40 De heer Donner. Ik betwijfel geenszins het nut van eene herha lingsschool. Hoe degelijker zij is, des te beter; hoe beter onderwijs er gegeven wordt, des te meer is haar bestaan gerechtvaardigd. Maar wij hebben in onze stad meer vereenigingendie op avondscholen herhalings- onderwijs doen geven of ook onderwijs verschaffen aan jongens op fabrie ken werkzaam, enz. Er zijn onderscheidene vereenigingen van dien aard, die daartoe het initiatief hebben genomen zonder voorkennis van den Baad. Die vereenigingen, als zij met gelijksoortige aanvragen kwamen, zouden gelijke aanspraken op subsidie hebben en de Baad zou zich op het ge vaarlijk terrein bevinden om aan bijzondere vereenigingen subsidie te geven. Nauwelijks toch zijn wij verlost, neen, nog niet verlost, van de subsidiën aan de armbesturenen men zal een ander soort subsidiën in het leven roepen, voor het onderwijs. Dat particulieren voor dergelijke zaken ijveren, ik geloof het bewijs te hebben gegeven in de eerste rijen van hen te staan; maar dan moeten die particulieren ook zeiven dat onderwijs steunen. Het bevreemdt mij dat een vereeniging als deze zoo weinig bijval zou vinden dat zij geen f 250 bijeen kon brengen om het subsidie van de ge meente te kunnen ontberen. Dat gedeelte der maatschappij, hetwelk de bijdragen geniet van het gewoon onderwijs, dat staat en gemeenten het schen ken van dat gedeelte ware het plicht en daaraan moest het gemakkelijk val len iets bij te dragen voor het onderwijs, dat men voor de mingegoeden noodzakelijk acht. Wat de beer Van der Lith daar heeft gezegd zou mij juist bewegen de zaak niet te steunen. Het is mogelijk dat in 1881 reeds de nieuwe wet op het lager onderwijs wordt ingevoerd. In artikel 17 schrijft zij voor: woor zooveel doenlijk wordt aan hen die het gewoon school onderwijs genoten hebben, gelegenheid gegeven tot het genieten van herha- lingsonderwijs." In de thans vigeerende wet is met geen woord sprake van berhalingsonderwijs. Als dat herhalingsonderwijs nu komt, is dit het werk van de gemeentenniet van bijzondere commissiëngesteund door den Baad. Doet hij dit, dan kiest de Baad partij voor deze of gene commissie en vereeniging. En als men nu zegt: wat de particulieren doen geeft ons een financieel voordeeldan antwoord ik dpt het voordeel te gering is ora dit voorstel aan te nemen. Daarom zal ik tegen het voorstel stemmen. De heer Le Poole. Toen ik de eer had voor 12 jaar lid dezer ver gadering te worden, vond ik den Gemeenteraad zeer ijverend tegen het verleenen van subsidiënzoo zelfs dat in dat jaar het gewichtig besluit ge nomen werd het subsidie uit de gemeentekas aan godshuizen en armbesturen tot een afloopend subsidie te makenwaarop reeds zoo oven werd gewezen. Thans zie ik op kleiner of grooter schaal, in verschillende vormen, dat subsidie stelsel weer invoeren. Wij hebben reeds subsidiën aan volksvoorlezingen, volkszangscbolenvolksstoomtramwagens enz. Ik ga met dat voortdurend verleenen van subsidiën niet mede en meen dat wij ons strikt moeten hou den aan de huishouding onzer gemeentedie op zich zelf, vooral in zake het openbaar onderwijsreeds zoo duur is. Ik zal dus ook tegen dit voor stel stemmen. De heer Van der Lith. Het is hier do .plaats en tijd niet te discus- siëeren over de beteekenis van de nieuwe wet op het lager onderwijs. Maar tegenover de uitspraak van den heer Donner zij het mij toch geoorloofd dit te stellen. Nergens is in die wet voorgeschreven dat het herhalings onderwijs zal worden een onderwijs, dat de gemeente geheel in handen heeft. Er staat enkel dat het berhalingsonderwijs van gemeentewege bevorderd moet worden. En dat nu geschiedt juist op dezen weg. Door het verzoek toe te staan geven wij alleen uit zooveel als noodig is en laden wij niet de ge- lieele zaak op ons. Dit schijnt nu ook al weer niet goed te zijn. Men zegt: er zijn andere vereenigingen die ook recht hebben. Als zij recht hebben om subsidie te vragendat wil zeggen als zij onderwijs geveu in den zin van de wet op het lager onderwijszoodat zij volgens die wet sub sidiën kunnen erlangenen liet onderwijs bovendien goed isdan kunnen hare aanvragen eveneens ernstig in overweging worden genomen. Mij komt het voor dat het een het ander niet uitsluit. Wij moeten trachten het her halingsonderwijs, aan particuliere krachten toevertrouwd, te steunen. Dat zal ons nog wat goedkooper uitkomen dan zeiven de organisatie op ons te nemen. De heer Donner. Ik geloof dat de heer Van der Lith de geschiedenis vooruitloopt. In welken zin de vereenigingen het onderwijs geven weten wij niet. Dat weten wij ook niet van deze vereeniging. Is dat onderwijs naar de wet? Bij den Baad is dit niet bekend. Hoe het met de verdere vereenigingen is weten wij evenmin. Ik heb alleen bet beginsel willen uitspreken en mij verklaren tegen ondersteuning van gemeentewege van het onderwijs, dat van particulieren uitgaat. De Voorzitter. Ik heb alleen nog te antwoorden op de vraagaan het Dagelijksch Bestuur gedaan door den heer Donner. Ik kan zeer kort zijn. De heer Van der Lith heeft reeds het antwoord gegeven. De motieven, die hij opsomdehebben ook bet Dagelijksch Bestuur er toe geleid om het ver zoek van het hoofdbestuur der Leidsche Vereeniging tot bevordering van getrouw schoolbezoek te ondersteuuen. De heer Donner. Dank u, mijnheer de Voorzitter. In stemming gebracht, wordt het voorstel van Burg. en Weth. met 12 tegen 4 stemmen aangenomen. Tegen stemden: de heeren Le Poole, Wilhelmy Damste, Scheltema en Donner. VII. Verzoek van J. Buhrwienom een waterkoker te leggen. (Zie Ing. St. n°. 98.) Wordt zonder hoofdelijke stemming toegestaan. VIII. Idem van H. Van Klaveren, betrekkelijk ccnc uitdieping van het St. Jansgrachtje. (Zie Ing. St. no. 99.) Wordt overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. toegestaan. IX. Voordraeht tot onderhandsche verpachting van de tienden onder Leiderdorp. (Zie Ing. St. n°. 100.) Wordt aangenomen met 15 stemmen tegen 1 die van den heer Wil helmy Dauisté. X. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1879, van het Gereformeerde Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (Zie Ing. St. n". 103.) Wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. XI. Verzoek van Mej. J. J. Van der Weyde, om ontslag als onder wijzeres 2e kl. aan de meisjesschool 2e klasse. (Zie Ing. St. no. 104.) Het eervol ontslag wordt zonder hoofdelijke stemming verleend. XII. Voordracht tot tijdelijke vermeerdering van bet aantal onderwij zers aan de jongensschool Ie klasse. (Zie log. St. no. 105). Wordt met algemeene stemmen aangenomen. XIII. Verzoek van de firma Crans en C'. betrekkelijk de overdracht der concessie voor den aanleg en de exploitatie van paardensqoonvegen. (Zie Ing. St. nos. 86 en 93.) De Voorzitter. Ingevolge het besluit in de vorige vergadering genomen is dit verzoek in handen gesteld van de Commissie van Financiëndie de vergadering in overweging geeft de gevraagde vergunning te verleenen. De Commissie heeft alleen een kleine wijziging voorgesteld. Zij wenscht bepaald te zien dat de remises en stallen tot een bedrag van minstens f 2000 hypothecair moeten worden verbondentot verzekering van de rich- tige nakoming van de voorwaarden der concessie. Ik zou alleen de som van f 2000 wenschen te verhoogen tot f 4000, daar het door de Commissie van Financiën opgegeven bedrag mij wel wat iaag toeschijnt. l)e heer Van der Lith. Ik moet mij eenigszins excuseeren dat ik nu medegewerkt heb tot dit advies van de Commissie van Financiën en in de vorige vergadering tegen de voordracht van Burg. en Weth. heb gestemd. Toen verkeerde ik in dwaling omtrent den wensch van het Dagelijksch Bestuur. Er stond in de voordracht dat de firma zich verbond voor de schade, die zou worden veroorzaakt, (k heb daaruit niet begrepen dat bet Dagelijksch Bestuur eene hypothecaire verbintenis zou willen vestigen. Ik dacht dat verbinden eenvoudig een toezegging inhield zonder vestiging van een zakelijk recht', en daaraan zouden wij niets hebben. Thans is mij echter gebleken dat bedoeld werd de vestiging van een zakelijk recht operfpachts- grond en stallen, en zal dit bovendien, bij aanneming van ons voorstel, uitdrukkelijk blijken. Ik heb au dus geen bezwaar meer. Daarbij komt dat de firma Crans en C°. thans verklaart zich met de directie le zullen blijven belasten. In de vorige voordracht was dat voorbehoud niet gemaakt. Dat was ook eene reden, waarom ik tegenstemde, en ook een grond voor anderen b. v. voor den heer Scheltemadie terecht zeide dat aan de directie zooveel is gelegen. Nu de directie in handen blijft van de firma Crans en C°. vervalt alle reden van bestrijding en zal ik met het voorstel medegaan. Mocht de som van 2000 hooger kunnen gesteld worden des te betor. De stallen en remises zijn naar opgaaf van Burg. en Weth. f 4000 waard. Men zou dus 3000 er op kunnen vestigen. I)e Voorzitter. Wij hebben bij onze vorige opgaaf de waarde der ge bouwen zoo laag mogelijk gesteld en niet meer dan de waarde van afbraak berekend. Onze bedoeling is zeer juist door den beer Van der Lith aan gegeven. Wij wenschten de vaste panden hypothecair te verbinden. Het thans aanhangige voorstel is nu om het voorstel van Burg. en Weth. van 28 April aan te nemen in zoover gewijzigd dat eene hypothecaire verbintenis zal worden aangegaan op het vast goed tot een bedrag van minstens 4000. Het spreek van zelf dat bet in de bedoeling ligt om bovendien het gestorte waarborgkapitaal ook voor de gemeente verbonden te houden. In stemming gebracht, wordt het voorstel met algemeene stemmen aange nomen. XIV. Bekening van bet Stedelijk Werkbuis over 1879. (Zie Ing. St. no. 95.) Dit punt wordt aangehouden tot de volgende vergaderingdaar bij vertrek der bestuurdcren het ledental onvoldoende zou zijn. De Voorzitter. Verlangt nog iemand liet woord P De heer Donner. Eene vraag enkel, mijnheer de Voorzitter! aan het Dagelijksch Bestuur. A. s. Zondag, 12 uur, zal in liet openbaar een roeiwedslrij'i op het Galgewater plaats hebben. Ik zou gaarne willen weten, of dit enkel geschiedt met toestemming van de besturen van Zoeterwoude en Oegstgeest, of ook met die van het Dagelijksch Bestuur van Leiden. De Voorzitter. Het is eene feestviering buiten de gemeente Leiden. Het Dagelijksch Bestuur van Leiden behoeft daartoe geen toestemming of weigering te geven. De heer Donner. Dank u zeer, mijnheer de Voorzitter. Het is niet overeenkomstig art. 4 der Zondagswet, dat op dit uur vermakelijkheden plaats hebben, wanneer alle godsdienstoefeningen nog niet zijn afgeloopen. Ik verheug mijdat het Dagelijksch Bestuur van Leiden niet in de nood zakelijkheid is geweest hieromtrent te beslissen. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DllABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1880 | | pagina 5