105
En als bij stemming alle leden nu eens blanco-briefjes
De beer Hartevelt. Ik begrijp zeer goed dat er niets aan te doen is
wanneer de leden van den Raad zich willen verwijderen. Men kan hen niet
aan hun stoel vastbinden. Ik vraag in ernst: is het niet van belang en is
het niet een ieders plicht zijne stem uit te brengen F
De heer Donner.
inleveren F
De heer Van der Lith. Evenmin als mengelijk de heer Hartevelt
terecht opmerkte, de leden aan hun stoel kan binden, evenmin kan men
ben noodzaken hunne stem uit te brengen als zij niet willen.
De beer Goodsmit. Als een lid zegt dat hij zich op grond van twijfel
buiten stemming houdtdan is er ook niets aan te doen.
De heer Hartevelt. Ik meen dat het Reglement van Orde de bepaling
behelst dat ieder lid verplicht is zich met de woorden #voor" of etegen"
te verklaren.
De heer Van der Lith. Dat is zoomaar er staat niet in dat hij zich
niet buiten stemming mag houden.
De Voorzitter. Ik geef den beer Hartevelt in overweging, in eene vol
gende vergadering schriftelijk een voorstel te dezer zake in te dienen, zoo
hij althans de zaak van dat aanbelang oordeelt.
De beer Cock. Ik geef in bedenking over dergelijk voorstel nog eens
goed na te denken want tegenover de vraag van den heer Hartevelt zou
ik wel de vraag willen stellen, waar in onze gemeentewet een woord te
vinden is, hetwelk een raadslid daartoe zou verplicbteu. Het Regiem, van
orde mag niet in strijd zijn met de gemeentewet en nu meen ik dat minstens
de lettermaar ook de geest van de gemeentewet volkomen vrijheid van
al- of niet stemmen medebrengt. Ik geef dus in bedenking vooraf de ge
meentewet na te zien.
De heer De Laat de Kanter. Ik geloof wel dat de Raad voorschrif
ten dienaangaande in het Regiem, van orde mag opnemen. Ik zal echter
thans daarover in geene discussie treden; maar merk alleen op dat in de
wet staat, dat de leden steramen elk volgens eed en geweten, zonder last
van of ruggespraak met hendie benoemen
Verscheidene Leden. Indien zij stemmen!
De heer De Laat de Kanterterwijl art. 46 der gemeentewet
voorschrijft wanneer zij zich van stemming moeten onthouden; Ik geloof
dierhalve dat de bedoeling van het voorgaande artikel wel degelijk isbe
paald voor te schrij ven dat de leden moeten stemmentenzij zij in het
geval van art. 46 verkeeren.
De heer Cock. Als dat er staatdan volgt daaruit nog niet dat zij
geen vrijheid zouden hebben zich buiten stemming te houden.
De beraadslaging wordt gesloten.
De heer De Goeje. Ik wensch eenige opmerkingen te maken omtrent
de opruiming der sneeuw van de straten. Ik geloof niet dat het veel be
toog zal vereischendat deze te wenschen overlaat en dat derhalve de vraag
gerechtvaardigd is, of er geene maatregelen kunnen genomen worden om
hierin verbetering te brengen en ons reine straten te geven. De regel die
tegenwoordig geldt, overeenkomstig art. 25 der politie-verordeningis dat
niemand de sneeuw voor zijne woning opruimt vóór de aanzegging namens
Burg. en Weth. Blijkbaar is het artikel der verordening niet aan alle
ingezetenen bekend, althans velen houden er zich niet aan. Zoo was b. v.
de Donkersteeg baast onbegaanbaar, daar de sneeuw hier en daar zonder
regelmaat was opgeruimd. Eindelijk op den eersten dag dat de dooi ge
constateerd is worden agenten rondgezonden met de boodschap dat ieder
burger binnen 3 uren na aanzegging de straat voor zijn huis moet schoon
maken. Dit geeft eene groote verlegenheid aan de ingezetenen; zij vinden
somtijds de menschen voor dat werk niet; de werklieden maken misbruik
van de verlegenheid en vorderen hooge prijzen. De ingezetenen maken de
straten voor hunne buizen schoon en het gemeentebestuur zorgt dat de sneeuw,
door hen naar het midden van de straat opgehooptwordt weggebracht.
Maar een groot gedeelte blijft onafgedaan want voor de onbewoonde huizen
de plaatsen waBr de stegen uitloopen in de groote stratende bruggen en
rijksgebouwenzorgt niemand. Zon bet daarom niet beter zijn dat de zaak
niet gedeeltelijk aan de burgerij wordt overgelatenmaar dat Burg. en
Weth. de zaak geheel in banden nemen? Ik geloof wel dat dit iets meer
zal kosten maar boud mij tevens overtuigd dat de ingezetenen liever op
eene regelmatige wijze voor eene voldoende reiniging der straten zullen
bijdragen, dan thans op eene onregelmatige wijze voor eene onvoldoende.
Zou bet bezwaren hebben dadelijk genoeg menschen te krijgen, die last
drukt niet meer op Burg. en Wetb. dan thans op de particulieren. Maar
dit bezwaar is misschien niet zoo moeilijk op te lossen. Wij hebben bier
een talrijk garnizoenen bet zou zeer nuttig voor de Leidscbe ingezetenen
zijn, wanneer dit tot dat doel beschikbaar zou kunnen gesteld worden.
Dan zou men het voorrecht van een garnizoen te hebbendubbel op prijs
stellen. Ik geef Burg. en Wetb. in overweging of het niet mogelijk zou
zijn te bewerken dat men zich van die hulp kan bedienen evenals dit in Frank
rijk en Duitschland geschiedt. Gedurende den winter zijn de exercitiën
niet talrijk en zelfs als er veel sneeuw ligt nauwelijks mogelijk, zoodat er
voor de soldaten niets mede verloren gaat, terwijl voor bet werk eene gel
delijke tegemoetkoming kan verleend worden. Eindelijk wil ik nog vragen
of het niet mogelijk is eene schikking tusschen Rijk en gemeente aan te
gaanwaarbij het Rijk een zekere som aan de gemeente uitkeert voor het
schoonhouden van de straat voor de rijksgebouwen. Want nergens laat de
reinheid der straat voortdurend zooveel te wenschen over als juist daaren
wanneer in den winter overal elderszelfs van de bruggende sneeuw is
opgeruimd, is de straat voor de rijksgebouwen nog onbegaanbaar. Heeft
bet Rijk daarvoor geen zorg te dragen, dan is bet noodig dat het stedelijk
bestuur die op zich neme. Het ligt niet in mijDe bedoeling hieromtrent
een voorstel te doenik wilde alleen de aandacht van Burg. en Weth. op
dit punt vestigen en bun mijne opmerkingen in overweging geven.
De Voorzitter. Toen het mij gebleken was dat II. Vrijdag morgen
de dooi was ingevallen zijn onmiddellijk door mij de noodige maatregelen
genomen om de sneeuw te doen opruimen, gelijktijdig met eene aanzeg
ging vanwege de politie aan de ingezetenen. Vanwege de gemeente wer
den zeventig a tachtig man beschikbaar gesteld, en het liet zich aanzien
dat met een paar dagen dooiweder de sneeuw op bruggen en voor openbare
gebouwen zou zijn opgeruimd. De ingevallen vorst op dienzelfden avond deed
bet werk staken. Ik mag niet ontveinzen datin een gemeente van zulle
een omvang als deze, 300 man nog niet voldoende zouden zyn om op
één dag alles op te ruimen. Doch men verlieze niet uit bet oog dat hier
force majeure bestondwaartegen geen maatregelen kannen genomen wor
den. Ik beboet slechts te wijzen boe bet elders gesteld was, ook in het
buitenland, b. v. in Parijs.
Dat misbruik gemaakt is van deze gelegenheid en ten gevolge van de
booge prijzen die gevorderd werden vele ingezetenen moeielijk konden vol
doen aan de aanzegging, is mij bekend. Omtrent de door den geachten
spreker aangewezen maatregelen wil ik gaarne mijne gedachten laten gaan.
De heer Van der Lith. Ik wensch de aandacht te vestigen op de
omstandigheid dat de Minister van Binnenl. Zaken in t^n der stukkenbij
de 2de kamer ingediendverklaard beeft dat bij niet gebruik zal maken
van het terrein aan de Boisotkade, met bet doel om daar een gebonw voor
het onderwijs in de chemie te stichten. Zooals men weet is dat terrein
voor f 2500 verkocht, onder voorwaarde dat er binnen 4 jaren een che
misch laboratorium zou worden gesticht. De Minister heeft in de Mem.
van Beantw. op het verslag over hoofdstuk V verklaard dat zelfs voor de
stichting van een pharroaceutisch laboratorium het terrein te klein en op
een minder geschikt punt gelegen was, zoodat er grond bestaat om aan te
nemen dat bet Rijk de zaak zal laten traineeren en den toestand bij het
oude zal laten. Nu wensch ik te vragen«Is het Dagelijksch Bestuur
voornemens nadere voorzieningen te nemen en met den Minister hierover
te onderbandelen F Waaraan ik tevens de vraag vastknoop of Burg. en Wetb.
inlichtingen kunnen geven omtrent den stand van de onderhandelingen ten„
opzichte van de terugverkrijging van de Ruïne". Ik verlang niet onmid
dellijk antwoord op deze vragen.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.