55
mogelijkheid en daarom moeten wij verschillende waaronder ook deze
belastingen heden.
Niet alleen meen ik aangetoond te hebbendat dit tarief geen druk-
kenden last op do scheepvaart legt, maar ik wensch nog uwe aandacht te
vestigen op de groote uitgavenwelke ten dienste der schipperij door deze
gemeente sinds eeuwen gedaan zijn en nog steeds gedaan worden zonder
dat zij, in evenredigheid van de door haar genoten voordeelen, daartoe bij
draagt.
In de sectiën is reeds aangedrongen op de heiiing van een los- en laad-
geld, om te voorzien in de kosten van onderhoud der kaaimuren, die thans
geheel voor rekening der gemeente zijn; maar dat onderhoud verdwijnt in
het niet, als men berekent welke uitgaven buitendien het budget der gemeente
in zichtbaren en onzichtbaren vorm bezwaren. Ik noem de renten van de
kapitalen besteed aan het graven der Haarlemmer trekvaart, een gedeelte van
de Delftsche vaart, de grachten binnen de gemeente, de kosten van onder
houd der Utrechtsche en Delftsche jaagpaden, van die langs den Zijldijk
en de straks genoemde Haarlemmer trekvaart, die alle te zamen vele dui
zenden beloopen. Wanneer men nu daartegen aanvoert dat door $e uitga
ven de gemeente zich zelve bevoordeelt, dan geef ik dit toe; zeker heeft
zij die op zich genomen om den bloei van handel en nijverheid te be
vorderen en daardoor zich zelve indirect te bevoordeelenmaar evenzeer
zal men moeten toegeven dat de directe voordeelen in de eerste plaats
aan de schipperij ten deel vallen. Waar voor haar zooveel gedaan is, mag
zij haar deel in de kosten der gemeente-huishouding dragen.
De Commissie van Financiën raadt u aan ons voorstel niet aan te nemen,
omdat anders «in allen gevalle het gevaar blijft bestaan voor verloop van
dien tak van nijverheid." Maar even als de Kamer van Koophandel blijft
ook de Commissie van Financiën in gebreke aan te toonen waarheen dat
verloop zich zou moeten wenden. Wanneer wij een tarief voorgesteld had
den dat belangrijk hoogcr was dan op andere plaatsen zou mên ten min
ste nog kunnen beweren dat de schippers liever op die goedkoopere plaat
sen zouden varen; maar ons voorgesteld tarief is niet hooger dan in andere
plaatsen, zoodat daarvoor geene vrees behoeft te bestaan.' Indien het argu
ment eenige waarde had, zouden dan die andere plaatsen niet reeds sinds
lang hare scheepvaart hebben zien vervallenen zoude die niet nagenoeg
geheel in ouzo goedkoopc gemeente geconcentreerd moeten zijn?
Het wel of wee der scheepvaart hangt niet af van eene gemiddelde ver
meerdering der oiikostrekcning met hoogstens 40 cents per reismaar
veeleer van het uit den weg ruimen van belemmeringen waaronder in de eerste
plaats behoort het oponthoud door gebrekkige bediening der bruggen on
dervonden en dit weegt in zoo groote mate dat in eene van de vergaderin
gen der Commissie van Fabricage eene brugwachtster ons verklaarde dat
de schippers haar meermalen 3 en 4 maal het verschuldigde bruggeld be
taalden om maar spoedig geholpen te worden. Ziedaar een treffend en naar
ik vertrouw, afdoend staaltje van den druk, dien de schipperij door do aan
neming van ons voorstel zal ondervinden, maar zeer zeker een bewijs hoe
dringend noodig verbetering is.
Ik kom nu aan het amendement van den heer Dam9té. Vooraf een
woord van dank voor de tijdige indiening van dat amendementwaardoor
wij in staat zijn geweest het in gezette overweging te nemen. Die over
weging heeft echter bij het Dagelijksch Bestuur niet tot instemming geleid.
Integendeelwij raecnen de aanneming er van stellig te moeten ontraden.
De toelichting van het amendement luidt als volgt: «Voor onzen kleiu-
'handel, zoowel als voor den handel in turf, welke hier zeer uitgebreid is,
«doch vooral voor onze zoo bloeiende veemarkt, vind ik het voorgestelde
«tarief te hoog. Het is gevaarlijk de scheepvaart zóó zwaar te belasten en ook
«niet billijk tegenover de middelen van vervoer te land, waaraan wij soms
«9ubsidie geven."
De geachte voorsteller heeft daarbij zeker niet gedacht aan de vaarten
die wij gegraven hebbenaan de trek- en jaagpaden en kaaimuren die
wij onderhouden in het belang der scheepvaart, anders had hij zeker niet
beweerd dat de scheepvaart in dat opzicht hij de middelen van vervoer te
land achterstaat.
Maar vooral bevreemdt mij het gevaar, dat hij in ons tarief ziet voor
onze zoo bloeiende veemarktde aanvoer van vee geschiedt toch hoofdza
kelijk met stoomvaartuigenen nu stelt de heer Damstó, in afwijking niet
alleen van ons voorstelmaar ook van alle usanticnvoorom in art. 2
weg te laten de woorden: «verminderd met de ruimte voor de machine
skamer, ketels en kolenruimen", en wel op grond dat de stoomhooten veel
meer laadruimte op het dek hebben dan andere vaartuigen. Zelfs het Kijk,
hij de toepassing der patentbelastingrekent die ruimte niet onder de be
lastbare; maar, behalve dat de stelling van den heer Damstó voor het
minst zeer betwistbaar is, vooral als men denkt aan den door hem genoem
den handel in turf cn zich een geladen turfschip voor den geest steltheeft
hij over het hoofd gezien, dat de aanneming van zijn amendement op art.
2 waarschijnlijk ten gevolge zoude hebbendat de stoomschepen in eene hoogere
klasse kwamen dan bij aanneming van ons art. 2, zoodat hij, met de eonc
hand onze bloeiende veemarkt te hulp willende komen, haar die hulp met
de andere weder onttrekt.
Volgens de berekening van den heer Damstó zal, wordt zijn tarief aan
genomen, ongeveer 5000 bruggeld geheven worden. Bij die berekening
zijn tot grondslagen genomen het tarief door ons voorgesteld en het aan
tal hier gepatenteerde vaartuigen. Tegen die becijfering heb ik gewichtige
bedenkingen, van welke ik zeker ben dut cte geachte voorsteller onmiddel
lijk de juistheid zal toegeven. Vooreerst hebben wij nooit beweerddat
volgens ons tarief la 8000 aan bruggelden zal worden geheven integen
deel hebben wij altijd duidelijk genoeg gezegd dat, naar het ons voorkwam,
met dat tarief de kosten nog niet gedekt zouden zijnechter tegelijkertijd
onze volslagen onwetendheid aangaande dit punt belijdende. Wij brachten
alleen die som in ontvangst om den bekenden post van uitgaaf in de be
grooting te balancceren. Deze grondslag is dus reeds onjuist. Maar verder
redeneert de heer Damstó aldus: Er zijn hier in de gemeente 120 gepaten
teerde vaartuigeu; volgens het tarief van Burg. en Wetb. zullen deze vaar
tuigen, elk éénmaal eene brug passecrende, te zamen ƒ7.00 aan bruggeld
betalen.volgens mijn tarief /4.85. Wanneer nu dc ƒ7.00 ƒ8000 opbren
gen, dan zal 4.85 worden ƒ5100 ruitn. Maar de geachte voorsteller ziet
ZlTTINOVKBSLAO 1880.
daarbij tweeërlei over het hoofJ1°. dat het voor de juistheid zijner bere
kening een onmisbaar vereisehte isdat al die vaartuigen in den loop van
een jaar juist hetzelfde aantal bruggen passeeren, hetgeen natuurlijk niet
aan te nemen isen 2°. dat er onder die gepatenteerde vaartuigen ver
scheidene zijn die nooit bruggeld betalen, omdat dit slechts dan verschul
digd is, wanneer de bruggen voor hen geopend worden, en velen van hen
onder de bruggen door kunnen varen. Eindelijk wijs ik op de schepen
welke hier niet tehuis belmoren en toch bruggeld betalenhieruit volgt dat,
afgescheiden van de ongelijkheid van het aantal te passeeren bruggen het
cijfer van ƒ7.60, dat tot grondslag der berekening diende, in die bereke
ning een geheel ander cijfer zoude moeten zijn.
Nog een ander gebrek kleeft aan het amendementhet brengt het brug
geld voor vaartuigen tot 20 ton toe op slechts 2^ et. Het gevolg daarvan
zoude zijn, dat verscheidene vaartuigendie nu 5 ct. moeten betalen voorlaan
met de helft van dat bedrag zouden kunnen volstaanvoor ontlasting der
schipperijtegenover de groote voordeelen door eene nieuwe dienstregeling
genotenbestaan zeker allerminst termen en het wordt duidelijk dat men
zich niet behoeft te vleien met het tarief van den heer Damsté een be
drag te zullen innen, dat ook maar cenigszins op de geraamde 5100 ge
lijkt. Immers van de vaartuigen van 20 ton en daar beneden zal voor ecu
deel slechts de helft van het tegenwoordige bruggeld worden ontvangen
van die van 2150 hetzelfde ah thans, en alleen die boven de 50 ton
zullen het dubbele betalen. Een gedeelte van de winstdoor de laatste ver
meerdering verkregen gaat op in het verlies bij da eerstgenoemde charters
geleden; de geheele opbrengst zal weinig verschillen van die welke thans
wordt ontvangen, en de geheele uitgaaf, voor dc verbetering van de zaak
benoodigdzal op de gemeente drukkeneene uitkomstwelke de ltaad
niet heeft gewild.
Ten slotte nog een ernstig woord met het oog op den toestand van onze
financiën. Ik vrees dat wij in zeker opzicht op een verkeerden weg zijn,
niet door gebrek aan zuinigheid of door verkwisting, maar door eene on
juiste verdeeling van lasten. Wij zien er niet tegen op uwe goedkeuring
te vragen op plannen waaraan zeifs betrekkelijk hooge uitgaven verbonden
rijn, wanneer wij slechts de overtuiging hebben dut zij in het belang der
gemeente zijn en dat de lasten, welke aan de ingezetenen opgelegd woi-
den, door hen kunnen en ook moeten gedragen worden. Dit laatste
nu is o. i. niet altijd genoeg in het oog gehouden. Het straks door ons
ingediende voorstel is reeds een eerste stap om daarin verbetering te bren
gen en de herhaling te voorkomen van eene fout in vorige jaren begaan
dc fuut n. 1. van het tegenwoordige geslacht te belasten ten gerieve van
volgende geslachten. Evenzoo moeten naar onze opvatting de uitgaven voor
de verbetering, welke wij thans voorstellen, op grond van de vrijheid
welke de wet ons daartoe geeft, voor zoover (lit in billijkheid kan geschie
den gelegd worden op de schouders van hendio er in de eerste plaats
de voordeelen van zullen genieten; en wanneer wij nagaan wat wij op grond
van diezelfde vrijheid, bijv. als raarktgeldcn heften, en wat wij daarvoor
verstrekken, dan zal bij vergelijking zeker niet kunnen worden beweerd «lat,
in verhouding tot de lasten op de schipperij gelegd, hare lusten minder
zijn dan van degenen, die gebruik maken van onze vee- en andere markten.
Belangrijke uitgaven wachten ons. Eene nieuwe hoogere burgerschool
voor meisjes moet worden gebouwddoor de weigering van den Minister
van Binnenlandsche Zaken om het noodigc terrein op de Ruïne af te staanmet
belangrijk hoogere uitgaven dan waarop aanvankelijk gerekend was; een
nieuw gymnasium is dringend noodig, en het subsidie, ingevolge art. 45 der
wet op het lager onderwijs te ontvangenzal aanvankelijk wel is waar
eenige tegemoetkoming gevendoch slechts tot een gering bedragwanneer
gijMijne Heerenu vereenigt met de voorstellen door de Schoolcommissie
ontworpen en door ons in hoofdzaak overgenomen, welke wij u binnenkort
hopen aan te bieden; en over dat geringe bedrag zal weldra, door de
hoogere eischen welke die wet ons stelt, geheel beschikt moeten worden.
Het meest zouden wij het betreurenindien de Raaddoor andermaal ons
voorstel te verwerpenden ergerlijken en onhoudbaren toestand van den
onderwerpelijken tak van dienst handhaafde; maar wilt gij met ons daarin
verbetering brengen dan verzoeken wij u dringendvoordat gij de uitgave
voor die verbetering op de begrooting brengtzonder er door een beter cn
billijker tarief ook meerdere ontvangsten tegenover te stellenwel te be
denkendat de 6650 welke daarvoor gevorderd wordende rente en aflos
sing representeeren van een geleend kapitaal van circa f 100,000.
De heer Wilhelmv Damsté. Wanneer ik bij de indiening van bedoeld
araendement niet de juiste cijfers heb bijgebracht, dan duide men mij
dit niet euvel, daar waar Burg. en Weth. in hun voorstel ook de juiste
cijfers niet hebben medegedeeld. Bij gebrek aan beter, heb ik het getal
schepen welke bier gepatenteerd zijn tot basis genomen. Bij het voor
stellen van mijn amendement heb ik den toestand van Leiden voor oogen
gehouden en mijne herinnering geraadpleegd van 1851 af, toen ik hier in
de stad kwam. Toen werd de Haarlemmermeer drooggemaakt en dacht
de Leidsche burgerij, en dit vermoeden lag voor de hand, dat door den
Raad dezer gemeente pogingen zouden gedaan worden, om dei) weg van
het einde van den Zijl tot de Kaag doorgetrokken te krijgen en bij de Kaag
eene brug over de Ringvaart te hekomenzoodat de producten der Haar
lemmermeer naar Leiden zouden worden overgebracht. Dat is niet gebourd.
Gelukkig echter heeft de scheepvaart de markt van Leiden geholpen en
brachten stoombooten en zeilschepen de producten uit de Haarlemmermeer
naar Leiden. Nu vind ik het gevaarlijk om die schepen, die zooveel wel
vaart aan de stad brengenmet hoogere tarieven te belasten. Het is al
gemeen bekend dat de handel een zeer teedere plant is, die weinig noodig
heeft om haren bloei te verliezen. Van daar mijne pogingen om het door
Burg. en Weth. voorgestelde tarief niet tot wet verheven te zien. Leiden
heeft verschillende wederwaardigheden gehadde stad heeft hare rechtbank
verloren, eene vierde academie is naast de hare hier te lande opgericht,
eene lioogeschool die Leiden afbreuk doet. En om nu iets te doendat
verandering kan brengen in de wekelijksche markt, daarvoor ben ik hui
verig. Had ik die overtuiging niet, dan zou ik voor het voorstel van
Burg. cn Weth. stemmen maar ik ben bang om in eene goede zaak verande
ring te brengenwant de vee- en turfmarkt maken een groot deel uit
van den bloei onzer stad. Op die gronden handhaaf ik mijn amendement.