mijnheer de Voorzitter, daartegen op te komen.
De heer Habtevelt. Ik acht mij verplicht een woord te spreken om
trent de voordracht van Burg. en Weth. En als voormalig lid van de
Commissie van Financiën, èn als lid van de Kamer van Koophandel, heb
ik steeds vrees gekoesterd dat de schipperij te zwaar zal worden gedrukt.
Hoezeer ik eehter ook getracht heh een beter voorstel te ontwerpeneen
ander tarief te maken, wat misschien billijker zou geacht worden, is mij
dit niet gelukt, en zal ik met de voordracht medegaan. Dat met dit tarief
de kosten voor de gemeente niet zullen gedekt zijn, is ook mijne overtui
ging, en dat het niet alleen de draaibruggen zullen zijn, die beter zullen
worden bediendconstateer ik met genoegen.
De heer Wilhelmy Damsté. Daar ik bemerk dat mijn amendement
geen kans beeft om te worden aangenomenzal ik het kortheidshalve
intrekken. Alleen wensch ik er op te wijzen, aan boe groote inconsequentie men
zich schuldig maakt door deze verhooging van bet tarief aan te nemen.
Een jaar of wat geleden geeft de Raad l ton voor een locaalspoorwaar
Leiden niets aan heeft, waar men geen aansluitende plaatsbiljetten kan
nemen. Voor den locaalspoorweg LeidenWoerden geeft de Raad I ton.
En nu zal men beproeven de schipperij zwaarder te belasten en zoodoende
onze bloeiende veemarkt en turfhandel in gevaar brengen.
De Voorzitter. Ik heb geen mandaat om ten aanzien van de verleende
ton gouds aan den spoorweg LeidenWoerden namens den Raad te spreken.
Maar nu gij een berouwhebbend college dat verwijt voor de voeten werpt,
geloof ik wel te kunnen zeggen dat, si détail a refairewij bet zeker niet
weer zouden doen. Tegenover die uitgaaf voor de vervoermiddelen te land
staan echter de uitgaven in onzichtbaren vorm op de gemeeotebegrooting.
Ik heb gewezen op de renten der kapitalen voor bet graven van vaarten
betaald, en op de duizenden voor bet onderhoud van jaagpaden vaarten enz.,
die in het belang der schipperij worden uitgegeven. De schipperij beeft
dus zeker den vervoermiddelen te land niets te benijden.
De heer Wilhelmy Damsté. Slechts één woord nog, mijnbeer de
Voorzitter. Als er sprake is van verwijt, behoef ik mij dit niet aan te
trekken, daar ik tijdens het voteeren van die f 100,000 niet de eer bad
lid van den Raad te zijn. Maar dat wil ik wel zeggen dat, indien ik toen
lid van den Raad geweest ware ik er toen ook voor zou hebben gestemd.
De algemeene beraadslaging wordt gesloten.
Art. 1 wordt met 11 tegen 4 stemmen aangenomen.
Tegen stemden: de heeren Wilhelmy Damsté, Scheltema, Du Rieu en
Juta.
Art. 2 wordt met 12 tegen 3 stemmen aangenomen.
Tegen stemden: de heeren Wilhelmy Damsté, Scheltema en Du Rieu.
De lieer Cock verlaat de vergadering.
Art. 3.
De heer Van Iterson. «Reis" beteekent hier, zeker «maal", mijnheer
de Voorzitter.
De Voorzitter. Er bestaat geen bezwaar «reis" in «maal" te verande
ren. Burg. en Weth. nemen die wijziging over.
Art. 3 wordtaldus gewijzigd goedgekeurd.
Art. 4.
De Voorzitter. Burg. en Weth. wenschen eene kleine wijziging voor
te stellen. Het gebeurt vaak dat turfschepen van ligplaats veranderen op
last van den marktmeester en dan eene of andere brug moeten doorvaren.
Nu zou het niet billijk zijn dat zij dan nog bruggelden moesten be
talen. Wij stellen derhalve voor het artikel te lezen: «Voor vaartuigen,
die op last van den marktmeester van ligplaats veranderen oï die blijkens
schriftelijke verklaring van den gemeente-architect," enz.
Aldus gewijzigd, wordt bet artikel met algemeene stemmen aangenomen.
Art. 5.
De heer Du Ried. In dat artikel is sprake van den tijd van bet ope
nen der bruggen. Jk zou er de voorkeur aan geven dat voor alle maanden
het openen der bruggen werd gesteld van zonsop- tot zonsondergang; na
zijn er voor verschillende tijdperken in het jaar verschillende tijdstippen van
opening bepaald. Mij dunkt dat Burg. en Wetb. wel hadden gedaan deze
opmerking van de Kamer van Koophandel niet te verwerpen.
De Voorzitter. De laatste opmerking is niet ongegrond. Veel hech
ten wij niet aan de tijdsbepaling. Als gij het voorstel wilt doen, zijn wij
bereid dit over te nemen. Er is misschien alleen dit tegen dat 's zomers
de zon zoo indiscreet vroeg opkomt.
De heer Du Rieu. Ik beb de ondervinding dat 's zomers de schippers
heel vroeg varen en den nacht boven den dag verkiezen.
De Voorzittbr. Het is niet de quaestie van het openen der bruggen;
de schippers kunnen altijd door. De quaestie is allcem, of zij volgens een
booger tarief zullen moeten betalen. Doet gij echter een voorstel om het
artikel te veranderen?
De heer Du Rieu. Ja. Ik stel voor bet Brtikel te lezen«van zonsop-
tot zonsondergang.
De heer Van Iterson. Ik wil niet in de qunestie treden, hoe dikwijls
het tijdstip veranderd moet worden en of het wensohelijk is dat dit juist
5 maal 'sjaars geschiedt. Evenmin wil ik beweren dat de aangegeven uren
juister zijn dan andere, die men zou kunnen noemen. Maar als er vaste uren
aangegeven zijndan kan verschil tusschen de schippers en den brugwach
ter over de vraag, of het gewone of buitengewone tijd is, nauwelijks voor
komen. Neemt men het voorstel van den heer Du Rieu aandan veran
dert het tijdstip bovenbedoeld 865 maal 's jaars en loopt men kans dat
schippers en brugwachters eiken dag kijven, of de zon op is, al dan niet.
Of het uur wat vroeger of later wordt gesteld, is mij hetzelfde, mits er
slechts vaste uren worden bepaald naar de klok te Leiden. Met de bepaling
van zonsop- en zonsondergang kan ik mij volstrekt niet vereenigen.
De heer Wilhelmy Damsté. Wanneer het voorstel van den heer Du
Rieu niet wordt aangenomendan zou ik in bedenking geven de vergadering
om het vergevorderde uur te sluiten en deze zaak aan te houden, daar,
zooals het hier is voorgesteld, het niet wenschelijk is «6 ure" te behouden.
Ik zou gaarne zien dat des zomers de bruggen 's morgens te 4 uren voor
gewoon tarief werden opengemaakt.
De Voorzitter. Het betreft alleen de quaestie der opening op gewonen
of buitengewonen tijd.
De heer Wilhelmy Damsté. Dat is dubbel geld. Een schipper zou
alsdan te 4 uren kunnen varen zonder dat hij extra betaalde.
De beer Donner. Ik vrees, gelijk de heer Van Iterson gezegd heeft,
dat de brugwachters en schippers telkens in twist zullen gerakenwanneer
de berekening steunt op het beginsel van zonsop- en ondergang. Beter
zou ik bet vinden de uren van opening wat vroeger en den tijd van sluiting
wat later te stellen. Is er geen vaste tijd bepaald, dan is het te voorzien
ÜBt er ongeregeldheden tusschen de brugwachters en schippers zullen voor
vallen.
De Voorzitter. Ik veroorloof mij op te merken dat deze regeling niet
alleen te Rotterdam in de oorspronkelijke verordening is opgenomen, maar
in de onlangs voor 5 jaren verlengde verordening is bestendigd. Tegen
ons voorstel kunnen dus geen overwegende bezwaren bestaan. De beer
Van Iterson beeft echter zeer juist opgemerkt dat het bijna onmogelijk is
precies te weten hoe laat de zon op- of ondergaatterwijl iedereen weet
wanneer eene nieuwe maand begonnen is. Ik ontwaar nu dat wij wat te
spoedig verklaard hebben niets tegen het denkbeeld te hebben en zou wel
in overweging willen gevende voordracht van Burg. en Weth. te volgen.
Ik sluit thans de beraadslaging en zal in stemming brengen het voorstel
van den heer Du Rieu. Wordt dat amendement verworpen dan stel ik voor
dat het artikel geacht wordt te zijn aangenomen.
De heer Wilhelmy DaM3TÉ. Mag ik opmerken dat nog een derde ge
val mogelijk is? De heer Du Rieu stelt alleen voor. de bruggen vroeger
open te houden. Nu is bet nog mogelijk, dat er na verwerping van dit amen
dement eene meerderheid wordt gevondendie de urenin de verordening
voorgesteldwenscht te vervroegen.
De Voorzitter. Mag ik den heer Damsté opmerken, dat de beraad
slaging gesloten is?
Het amendement van den heer Du Rieu wordt verworpen met 10 tegen
4 stemmen.
Voor stemden: de heeren Wilhelmy Damsté, Scheltema, Du Rieu en
Juta.
Thans komt art. 5 in stemming.
De heer De Goeje. Is hierop geen amendement voorgesteld?
De heer Wilhelmy Damsté. Ik heb voorgesteld de behandeling uit tc
stellen.
Het art. wordt aangenomen met 9 tegen 5 stemmen.
Tegen stemden: de heeren Wilhelmy Damsté, Verster, Scheltema, Donner
en Du Rieu.
Art. 6 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Art. 7.
De Voorzitter. Aangezien de 'maand October reeds is aangevangen,
stellen Burg. en Weth. voor, de inwerkingtreding 3 maanden later te stel
len. Wordt de dienstregeling ingevoerd dan zullen er huisjes gebouwd moeten
worden en per.oneel worden aangesteld: voor een en ander is de tijd van
nog geene drie maanden wel wat kort. Ik stel voor, in plaats van «1 Ja-
nuarij 1881", te lezen «1 April 1881". Burg. en Weth. hebben geen
bezwaar den termijn gedurende welken de verordening van kracht blijft,
te behouden tot uit. December 1883, aangezien eene werking gedurende