58 III. Verzoek van A. Van der Heyden, om ontslag als opzichter der lste klasse bij de gemeentewerken. (Zie Ing. St. no. 155.) Wordt met algemeene stemmen besloten dit ontslag eervol te verleenen. IV. Verzoek van G. W. Huls, om een plankijs te leggen. (Zie Ing. St. n°. 166.) Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten dit verzoek toe te staan. V. Voordracht tot het doen rooien van twee boomen aan den Rijnsbur ger weg. (Zie Ing. St. no. 157). Wordt aangenomen met 14 stemmen tegen ldie van den heer Cock. VI. Suppletoire begrooting van het H. G. of Arme Wees-en Kinderhuis dienst 1880. (Zie Ing. St. no. 159). De heer Cock. Ik wensch alleen de opmerking te makendat ik het niet geheel zonder bedenking vind machtiging te verleenen aan een armbestuur om gelden op het Grootboek te beleggen terwijl dat armbestuur nog sub sidie zij het ook een afloopend subsidie uit de gemeentekas ontvangt. Subsidie wordt aan armbesturen gegeven met de bedoeling om hen in de loopende en minstens zeer dringende behoeften van de onder hun zorg staande administratie te helpen voorzienmaar het is in strijd met de algemeen aangenomen beginselen van staathuishoudkunde en met onze ar menwet subsidie aan eenig armbestuur te verleenen, als dit niet oogenblik- lijk volstrekt noodzakelijk is. Hij nu die geld op het Grootboek kan doen inschrijven is niet doodarm te noemen en verkeert dus niet in bedoelden toestand. Ben ik du3 in beginsel tegen het verleenen van eene machtiging aan armbesturen als nu wordt gevraagdik erkendat in dit geval het subsidie is afloopend en de som van uiterst geringe beteekenis is. Ik zal daarom ditmaal over mijn bezwaar heenstappen. De heer Hartevelt. Van het oogenblik af dat de heer Cock verklaart over zijn bezwaar te zullen heenstappen, zoude ik kunnen zwijgen. Het is echter niet overbodig in het midden te brengendat het Bestuur van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis zijn best heeft gedaan om het tijd stip waarop geen subsidie meer zal behoeven gevraagd te wordenzoo spoedig mogelijk te doen aanbreken; de bewijzen zijn daarvan aanwezig; het afloopend subsidie zal over vier jaren geheel ophouden. Wat is nu natuur lijker, dan dat het Bestuur van het Weeshuis, door zuinig beheer, het zoover tracht te brengendat hetna wegvalling van alle subsidietoe- komemij dunkt dat ons geacht medelid de heer Cock deze wijze van handelen moet billijken en goedkeuren; ik meen dat het Bestuur van het Weeshuis lof in plaats van afkeuring verdient. De heer Cock. Ik heb zooeven gezegddat ik het niet vrij van be denking vond eene machtiging aan een armbestuur te verleenenom geld op het Grootboek te beleggenmaar ik heb er bijgevoegddat ik er over heen zou stappen. Ik heb alleen de opmerking gemaakt, omdat als deze machtiging wordt verleend, misschien soortgelijke aanvragen ook van andere armbesturen zouden kunnen komenzonder dat volkomen dezelfde om standigheden als hier aanwezig waren, en ik niet door mijn votum over dat verzoek geacht zou willen worden te beamen eene handeling die ik in het algemeenin strijd acht met gezonde beginselen van staathuishoud kunde. De suppletoire begrooting wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen. VII. Voordracht tot aanvulling van het bedrijf kapitaal der stedelijke gasfabriek. (Zie Ing. St. no. 161.) De heer Scheltema. Een kort woord slechts, mijnheer de Voorzitter, over deze voordracht, meer ter motiveering van mijne stem dan ter bestrij ding van de zaak. Ik heb vroeger reeds zooveel tegen de aanvulling van het kapitaal der gasfabriek in het midden gebrachtzonder dat dit mij veel heeft mogen baten, dat ik niet twijfel of ook deze voordracht zal wel we derom met overgroote meerderheid worden aangenomen. Ik wensch dan ook enkel te zeggen waarom ik op nieuw tegen zal stemmen. Die redeu is dat de wijze van administratie, en in het bijzonder van boekhouding, onzer gasfabriek mij nog altijd niet de waarborgen opleveren dat het kapitaaldat in de zaak wordt gestoken, als kapitaal aanwezig blijft. Dit is in het alge meen mijo bezwaar en ook in het bijzonder tegen dit voorstel. Daarover nog een enkel woord. Er worden eenige posten opgegevenwaaruit de nood zakelijkheid wordt betoogd om nieuw kapitaal op te nemen. Met alle respect nu voor die gegevensmoet ik verklaren dat ra. i. die opgaaf niets be- teekent. In eene zaak van zooveel omvang als de gasfabriek komt het meermalen voor dat de uitgaven op een tijdstip iets hooger zijn dan ge woonlijk en komen van tijd tot tijd dergelijke in verhouding tot den omvang der zaak betrekkelijk kleine, z. g. buitengewone uitgavenvoor als hier zijn opgegeven, maar die leveren geen genoegzamen grond op om dadelijk meer kapitaal of, zooals de voordracht luidtaanvulling van het kapitaal te vragen. Om over de noodzakelijkheid van het storten van meer kapitaal in eene zaak te kunnen oordeelen is meer noodig dan eenige losse opgaven en niemand, die met dergelijke omvangrijke zaken bekend is, zal enkel op zulke losse gronden ten minste als hij niet onverschillig denkt omtrent zijn kapitaal telkens nieuw kapitaal aan de zaak toevoegen. Daartoe is meer noodig. Het is niet genoeg dat men weet dat er behoefte is aan meer kasgeldhet moet blijken dat er behoefte aan meer kapitaal is en vooral wat de oorzaak is van de telkens terugkeerende behoefte aan meer of wel aanvulling van kapitaal. Om dit te weten moet men over den toe stand der geheele zaak kunnen oordeelenmen moet daarvoor een goed overzicht van de zaak hebben. Dit nu is alleen te verkrijgen uit en door de boeken, als die goed zijn, uit de balans, de kapitaal-rekening de winst en verliesrekening enz. Door dezen na te gaan kan men eerst een oordeel krijgen over den waren staat van zaken. Dit alles nu ontbreekt hier. Vroeger is het er geweest, nu niet meer. Men weet thans niets anders omtrent de gasfabriek dan dat telken jare een aanzienlijk bedrag als over- schot (ik druk op dat woord) van de exploitatie der gasfabriek in stadskas wordt gestorten thans hebben wij opnieuw een voorbeeldhoe telkens sommen worden gevraagd ter aanvulling van het kapitaalhoe er telkens kapitaal tekort komt. Tegenover de telkens voorkomende groote overschot ten staan telkens terugkomende tekorten op het kapitaal. Dat is wat men weet omtrent de gasfabriek. Wat men niet weet is of het kapitaaldat telkens naar de gasfabriek gaat, en dat in de laatste jaren, met de nu weer aangevraagde 15.000, reeds tot f 150.000 zal zijn geklommen, werkelijk als kapitaal in de gasfabriek aanwezig blijft, namelijk, of b. v. het kapitaaldat vroeger 3 ton wasnu door die toevoeging van 1£ ton werke lijk 4^ ton is geworden. En wat wij ook niet weten is of het aanzienlijk bedrag, dat telken jare als overschot in de gemeentekas wordt gestort, overeenkomt met de zuivere winst der gasfabriek. Zoolang ik nu die zekerheid niet bezit, zal ik mij, al zal dit weinig baten en ook deze aan vrage wederom worden toegestaan, niet met dergelijke aanvragen vereenigen om opnieuw het kapitaal in de gasfabriek aan te vullen. Ik heb een paar maal reeds het woord «-aanvulling" van het kapitaal gebruikt. Het woord is niet van mij. Het staat in de voordracht. Mijns inziens is het zeer juist gekozen. Aanvulling veronderstelt, dat er iets is verminderd dat aangevuld moet worden. Dit is met het kapitaal der gasfabriek werkelijk het geval. Het kapitaal is verminderd. WaardoorP Er zijn drie oorzaken waardoor vermindering van kapitaal kan ontstaan. In de eerste plaats aU men een gedeelte van het kapitaal uit de zaak neemt. Dit is ten deze niet het ge val van het kapitaal der gasfabriek is als zoodanig nimmer iets afgenomen. Ten tweede als er verlies is geleden in plaats van winst gemaakt. Ook dit is hier het geval niet. Ten derde wanneer er meer winst wordt uitgekeerd dan er werkelijk gemaakt is. En dit laatste is, naar mijn oordeel, het ge val. Vooral ook daarom ben ik tegen de aanvulling van het kapitaal; naar mijne beschouwing bedragen de overschotten, die worden uitgekeerd, meer dan de winst die er gemaakt wordt. Ik herhaal, het woord «aanvulling" is niet van mij, al drukt het m. i. de zaak juist uit. De voorstellers zullen hoogstwaarschijnlijk iets anders en wel vergrooting van het kapitaal be doeld hebben. De heer Van Iterson. Ik zie het woord «-aanvullen" nergens in de stukken staan, mijnheer de Voorzitter! De Voorzitter. Waarschijnlijk hebt gij het convocatiebiljet niet voor u, mijnheer Van Iterson. Burg. en Weth. hebben daarin het woord ge bezigd, maar zonder de beteekenis, die de heer Scheltema eraan gelieft te hechten. Ik zal niet in eene wederlegging treden van al het door dat ge achte lid aangevoerdemaar alleen moet ik hem doen opmerkendat als het waar is dat het kapitaal, dat er in den aanvang was, gedeeltelijk als winst verbruikt is, dan daaruit volgt dat een gedeelte van die winst weer rentegevend is gemaakt, daar van deze aanvullingen van het kapitaal der gasfabriek 5 pCt. rente wordt vergoed. De heer Scheltema. Mag ik daarop alleen antwoordendat als iemand geld in eene zaak steekt hij dit niet alleen doet om rente te behalenmaar in de eerste plaats om zijn kapitaal te behouden. Het is evenmin voldoende voor eene gemeente dat zij alleen rente trekt van het kapitaal dat zij voor eene nijverheidsinrichting aanwendt, maar zij moet ook voornamelijk dat kapitaal behouden. De heer Cock. Ook ik wensch met een enkel woord mijne stem te motiveeren. Ik heb ter beoordeeling van het voorstel een stuk geraadpleegd, afkomstig van ons Dagelijksch Bestuur zelf en eerst onlangs aan ons over gelegd ik bedoel de Memorie van Toelichting tot de begrootingpagina's 16 en 17. Wat zie ik daaruit? Dat de gasfabriek begonnen is inwerking te komen in 1849 vroeger werd er wel eenig gas verbruikt, maar dat rekent niet mede. Van dat jaar wordt dan ook het eerst melding gemaakt in de Memorie. Nu blijkt dat van 1849 tot April 1873, dat is dus ge durende ruim 23 jaar, de stad aan de gasfabriek nooit eenig geld, zelfs niet de geringste som, als bedrijf kapitaal of reservekapitaal heeft gegeven. Gedurende 23 jaar heeft de stad genoten goede winsten ik zal niet zeggen exorbitante winsten is zij geen enkele keer genoodzaakt geweest meer kapitaal in de zaak te steken en had menvergeleken met thans uitstekend gas. Iedereen was toen tevredenalleen drongen de gasver- bruikers nu en dan eens op prijsvermindering aan, met dat gevolg, dat de Raad gewoonlijk om de 6 of 8 jaar dien prijs met een cent of een halve cent verminderde. Die toestand was inderdaad zeer bevredigend enik kan niet nalaten het te zeggenvoor een lid van den Raad al heel wat aangenamer dan de tegenwoordige. In 1873 is in dat alles een algeheele omkeer gekomen; van dat jaar af is men begonnen aanzienlijke sommen in de gasfabriek te steken of te plaatsen. Het grootste deel daarvan strekte tot aanvulling, vergrootiug van het reservefonds en het bedrijf kapitaal terwijl het andere, veel kleiner, gedeelte tot aankoop van huizen en materieel moest dienen. In 1873 werd /"5117a toegestaan enkel voor aanvulling van reservefonds en bedrijf kapitaal. Daar ik intusschen de noodige gegevens niet voor mij heb liggen, waaruit zou kunnen blijken, hoeveel voor reser vefonds en hoeveel voor bedrijf kapitaal gevraagd werd, stel ik dat 30000 van die 51000 voor het laatste doel hebben gediend. In 1876 werden op nieuw 30000 toegestaan voor reservefonds en bedrijf kapitaalstellede helft daarvan of 15000 voor bedrijf kapitaal. In 1877 werden /5200 noodig geacht voor aankoop van huisjes. In hetzelfde jaar 1877 nog eens yj 1200 voor aankoop van een huisje. Bij de begrooting van 1878 werd 16000 aangevraagd voor een directeurshuis. In Maart 1878 13000 voor huisjes en materieel. Op 14 Juni 1879 dus nog zoolang niet geleden 20000 uitsluitend voor bedrijf kapitaal, te zamen dus uitmakende de aan zienlijke som van 136,575. Alleen nu nemende de posten bestemd voor aanvulling van reserve- en bedrijf kapitaalkrijgik 51-|-30-)-20 of/ 100,000 in den tijd van 6 jaar, en zelfs, indien ik alleen optel wat uitsluitend voor bedrijf kapitaal schijnt bestemd te zijn geweest, dan krijg ik nog 30-|-15+20 of f 65000. Ik moet eerlijk zeggen dat zoodanig bedrag in ruim 6 jaar tijds mij te druk gaat. Dat kan de stad op den duur niet bijhouden. Wij krijgen wel 5 pCt. van dat geld, maar dat doet niet veel af, daar wijom dat geld te vinden vroeger inschrijvingen op het Grootboek verkochten en voortaan zelfs genoodzaakt zullen zijn te leenen. Ik heb niet veel kennis van industrieele zaken en nog minder van boekhoudenmaar naar mijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1880 | | pagina 3