Zitting van Dinsdag 7 September 1880,
49
-1
geopend 's namiddags te twee uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. De Laat de Kanter.
Te behandelen onderwerpen:
1°. Benoeming van leden in de vaste commission, als:
a. drie leden van de Commissie van Financiën en uit dezen van den
Voorzitter.
b. twee leden van de Commissie belast met het ontwerpen en her
zien van de plaatselijke verordeningentegen wier overtreding straf is
bedreigd.
c. drie leden van de Commissie tot het ontwerpen en herzien van de
plaatselijke verordeningen betreffende de huishouding der gemeente en
uit dezen van den Voorzitter.
d. twee leden van de Commissie van Fabricage.
2». Idem van een ijker van het botervaatwerk. (152)
3». Verdeeling van den Raad in section.
4*. Rekening van het Stedelijk Werkhuis over 1879. (95)
Tegenwoordig de heeren Van HeukelomWilhelmy Damsté, Driessen,
Cock, Juta, Van der Zweep, Hartevelt, De Fremery, Donner, Du Rieu,
Verster, Van Wensen, Van Iterson, De Goeje en De Laat de Kanter.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
26 Augustus 11. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter. Mijne HeerenNa onze vorige bijeenkomst is ons
Vaderland verblijd door de heuglijke tijding van de gelukkige bevalling
van H. M. onze geëerbiedigde Koningin, van eene Prinses. Bleek ten allen
tijde hoe levendig het gansche Nederlandsche volk belang stelt in alles wat
het Huis van Oranje wedervaartin het afgeloopen jaar hebben wij daarvan in
treurige omstandigheden de bewijzen bij herhaling gezien. De treffende sterfge
vallen die eene donkere schaduw werpen op het afgeloopen jaar 1879, brachten
eene niet geringe bezorgdheid bij het gansche Nederlandsche volk en dus ook
bij de bevolking van Leiden te weeg en niet zonder angst vroeg men
zich afwat de toekomst voor het huis van Oranje zou kunnen opleveren.
Het spreekt van zeil dat de treurige omstandighedenwelke vooraf gingen
in booge mate bijdroegen om de algemeene blijdschap te verhoogen bij
het vernemen van het heuglijk bericht dat ons den laatsten der vorige
maand gewerd. Burg. en Weth. waren zoozeer overtuigd van de blijdschap
en de levendige belangstelling van de ingezetenen van Leiden, dat zij niet
geaarzeld hebben onmiddellijkook uit naam van de vertegenwoordigers
der burgerijvan dezen Raadaan Z. M. den Koning een adres aan te
bieden, waarin zij als tolken van de blijde stemming, welke de Leidsche
bevolking bezielt, hunne vreugde te kennen geven over de heuglijke
gebeurtenis en de beste wenschen uiten voor het welzijn van het huis van
Oranje. Ik twijfel niet of de Raad zal die handelwijze van Burg. en
Weth. ten volle goedkeuren. (Algemeene toejuichingen.)
De Voorzitter deelt mede:
1°. Dispositie van de Ged. Staten der provincie Zuid-Holland, van 30
Augustus jl., G. S. n°. 12, houdende goedkeuring van het kohier der
plaatselijke directe belasting, dienst 1880.
2°. Idem als voren, van 30 Augustus/4 September, G. S. n°. 22, hou
dende goedkeuring van het raadsbesluit tot het voeren van een rechtsgeding
van wege de gemeente, tegen het Roorasch-Katholiek Parochiaal Armbestuur,
betreffende de plaatsing van het Roomsch-Katholiek Armbestuur op de lijst
der Instellingen van weldadigheidonder litt" a van art. 2 der armenwet.
Deze worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Verzoek van C. J. Van Kasom eene stoep te leggen vóór het
pand aan den Vliet n°. 27.
2°. Adres van A. Van der Heyden Jr., om ontslag als opzichter le klasse
der fabricagewerken.
Overeenkomstig de voordraoht wordt besloten deze te stellen in handen
van Burg. en Weth.
3°. Begrootingen met Memorie van toelichting, voor het jaar 1881, van de
Roomsch-Katholieke Armen en het Wees- en Oudeliedenhuis dier gemeente.
4°. Suppletoire begrooting, dienst 1880, van het Heilige Geest- of Arme
Wees- en Kinderhuis.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen
van de Commissie van Financiën.
5 Verzoek van Commissarissen van den Schouwburgtot bekoming van
een subsidie voor het jaar 1881.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te behandelen bij de
begrooting der gemeente, dienst 1881.
De Voorzitter deelt nog mede dat de verkiezing van 4 leden van den
Gemeenteraad, ten gevolge van het overlijden van de heeren Dr. W. C.
Van den BrandelerMr. L. D. SuringarMr. A. Van Hettinga Tromp en
F. Stokhuyzenzal plaats hebben op 5 October a. s., en dat in het hoofd
bureau zitting zullen hebben de heeren J. H. Donner en J. Scheltema en
in het onderbureau de heeren F. A. VersterMr. C. Cock en G. Wilhelmv
Damsté. 3
Aan de orde is:
I. Benoeming van leden in de vaste commissiën.
Ce heeren CockDe Fremery en Verster worden door den Voorzitter
uitgenoodigd met hem het bureau van stemopneming uit te maken.
a. Drie leden van de Commissie van Financiën en uit dezen van den
Voorzitter.
Achtervolgens worden benoemd de heerenVan der Lith met algemeene stem
men; Juta met 13 stemmen (1 biljet was in blanco); Wilhelmy Damsté
met 12 stemmen (de heer Du Rieu verkreeg 1 stem en 1 biljet was in
ZnTINGVERSLAO 1880.
blanco). Tot Voorzitter wordt benoemd de heer Van der Lith met 13
stemmen, zijnde 1 biljet van onwaarde, als uitgebracht op een lid dat niet
tot deze betrekking benoembaar was.
De heeren Juta en Wilhelmy Damsté verklaarden, op de gedane vraag
des Voorzitters, zich bereid de betrekking te aanvaarden.
I. Twee leden van de Commissie belast met het ontwerpen en herzien
van de plaatselijke verordeningen tegen wier overtreding straf is bedreigd.
Achtervolgens worden benoemd de heerenVan der Lith met algemeene
stemmen; Cock met 12 stemmen, zijnde 1 stem uitgebracht op den heer
Goudsmit en 1 biljet in blanco.
De heer Cock verklaarde, in antwoord op de vraag des Voorzitters, zich
bereid de benoeming aan te nemen.
c. Drie leden van de Commissie tot het ontwerpen en herzien van de
plaatselijke verordeningen betreffende de huishouding der gemeente en uit
dezen van den Voorzitter.
Achtervolgens worden benoemd de heeren: Goudsmit met algemeene
stemmen; Cock met 13 stemmen (1 biljet was in blanco) en Le Poole,
met algemeene stemmen. Tot Voorzitter ivordt benoemd de heer Goudsmit
met algemeene stemmen.
De heer Cock verklaarde, in antwoord op de vraag des Voorzitters, zich
bereid de benoeming aan te nemen.
d. Twee leden van de Commissie van Fabricage.
Achtervolgens worden benoemd de beeren: Van Wensen met 11 stemmen
(op de heeren Scheltema en Van der Zweep waren ieder 1 stem uitgebracht
en 1 biljet was in blanco) en Van der Zweep met 13 stemmen (1 biljet
was in blanco).
De heeren Van Wensen en Van der Zweep verklaren, op de vraag des
Voorzitterszich bereid de betrekking te aanvaarden.
II. Benoeming van een ijker van het botervaatwerk,
(Zie Ing. St. no. 152.)
Met 12 stemmen wordt benoemd H. J. Van Nouhuys, zijnde 1 stem
uitgebracht op H. J. Labree Sr. en 1 biljet in blanco gelaten.
De heer Van Heokelom. Mag ik even het woord, mijnheer de Voor
zitter! Ik wenschte gaarne een woord te spreken nu de stemming is afge
loopen. Onder de sollicitanten voor deze betrekking is Labree "genoemd.
Hij werd door Burg. en Weth. belast met de waarneming dezer betrekking
gedurende eenige maanden. Of de heeren ontevreden over de vervulling
zijner betrekking zijn geweest blijkt niet, maar wel dat hij niet door Burg.
en Weth. is aanbevolen. De man heeft mij daarover zijn gevoeligheid en
ontevredenheid komen te kennen geven. Ik wenschte nu Burg. en Weth.
in bedenking te geven om, bij voorkomende gelegenheid, als eene tijdelijke
opdracht wordt gegeven, dit te doen onder de uitdrukkelijke voorwaarde
dat hy, die tijdelijk belast wordt, niet mede mag solliciteeren. Deze man
toch heeft, naar zijne opinie, zijn plicht gedaan en wordt nu op zijde ge
schoven. Burg. en Weth. althans dragen een ander voor. De man gevoelt
zich hierover gekrenkt. Hij meent te zijn achteruit gezet.
?6 ^t00RZII"rEa' Ik wensch met niemand te twisten over zijn recht om
zich gekrenkt ft gevoelenmaar ik geloof dat zonder eenigen twijfel het
recht van Burg. en Weth. vaststaat om voor te dragen dengene, dien zij
het geschiktst achten om eene betrekking te vervullen. De Raad heeft
natuurlijk het recht, als Burg. en Weth. eene voordracht doen, alle inlich
tingen te vragen die hij noodig acht, om te weten waarop de voordracht
steunt; maar Burg. en Weth. kunnen bezwaarlijk ter verantwoording worden
geroepen waarom zij een bepaald persoon niet hebben voorgedragen. Het
i"?°r de hand' t06n de vroegere 'jker 0,18 door den dood ontviel, dat
tijdelijk een ander persoon met zijne werkzaamheden werd belast en evenzeer
dat daartoe werd gekozen de persoon die den overledene behulpzaam was
geweest. Maar het zou, dunkt mij, te ver gaan dat daaruit het gevolg
zou moeten worden getrokken dat een adsistent altijd per se de aangeweze
opvolger vau zijn onmiddellijk voorafgaanden chef zou moeten zijn en men
van zijne diensten geen tijdelijk gebruik zou mogen maken, tenzij men hem
later voor eene definitieve benoeming zou wenschen voor te dragen. Als
eenige betrekking vaceert, b. v. zooals hier door sterfgeval, rust op Burg.
en Weth. de plicht zoo spoedig mogelijk daarin tijdelijk te voorzien. De
Raad heeft overigens het recht van benoeming en behoeft zich in het
minst niet aan de latere aanbeveling tot definitieve vervulling der vacature
te houden maar Burg. en Weth. meenen het recht te hebben vrij te zijn
in het doen van eene aanbeveling en allerminst verantwoording schuldig te
zijnwaarom zij iemand niet hebben aanbevolen.
De heer Van Heukelom. Als uwe opvatting, mijnheer de Voorzitter,
deze is, dat ik bedoelde eene poging te doen om censuur uit te oefenen op de
gedane voordrachtdan moet ik verklaren dat dit volstrekt niet het »eval
is. Ik heb juist daarom bet woord pas gevraagd na de stemming. Ik° heb
alleen willen laten uitkomen dat men de ontevredenheid van dezen man
,..,UniIen. voorkomen> sis men hem de waarneming van de betrekking
tijdelijk had opgedragen onder conditie niet mede te zullen solliciteeren
Dan was men geheel vrij geweest. Ik erken gaarne het recht van Burg.
en Weth. om voor te dragen. Tegen den benoemde heb ik ook volstrekt
niets. Maar ik wenschte de aandacht op het gebeurde te vestigen opdat
in het vervolg niet op nieuw verwachtingen worden opgewektdoor iemand
maanden lang tijdelijk een post te laten waarnemen, dien hij in zijn eigen
oog en dat van Burg. en Weth. (anders hadden zij hem niet aangesteld)
goed vervult en hem dan niet voor definitieve benoeming voor te dragen.
In dergelijke gevallen kon men uitsluitend dengene met de tijdelijke waar-
neming belastendie zich verbond niet voor de definitieve benoeming mede
te zullen solliciteeren.
De heer Hartevelt. Ik had nog niet de eer lid te zijn van het col
lege van Burg. en Weth., mijnheer de Voorzitter, toen Labree tijdelijk
belast werd met de waarneming dezer betrekking, maar ik meen zeer goed
gehoord te hebben dat aan Labree is medegedeeld dat die opdracht niet
ten bewijze strekte dat men hem definitief zou voordragen. Al heeft men
hem dus niet als voorwaarde gesteld niet te mogen solliciteerenhet is hem