9
meun erkend. Ik vrees, dut hetzelfde zal ondervonden worden, indien
men locomotieven op den stations-weg toelaat. Op een weg ik zeg
niet naast of nevens een weg, ofschoon dat reeds gevaarlijk genoeg is,
maar op een weg-, bestemd voor voetgangers en rijtuigenkunnen geene
stooramachienes geduld wordenevenmin als op spoorwegen voetgangers
en rijtuigen worden geduld. Aan het bezwaar is trouwens zeer gemakkelijk
te gemoet te komen door voor dat korte eindje de wagens tot in de stad
door twee of drie paarden te laten trekken. Men beroepe zichwat deze
zwarigheid betreft, vooral niet op het voorbeeld van den stoom-tramweg
tusschen den Haag en Scheveningen. Deze loopt voor verre het grootste
gedeelte over eene afzonderlijke baanwèl snijdt hij hier en daar groote
wegenzooals aan den Bezuidenhoutschen weg en iets verder bij den Leid-
schen straatweg nabij de Bosch-brugmaar daarin is zulk een groot ge
vaar niet gelegen. Slechts op twee of drie punten loopt bedoelde stoom
tramweg over en tevens evenwijdig met den gewonen rijwegnamelijk
over eene kleine lengte Dabij het station aan de Rijnstraatverder over
eenige honderden ellen nabij den Zoölagischen Tuin, een zeer gevaarlijk
punt, en eindelijk, indien ik mij wel herinner, even voorbij de Koninginne-
brugmaar voor bet overige gedeelte loopt hij hoofdzakelijk over eene
afzonderlijke baandie wel hier en daar zeer dicht bij den straatweg gele
gen ismaar daarmede toch niet één geheel uitmaakt. Hier in Leiden
zal dat geheel anders zijn; hier zal de stoom tramweg noodzakelijk moeten
loopen op, over en tevens evenwijdig met den reeds smatlen stations-weg.
Mocht dus deze voordracht worden aangenomendan zoude ik ten sterkste
aanradendat de gemeente zich het recht voorbehieldom het gebruik
van locomotieven op den stations-weg niet toe te latendan na herbaalde
proefnemingen. Vergis ik mij niet, dan is te 's Hage dezelfde voorwaarde
gesteld en heeft die gemeente nog steeds het recht de permissie voor bet
gebruik van locomotieven op elk oogenblik in te trekken. In het voorbij
gaan zij hier nog opgemerkt, dat 's Gravenhage in stede van geld of rente
aan tramweg-oodernemingen te garandeerenvan die ondernemingen recog
nitie-gelden ontvangt. Doch dit slechts ter loops; daarin is mijn bezwaar
niet gelegen. Ik meen hiermede genoegzaam mijne stem tegen het voorstel
te hebben gemotiveerd.
De beer Verstek. Evenals de heer Cock zal ik tegen het verleenen
der rentegarantie stemmen. Door hem werden reeds verscheidene argumenten
daarvoor aangevoerdwaarmede ik mij volkomen vereenig. Ik herinner mij
uog levendig den tijd dat men in Leiden zeer ingenomen was toen de eerste
stoomboot tusschen Leiden en Katwijk aan den Rijn in de vaart werd ge
bracht. Later werd die vaart tot aan de sluis te Katwijk aan Zee uitge
strekt, tot dat eindelijk, nog niet lang geleden, door het nieuw gegraven
kanaal het badhuis aldaar konde worden bereikt. De vaart nu langs dien
fraaien waterweg zal, naar ik vrees, bij het in werking treden van den
stoomtram, voor het Leidscbe publiek verloren gaan. De stoombooten tus
schen Leiden en Katwijk zijn ook met groote geldelijke opofferingen tot
stand gekomen en zij zullen, door de concurrentie van den stoomtrameen
gevoeligen slag ontvangen indien zij langzamerhand niet geheel verdwijnen.
Door hen werd geene garantie gevraagd en ware dit geschied, ik geloof
dat die aanvraag in dezen Raad met een homerisch gelach zonde zijn be
groet. Terecht heeft de heer Cook gezegd, dat de stoomtram slechts zal
dienen tot uitspanning van een gedeelte van Leidens publiek. De menschen
die van de boot gebraik maken en daarvan het grootste voordeel hebben,
zijn meerendeels neringdoenden. Opmerkelijk vind ik het feit, dat de ge
meentebesturen van Oegstgeest en Rijnsburg, die geene oommunioatie per
stoomboot met Leiden bezittengeene rentegarantie hebben willen verlee
nen. Katwijk heeft dit wel gedaan, maar heeft een slag om den arm ge
houden, door de clausule er bij te voegen: «-mits de gemeente Leiden het
ook doet". De strekking dier clausule is mij niet duidelijk; want of Leiden
al of niet mededoet, dat brengt voor Katwijk geene verandering hoege
naamd, omdat die gemeente toch nooit verder aansprakelijk is dan voor
het bedrag der door haar toegezegde garantie. Het zoude intusschen kun
nen zijn, dat de Raad der gemeente Katwijk in zijn genomen besluit niet
gaarne alléén stond en gedachtig is geweest aan het gezegde: Solamen mi-
se ris socios habuisse mulorum.!
De heer Van Itebson. De heer Verster veroorlove mij ronduit te ver
klaren dat ik niet verwacht had zwakker bestrijding, ik zou haast zeggen
beter verdediging van de zaak te zullen vernemen, dan wij van hem ge
hoord hebben. De geachte spreker waagt toch de voorspelling dat de stoom
bootjes de concurrentie met den tram niet zullen kunnen volhouden en alzoo
zullen verdwijnen. Als dat gebeurt, is dan het nut van een stoomtram niet
klaar bewezen? Ik voeg er bij dat de stoomtram naar mijne meening niet
voor alle behoeften van het verkeer geschikt zal zijnen dat dus waar
schijnlijk wel een of meer bootjes in de vaart zullen blijven; mocht dit
echter anders blijkendan zou daaruit slechts kunnen worden afgeleiddat
ook de bandel en de neringdoende man de voorkeur gaven aan het snel
lere vervoermiddel en zich daardoor gebaat vinden. Zoodanige uitkomst
moge strijden met de belangen der stcombootondernemingenniet met de
belangen van het algemeen. Wat nu aangaat de oppositie door den heer
Cock tegen den stoomtram gevoerd, zij heeft mij levendig herinnerd aan
een vroegere oppositie van dat geacht medelidwaar het gold het oprichten
en subsidieeren van een andere ondernemingvooral die passagewaarin
hij zeidedat hij voorzag dat het voorstel toch zou worden aangenomen
heeft mij te binnen gebrachtwat hij bij die vorige gelegenheid op de
zelfde woorden liet volgennl. dat hij daardoor moedeloos gestemd en in
zijne oppositie zwakker werd. Ik heb ook de waarheid dier uitspraak bij
deze gelegenheid bevestigd bevonden. De heer Cock heeft zichnaar mijne
meening, aan overdrijving schuldig gemaakt, waar het gold de opsomming
van bezwarenterwijl bij de voordeelen over het hoofd zag. De spreker
heeft gewaagd van twee prachtige harde wegen die naar Katwijk voeren.
Het moge niet veel tot de zaak doen maar ook hier schuilt overdrijving
want nog gisteren heb ik het verdriet gehadlangs een dier twee wegen
naar Katwijk te rijden en mij kunnen overtuigen dat die wegde grintweg,
in geen besten staat verkeert. Voor handel en nijverheid hebben die harde
wegen geringe waarde in vergelijking tot den waterweg en in vergelijking
tot den stoomwegdie, volgens sommigen, ieder en alles naar Katwijk zal
voeren. Aan personen schijnt de heer Cock minder dan aan de zaken te
hechten. Voor personen althans is de quaestie van tijd van groot belang
en zij vinden dus zeer zeker groote voordeelen in den stoomtram, 't Is
de vraag of voor het vervoer van visch de snelle transportmiddelen niet ook
de voorkeur verdienen boven de stoombootjes. Overdrijving spreekt ook nog
uit het #varen stroom op- of afwaarts", welke wooïden een verschijnsel on
derstellendat in bet Galgewater niet te ontwaren is, terwijl wat de heer Cock
zegt van de badplaats, het strand de duinen enz. slechts kan strekken om
de zaak ridicuul te maken. De hoofdvraag in deze is: bestaat er behoefte
aan eene frequente, geregelde, snelle gemeenschap, die 's winters niet on
derbroken wordt, tusschen Leiden en Katwijk? Daaromtrent kari geen
twijfel bestaan bij hetgeen de statistiek leert. Eene ondergeschikte quaestie
is het, of de stoomtram van de Beestenmarkt of van Zomerzorg zal afrij
den. Ik geloof, dat de voorstelling van de gevaren ook overdreven is.
Heeft men gezien den weg in den Haag, die, aanvangende van het drukke
stationsplein, het Bezuidenhout passeert, die over een groot deel vau het
Kanaal loopt, langs den rijweg, en heeft men daar geen klachten omtrent
botsingen met rijtuigen of ongelukken vernomen, dan vraag ik, wat er hier
te wachten is als de stoomtram rijdt van het station naar de stad. Die weg
is oneindig veel beter dan vroeger, heeft niet meer die sterke ronding van
weleer en heeft bij den aanleg van den paardentram veel gewonnen. Van
meer belang is het echter, dat de stoomtram komt en daartegen heb ik nog
geen steekhoudende bezwaren booren aanvoeren.
De heer Van der Lith. Vergun mij, mijnheer de Voorzitter, een be
zwaar van den heer Cock te rescontreereneen bezwaardat de zaak in het
hart grijpt, namelijk dat het aan de gemeente niet geoorloofd is uit
gaven toe te staan, subsidiën te geven, anders dan in bet belang van han
del en nijverheid, en dat er hier niet sprake is van een subsidie in het be
lang van handel en nijverheid. In de eerste plaats dus de vraAg: is het
waar, dat hier weinig sprake is van de ontwikkeling van handel en nijver
heid? De heer Cock betwijfelt dat en voert daarover het een en ander aan
maar bij heeft iets gezegd, dat zijne argumenten zeer moet verzwakken.
De heer Cock heeft medegedeelddatware hij lid van de Kamer van koop
handel, bij met het door haar uitgebracht rapport zou kunnen meegaan.
Welnu, wij lezen daarin dat #uit dit verbeterd communicatiemiddel genoeg
zame voordeelen voor de gemeente, ook wat handel en nijverheid betreft,
voortvloeienom aan de concessionarissen krachtigen steun bij het tot stand
komen van deze zaak te verleenen, al ware het ook dat daartoe van wege
de gemeente eene kleine financieele opoffering, of de mogelijkheid tot dit
laatste, gevorderd werd." Ik heb zeer veel achting voor de kennis van
den heer Cockvan hetgeen deze gemeente raakt. Ik weet ookdat in
verband met de belangen vau handel en nijverheid reen in den heer Cock
een uitnemend voorlichter heeft. Maar hij vergunne mij aan te ne
men, dat de voorlichting van de Kamer van Koophandel van meer beteeke-
nis is dan de zijne. Mijnerzijds zeg ik: wanneer de Kamer van koop
handel zegt, dat uit de zaak genoegzame voordeelen voortvloeien voor han
delaren en nijveren, dan mag ik niet aannemen, dat dit niet het geval
zou zijn zelfs tegen de meening van den heer Cock in. Door dat advies
wordt uitgemaakt, dat de- nadere verbinding is in het belang van handel
en nijverheid. De heer Van Iterson heeft reeds op enkele omstandigheden
gewezendie ons ook zonder de voorlichting der Kamer zouden kunnen doen
aannemen, dat handel en nijverheid uitnemend door het communicatiemid
del worden gebaat. Zijn er eebter ook nog geen andere belangen hier aan
onze zorgen opgedragen? Is het alleen met het oog op handel en nijver
heid, dat hier het subsidie moet beoordeeld worden, of zijn er ook nog
andere elementen? Is het niet waar, dat door de verbinding de vestiging
te Leidan zal worden aangemoedigdin eene plaats gelegen zeer dicht bij de
zee, waar men voortaan in niterst korten tijd het genot der baden zal kannen
smaken P Is het niet waardat door de mogelijkheid tot uitspanning, frischheid
en gezondheid gegeven wordtom ook dit als element daarbij in aanmerking te
nemen? Handel en nijverheid worden door deze onderneming gebaat; de
gezondheid onzer medeburgers zal daarvan goede vruchten trekkendoor
vestiging van nieuwe ingezetenen wordt de welvaart vermeerderd. Maar
bovendien hoop ikdat de gemeente Katwijk een tijdperk van nieuwen bloei
zal te gemoet gaan. Ik behoef niet aan te wijzen, hoe de bloei van
Katwijk kan medewerken tot den bloei van Leiden. Men weet dat vele
behoeften, in Katwijk noodig, in Leiden worden aangeschaft. Welnu, laten
wij dien bloei van Katwijk, zij het ook van ter zijdebevorderen niet
omdat wij de belangen van Katwijk willen behartigen, daarvoor zijn wij bier
niet, doch omdat wij den bloei van Leiden willendie door vermeerdering
van den bloei van Katwijk zal toenemen. De bloei van Leiden is nauw
met die van Katwijk verbonden evenals die van Katwijk met Leiden's ont
wikkeling. De vraag ontstaatof die voordeelen door het subsidie te duur
gekocht worden. Ik geloof niet, dat het geheele subsidie zal moeten
worden gegeven. Slechts bij geheel exceptioneele gevallen zal dat voorko
men. Doch Burg. en Weth. van Leiden en Katwijk hebben reeds in de
ontwerp-eontraeten genoegzame maatregelen genomen om bij niet-opbrengst
van de lijn, in geval van oorlog enz., niet aan het subsidie gebonden te
zijn. Nu is het niet denkbaar, dat de concessie zoo weinig zal opbrengen,
dat wij de geheele rentegarantie moeten uitkeeren. Mij schijnt het
toe, dat een subsidie van ƒ800 a ƒ1000 per jaar zal moeten worden uit
gekeerd. Ik geloof, dat die uitgaaf genoegzaam opgewogen wordt door de
voordeelendie ik getracht heb uiteen te zetten.
De heer Le Poole. Met aandacht heb ik geluisterd naar hetgeen door
de twee eerste sprekers tegen en door de beide laatsten voor deze voordracht
is gezegden gerust durf ik bewerendat de voorstanders van het nieuwe
vervoermiddel de voordeelen meer overdreven hebben dan de tegenstanders
de bezwaren. De laatste spreker hecht veel aan het advies van de Kamer
van Koophandel, maar, gelijk de eerste spreker reeds bewezen heeft, door
handel en nijverheid wordt nog altijd de waterweg verkozen. De haring,
die van Katwijk komt, wordt met de gewone scheepvaart verzonden, even
als bet zout, dat voor de visscherij daarheen vervoerd wordt. Deze pro
ducten zullen wel nooit per tram vervoerd wordenen voor versche visch
en vrachtgoederen zijn de stoombooten veel goedkooper en bijna even spoe
dig te Leiden. Nu spreekt men van dicht water en van de stremming in
de communicatie bij vorst, maar dat valt gewoonlijk in een tijd, dat het
vertier van handel en nijverheid belangrijk minder is. De haringvisscherij
de groote bron van bestaan voor Katwijk, heeft dan opgehouden, en er
is alleen nog wat men noemt de kantvisscherij. Dit wut de goederen be-