46
klassen, o. a. op grond dat leerlingen voor enkele lessen in lagere klassen
doorgaans achterlijk zijn en op de andere een nadeeligen invloed uitoefenen.
Naar het ons voorkomt schijnt het niet wenschelijk toe in deze ver
ordening eene restrictie te maken, welke niet op de Wet gegrond is.
Het bezwaar van den Inspecteur zoude grootendeels vervallenindien
zij die voor enkele lessen wenschen toegelaten te worden, vooraf aan
een examen werden onderworpenwaaruit blijken moet in welke klasse
zij als zoogenaamde toehoorders geplaatst kunnen worden. De vergun
ning tot het bijwonen van enkele lessen zal op grond van het meermalen
aangevoerde door Burg. en Weth. en niet door de Commissie moeten
gegeven worden.
II' Ontwerp.
Verordening regelende het getalde jaarweddende benoeming en
het ontslag van leeraressen en leeraren.
Art. 1. Door de Commissie wordt voorgesteld te bepalen dat de
directrice tevens zal worden belast met het onderwijs of in een der
moderne talen of in de geschiedenis en dat wanneer het eerste het ge
val is, zal worden aangesteld een leeraar in de geschiedenis op f 1800,
en wel op grond dat dit onderwijs slechts uitstekend kan gegeven worden
door iemand die een akademischen graad heeft verworven en het hoogst
wenschelijk is de leerlingen der meisjesschool eenige uren per week
in aanraking te brengen met leeraren, die in hunne jeugd de weten
schap om de wetenschap zelve hebben beoefend. Slechts in het ge
val dat aan de directrice het onderwijs in de geschiedenis wordt opge
dragen vervalt'deze leeraar en zal het noodig zijn met het onderwijs in
de aardrijkskunde den tegenwoordigen leeraar aan de hoogere burger
school voor jongens te belasten. Een gedeelte van zijn tegenwoordig
tractement, ten bedrage van ƒ800, zou dan ten laste van de meisjes
school moeten worden gebracht, terwijl de rekening van de jongensbur
gerschool daarmede zoude moeten worden verminderd.
Vroeger is reeds door den Inspecteur opgemerkt dat voor een bedrag
van 1800 onmogelijk een leeraar in de geschiedenis en aardrijkskunde
zal zijn te krijgen, welke meening is bevestigd door de ondervinding
zoowel bij de jongensschool alhier als bij vacatures aan andere scholen.
Men kan zelfs thans voor 2400 op zijn best iemand krijgen voor één
dier vakken bevoegd en tevens geschikt om aan eene groote school of,
wat nog moeielijker is, aan eene meisjesschool onderwijs te geven,
terwijl dames die de akte voor geschiedenis bezitten, ten gevolge van
de inrichting der akte-examina evenzeer waarborg geven voor eene
wetenschappelijke kennis en meer waarborg dat zij die aan meisjes kunnen
mededeelen. Naar zijn oordeel zal eene onderwijzeres in genoemde vakken
wel te bekomen zijn voor ƒ1400, of des noods voor ƒ1600, in aan
merking nemende dat zij twee vakken zal hebben te doceeren, in welk
geval men bovendien waarschijnlijk eene ervarene onderwijzeres eener
andere school zou kunnen krijgen, en alsdan zal men beter in de be
hoefte kunnen voorzien en toch f 800 minder hebben uit te geven. De
ondervinding aan de meisjesscholen te 's GravenhageRotterdam, Dord
recht, Leeuwarden en Arnhem, heeft hem geleerd dat ook door eene
onderwijzeres uitnemend onderwijs in de geschiedenis en aardrijkskunde
kan worden gegeven.
Waar de Commissie zelve het geval stelt dat het onderwijs in de
geschiedenis aan de directrice wordt opgedragen en dan de aanstelling
van een gegradueerd docent in dat vak vervalt, meenen wij ons meer
te moeten aansluiten aan het gevoelen van den Inspecteur, terwijl wij
evenmin overtuigd zijn dat alleen zij die een academischen graad hebben
verworwen, wetenschappelijk onderwijs zouden kunnen geven. Zeker
zoude eene goede regeling niet mogen afstuiten op de hoogere bezoldiging
welke voor een leeraar gevorderd zoude worden, maar de zorg voor de
financiën eischt toch dat men de uitgaven niet hooger opvoert dan noodig
is. Bovendien is de ondervinding van den Inspecteur, die in de gele
genheid is op bijna alle hoogere burgerscholen in ons land het onderwijs
na te gaan en te beoordeelenvoorwaar niet gering te schatten bij de
behandeling van de vraag of het bedoelde onderwijs zonder bezwaar kan
worden opgedragen aan personen die de akten by de wet op het M. 0.
gevorderd, bezitten. Op grond van een en ander meenen wij te moeten
voorstellen om te bepalen dat de directrice tevens zal worden belast
met het onderwijs in een der moderne talen en dat zal worden aange
steld eene leerares voor de geschiedenis en aardrijkskunde.
Verder wordt door den Inspecteur gewezen op eenige onregelmatighe
den in de bezoldiging der verschillende leeraren en leeraressen. Met de
Commissie zijn wij evenwel van oordeel, dat dit onregelmatige totgeene
bezwaren aanleiding zal gevenomdatwanneer een leeraar weinige les
uren 's weeks behoeft te geven in een wetenschappelijk vakdie lesuren
betrekkelijk hoog moeten worden betaald, zooals dan ook aan de Jon
gensschool altijd het geval is geweest.
Ook wat de regeling van het maximum der lesuren in art. 3 ver
meld, welke regeling door den Inspecteur minder wenschelijk.wordt
geacht, kunnen wij ons met het voorstel der Commissie vereenigen, ook
op grond van het bovenaangevoerde ten aanzien van de bezoldiging van
de leeraren, die slechts belast zijn met een gering aantal lesuren.
Art. 6. Hoezeer de school van Mathesis Scientiarum Genitrix wel
geene gemeente-instelling is, maar toch voor een groot deel de burger
avondschool vervangt en van de gemeente subsidie genietmoet zij wat
betreft het verbod om aan andere dan gemeente-instellingen eene bezol
digde betrekking aan te nemen, onzes inziens, onder de gemeente-instel
lingen worden gerangschikt.
III0 Ontwerp.
Besluit regelende de heffing van schoolgeld enz.
Ofschoon een gedeelte der Commissie voor een laag schoolgeld is ge
stemd, meent zij thans een schoolgeld van ƒ60 'sjaars te moeten voor
stellen. Ook den Inspecteur komt dit bedrag voor het volledig onderwijs
zeer doelmatig voor. Wanneer men in aanmerking neemt dat op de
Isle afdeeling van de meisjesschool, waar het schoolgeld thans ƒ80 be
draagt, de schoolboeken en schoolbehoeften gratis worden verstrekt, dan
is voor de hoogere burgerschool, waar zulks niet het geval iseen school
geld van ƒ60 alleszins billijk te noemen, waartegen bij de Regeering
voorzeker geen bezwaar zal bestaan.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Ie Ontwerp.
Verordening, houdende reglement voor eene Hoogere Burgerschool
voor Meisjes te Leiden.
Art. 1. De Hoogere Burgerschool voor meisjes te Leiden is eene school
met vijfjarigen cursus.
Er wordt onderwijs gegeven in de volgende vakken:
a. de Nederlandsche taal- en letterkunde.
b. Fransche
c. Engelsche
d. Hoogduitsche
e. geschiedenis.
aardrijkskunde.
g. wiskunde.
h. beginselen der natuur- en scheikunde.
i. plant- en dierkunde.
k, gronden van de Nederlandsche staatsinstellingen en de eerste be
ginselen der staathuishoudkunde,
l. het boekhouden.
m. schoonschrijven.
n. handteekenenkunstgeschiedenis en schoonheidsleer.
o. handwerken.
p. de gymnastiek.
Art. 3. De cursus wordt den eersten Dinsdag in September geopend
en den tweeden Zaturdag in Juli gesloten.
Art, 4. Behalve deze vacantie staan de lessen nog stil omstreeks
Kerstmis 14 dagen en omstreeks Paschen 8 dagen.
Art. 5. De dagen en uren waarop de leerlingen onderwijs ontvangen,
de aanduiding der vakken en lessen benevens de verdeeling van het on
derwijs in de verschillende klassen tusschen de verschillende leeraressen
en leeraars worden bij programma vastgesteld.
Art. 6. Dit programma wordt jaarlijks in de maand Mei door de
leeraressen en leeraars, onder voorzitterschap van de directrice def school
ontworpener wordt eene opgave bijgevoegd van de boeken, die zij bij
de lessen wenschen te gebruiken, met een toelichting van de voorge
stelde veranderingen.
Iedere leerares en leeraar is bevoegd er opmerkingen en voorstellen
bij te voegen. Deze stukken worden vóór 1 Juni door de directrice
aan de Commissie van toezicht gezonden, die, na het oordeel van den
Inspecteur van het middelbaar onderwijs te hebben ingewonnen, ze ter
vaststelling aan Burgemeester en Wethouders aanbiedt. Daarna worden
het programma en de lijst der te gebruiken boeken gedrukt en algemeen
verkrijgbaar gesteld. Aan den Inspecteur wordt een afdruk toegezonden.
Art. 7. Het dagelijksch beheer der school is onder toezicht van de
Commissie aan de directrice opgedragen.
Art. 8. De overige leeraressen en leeraars gedragen zich in alle zaken,
die de schoollucht of de inwendige huishouding der school betreffen,
naar de beslissing van de directrice, behoudens beroep op de Commissie
van Toezicht of, zoo noodig, op Burgemeester en Wethouders.
Art. 9. De directrice belegt vergaderingen van de leeraressen en leeraars
zoo dikwijls zij dit noodig acht, of dit door ten minste drie hunner ge-
wenscht wordt.
Art. 10. Zij zendt, in overeenstemming met de leeraressen en leeraars
ten minste zes malen in het jaar aan ouders of voogden het oordeel van
deze over het gedragde naarstigheid en de vorderingen der leerlingen in
ieder vak van studie afzonderlijk.
Art. 11. Zij zendt ieder jaar in Januari aan de Commissie van Toe
zicht een beredeneerd verslag over den toestand van het onderwys ge
durende het afgeloopen jaar. De leeraressen en leeraars verschaffen haar
hiertoe de noodige bouwstoffen.
Art. 12. Het bestuur, aan de directrice opgedragen, strekt zich uit,
niet alleen over alles wat de algemeene orde aangaat, maar ook over het
onderwijs in alle vakken op alle klassen. Zij is verantwoordelijk voor
den goeden gang van het onderwijs.
De overige leeraressen en leeraars zijn verplicht haar al de door haar
verlangde inlichtingen mede te deelen.
Art. 13. Wanneer het onderwijs in eenig vak de directrice grond lot
bedenking oplevert, zal zij dit aan de betrokken leerares of den betrok
ken leeraar mededeelen en, bij blijvend verschil van inzicht, de zaak
aan het oordeel der Commissie van Toezicht die, zqp noodig, de beslis
sing van Burgemeester en Wethouders inroepen.
Art. 14. Om tot de eerste of laagste klasse te worden toegelaten,
moeten de leerlingen een examen afleggen, waarvan de eischen bij het
vermelde programma worden vastgesteld.
Art. 15. Zij die dadelijk tot eene hoogere klasse wenschen te worden
toegelaten, moeten door een afzonderlijk examen .van het bezit der noo
dige kundigheden doen blijken.
Art. 16. Deze examens worden tweemaal 'sjaars, op het einde van
den loopenden cursus en vóór den aanvang van den nieuwen cursus,
afgenomen.
Zij, die zich aan het le examen hebben onderworpen en niet zijn
toegelaten, kunnen door de Commissie van examen, zoo deze daartoe
termen vindt, tot het 2de examen worden toegelaten.
Art. 17. Dag en plaats van deze examens worden door de Commissie
van Toezicht, in overleg met de directrice, bepaald, door deze tijdig
aan Burgemeester en Wethouders medegedeeld en ter kennis van het
algemeen gebracht.
Art. 18. In buitengewone gevallen kunnen ook leerlingen gedurende
den curcus worden toegelaten. Op de daartoe strekkende aanvragen
wordt door Burgemeester en Wethouders, na verhoor van de Commissie
van Toezicht en de directrice, beslist.