47 Art. 10. De toelatingsexamens worden afgenomen door eene Com missie, bestaande uit één lid van de Commissie van Toezicht door die Commissie aan te wijzen, de directrice der school en drie ofmeerleera- ressen of leeraars door de directrice aan te wjjzen. Art. 20. Jaarlijks worden, vóór het einde van den cursus, ten oven- staan van de Commissie van Toezicht of hare afgevaardigden openbare examens afgenomen. Art 21. De leerlingen die genoegzame vorderingen gemaakt hebben, worden tot eene hoogere klasse bevorderd. De anderen moeten ten tweeden male het onderwijs in dezelfde klassen bijwonen. Evenwel kan zjj, die ia enkele vakken niet voldaan heeft, zich bij de opening der lessen aan een nieuw examen in die vakken onderwerpen. De Commissie van Toezicht beslist omtrent de bevordering. Art. 22. Alles wat betrekking heeft op het beloonen en straffen der leerlingen en de wijze waarop hunne vorderingen beoordeeld worden, wordt bij huishoudelijk reglement door Burgemeester en Wethouders, na overleg met de Commissie van Toezicht en den Inspecteur, vastgesteld. Art. 23. Meisjes die verlangen slechts in enkele vakken de lessen bij te wonenkunnen daartoe van Burgemeester en Wethouders verlof be komen. Omtrent de daartoe strekkende verzoeken wordt het advies der Commissie van Toezicht en van de directrice ingewonnen. IIe Ontwerp. Verordening regelende het getal, de jaarwedden, de benoeming en het ontslag der leeraressen en leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden. Art. 1. De jaarwedden der leeraressen en leeraren aan de hoogere burgerschool voor meisjes worden vastgesteld als volgt: a. Voor de directrice, tevens belast met het onderwijs in een der moderne talen, opƒ2500. b. Voor 3 leeraressen in de moderne talenvoor ieder op 1400. c. Voor 1 leeraar in de wis-, natuur- en scheikunde, op 1800. d. Voor een leerares in de geschiedenis en aardrijkskunde, op 1600. e. Voor een leerares in de plant- en dierkunde, op1000. f. Voor een leerares of leeraar in het handteekenenkunst geschiedenis en schoonheidsleer, op-....» 1200. g. Voor een leerares in het handwerken, op400. h. Voor een leerares in het schoonschrijven, op100. i. Voor een leeraar in de staatswetenschappen, op150. k. Voor een leeraar in het boekhouden, op100. I. Voor een leerares in de gymnastiek, op800. Art. 2. De directrice geniet tevens vrije woning of vergoeding voor het gemis daarvan. De onder b, d en e genoemde leeraressen ontvangen 2-maal eene verhooging van jaarwedde van 100 om de 2 jaar. De eerste verhooging gaat in op den dag waarop zij een tweejarigen diensttijdde 2de verhooging op den dag waarop zij een 4-jarigen dienst tijd aan een hoogere burgerschool voor meisjes met 5-jarigen cursus volbracht hebben. De onder c genoemde leeraar geniet 2-maal eene verhooging van jaarwedde van ƒ200 om de 3 jaar. De eerste verhooging gaat in op den dag waarop hij een 3-jarigen diensttijd, de 2de verhooging op den dag waarop hij een 6-jarigen dienst tijd aan een hoogere burgerschool met 5-jarigen cursus of, aan een gym nasium volbracht heeft. Art. 3. Het maximum lesuren 's weeks voor de leeraressen en leeraren wordt vastgesteld als volgt: Voor de onder a, b, c, d en genoemde op 24 uren. Voor de onder e en gr genoemde op10 uren. Voor de onder h genoemde op2 uren. Voor de onder i en k genoemde op1 uur. Voor de onder l genoemde op16 uren. Art. 4. Een leerares of leeraar kan evenwel tijdelijk met meer dan het bepaalde maximum lesuren 's weeks belast worden. In dat geval genieten de onder a, b, c, d, e, i en k genoemde voor elk uur boven dat maximum een toelage van ƒ100 'sjaars, de onder g, h en l genoemde van ƒ50 'sjaars. Art. 5. De Gemeenteraad behoudt zich de bevoegheid voor om in buitengewone gevallen de jaarwedden in art. 1 vermeld te verhoogen en de in art. 2 bedoelde verhoogingen ook toe te kennen voor dat de daar bepaalde diensttijd is volbracht. De besluiten overeenkomstig dit artikel genomen behoeven de goed keuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken. Art. 6. De leeraressen of leeraar onder en l, kunnen levens belast worden met het onderwijs aan de kweekschool voor onderwijzers en on derwijzeressen. In dit geval worden zij voor dat onderwijs afzonderlijk bezoldigd. Overigens is het aan de leeraressen en leeraren sub a, b, c, d, e, f en l verbodenbuiten toestemming van den Gemeenteraadeenige be zoldigde betrekking aan te nemen aan andere dan gemeente-instellingen. Art. 7. De directrice, leeraressen en leeraars worden benoemd door den Gemeenteraad, die vooraf eene aanbevelingslijst van benoembaren ontvangt, door Burgemeester en Wethouders, na verhoor van de Com missie van Toezicht en van den Inspecteur, opgemaakt. Zij kunnen door Burgemeester en Wethouders worden geschorst. Deze geven zoo spoedig mogelijk rekenschap van hun besluit aan den Gemeen teraad. Zij worden ontslagen door den Gemeenteraad, Burgemeester en Wet houders, de Commissie van Toezicht en den Inspecteur gehoord. Art. 8. De schorsing van de directrice, de leeraressen en leeraren geschiedt hooglens voor 3 maanden. Het besluit tot schorsing bepaalt of zij geschiedt met behoud dan wel met gedeeltelijk of geheel verlies der bezoldiging. Art. 9. De directrice, leeraressen en leeraren uit hunne betrekking wenschende te worden ontslagen, zijn verplicht zich daartoe 2 maanden vóór het tijdstip, waarop dat ontslag moet ingaan, schriftelijk tot den Gemeenteraad te wenden. IIIs Ontwerp. Besluit regelende de heffing van schoolgeld voor de leerlingen van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden. De Raad der gemeente leiden, Gezien art. 238 der Wet van 29 Juni 1851 (Staatsbl. n«. 85), Heeft besloten: Er zalte beginnen met het hieronder vermelde tijdstipeen school geld ter gemoetkoming in de kosten van de hoogere burgerschool voor meisjes geheven worden voor iederè leerlinge, die aan deze instelling onderwijs geniet. Dit schoolgeld, dat verschuldigd is door de leerlingen ol', zoo deze minderjarig zijn, door de ouders of voogden, bedraagt voor haar die alle lessen wenschên bij te wonen 60 'sjaars, bij twee of meer leerlingen uit één huisgezin wordt dit schoolgeld voor leder met een vierde vet- minderd en alzoo gesteld op 45. Voor de bijwoning van enkele lessen bedraagt het schoolgeld in een, enkel vak eenmaal 's weeks f 10 'sjaars tweemaal «15 driemaal 20 vier of vijfmaal 25 Bij tusschenlijds verlaten van de school wordt geene teruggave toe gestaan. Het schoolgeld moet in vier driemaandelijksche termijnen worden betaald. Het bewijs van betaald schoolgeld strekt tot toelating. Dit besluit treedt in werking op den derden dag na dien waarop hel besluit regelende de heffing en de voorschriften regelende de invordering van dit schoolgeld zijn afgekondigd. IFe Ontwerp. Verordening regelende de invordering van schoolgeld voor de leer lingen der Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden. Art. 1. Dit schoolgeld moet jaarlijks kwartaalsgewijze door de belas tingschuldigen vóór den lsten September, vóór den lsten December, vóór den lsten Maart en vóór den lsten Juni, ten kantore van den gemeente-ontvanger worden voldaan. Art. 2. Bij gebreke van voldoening geschiedt de invordering der schoolgelden volgens de artt. 258—262 der Wet van 29 Juni 1851 (Stbl. n°. 85.) N". 161. Leiden, 16 September 1880. Naar aanleiding van nevensgaand rapport van Commissarissen der gas fabriek geven wij Uwe Vergadering in overweging eene som van 15000 beschikbaar te stellen tot uitbreiding van het bedrijf kapitaal der gas fabriek onder bepaling dat daarvan 5 pCt. 'sjaars door de fabriek aan de gemeente zal worden voldaande gelden te vinden door eene geld- leening. Wij leggen te dien einde ter vaststelling over een suppletoiren slaat van begrooting, dienst 1880, strekkende tot verhooging der begrooling in ontvangst en uitgaaf met ƒ15000. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 14 September 1880. Commissarissen der stedelijke gasfabriek hebben de eer den Gemeen teraad voor te stellen, voor hunne administratie ƒ15000 beschikbaar te stellen, ten einde hiervan ter voorziening in de behoefte aan kasgeld in verhouding tot die behoefte gebruik te maken, tegen eene rentevergoe ding van vijf ten honderd 'sjaars. Het hierbij gevoegd overzicht van de kas loopende van primo Augustus tot ultimo December dezes jaars, geeft, volgens raming, een vermoedelijk tekort van ƒ12260 op het einde van de maand September, voortspruitend 1°. Uil den, ten behoeve van den geregelden ijk, grooten voorraad gasmeters in 1879 aangekocht, vertegenwoordigende, volgens den inven taris van ultimo 1879, eene meerdere waarde van ƒ10000. 2°. Uil de hoogere inkoopprijzen bij de kolenaanbesteding bedongen. 3". Uit den vluggeren aanvoer dier kolen dan het vorig jaar, waar door dus vroeger kasgeld moest beschikbaar zijn. 4®. Uit de aanschaffing van Cannel-kolentengevolge van het raads besluit van 20 Mei dezes jaars. Gevende deze drie laatste factoren tot ultimo Augustus reeds eene vermeerdering van uitgaaf boven het vorig jaai van ƒ11500. Ten einde dus voor het restant der benoodigde kolen aan de gecon tracteerde voorwaarde van contante betaling te kunnen blijven voldoen is de voorgestelde vermeerdering van kasgeld dringend noodig. Commissarissen voornoemd enz., Aan den Gemeenteraad van Leiden. N°. 163. Leiden, 16 September 1880. In de Raadszitting van 26 Februari jl. werd besloten: 1°. aan de firma Crans dj C°. te 's Gravenhage voor den aanleg en de exploitatie van een stoomtram van Katwijk aan Zee naar Leiden tot de Beesten markt concessie te verleenen, voor zoover deze gemeente betreft, mits in acht worden genomen de door ons college te geven voorschriften ten aanzien van de uitvoering der zaak en 2°. ten behoeve van bedoelde onderneming eene rentegarantie te verleenen van vier procent 'sjaars over een kapitaal van ƒ65000, tot een maximum van ƒ2500 per jaar, order de daarbij gestelde bepalingen. Door de firma Crans <6 C°. wordt thans medegedeeld dat zij het voornemen heeft om de concessie met alle daaraan verbonden rechten en verplichtingen over te dragen aan de Naamlooze Vennootschap »Rijn- landsche Stoomtramweg-Maatschappij", waarvan de concept-statuten wor den overgelegd, terwijl zij verzoekt de daarvoor vereischte vergunning te erlangen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1880 | | pagina 3