N°. 344. Leiden 8 November 1879.
Ten gevolge van het eervol ontslag bij raadsbesluit van 23 October jl.
verleend aan G. Cloos als Ambtenaar belast met het toezicht op de
honden ter richtige invordering van de hondenbelasting, zal tot de be
noeming van eenen ambtenaar ter vervulling van de bestaande vacature
moeten worden overgegaan. Wij nemen de vrijheid daarvoor aan te be
velen den onlangs benoemden vierden Inspecteur van politie M. J. Kleyn,
die aan Uwe Vegadering heeft verzocht voor die betrekking in aanmer
king te komen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 345. Leiden, 10 November 1879.
Onder overlegging van hel rapport der Commissie van Fabricage op
het verzoek van W. F. Lamangeven wij Uwe Vergadering in overwe
ging aan adressant de gevraagde vergunning te verleenen om een tweede
keldergat te maken aan het perceel n*. 6 in de Choorlammersteeg
onder de voorgestelde voorwaarden en met intrekking van de bij raads
besluit van 14 Juli jl. gestelde bepaling dat de kelder niet als woning
worde gebruikt.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Raad der Gemeente te Leiden.
Geeft met verschuldigde achting te kennen, de ondergeleekende Wil
lem Frederik Laman te Leiden, dat hij lot zijn leedwezen vernomen
heeft, dat de kelder onder het perceel N°. 8 in de Choorlammersteeg
niet mag bewoond worden. Hij wendt zich daarom lot U met verzoek
dat het bewoonen van den kelder worde toegestaan, nadat dezelve onder goed
keuring van H. H. Burgemeester en Wethouders volgens bijgaande tee-
kening wordt ingericht, waarbij hij tevens een tweede keldergat volgens
leekening wenscht te plaatsen:
Met verzoek dat hem de vereischte vergunning daartoe worde ge
geven.
Hetwelk doende,
Leiden, 18 September 1879. W. F. Laman.
Leiden, 28 October 1879.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van W. F.
Laman te berichten, dat aan hem bij Raadsbesluit van den 14en Juli
dezes jaars vergunning is verleend, om een keldertoegang te maken,
in de Choorlammersteeg, op voorwaarde, dal de kelder alleen gebruikt
wordt als bergplaats en niet wordt bewoond, omdat zij daartoe niet
geschikt werd geacht.
Nu het huis geheel is afgebroken en vernieuwd, de kelderverdieping
aanmerkelijk verhoogd en het lage gewelf vervangen door ijzeren binten
met troggewelven, zoodat de kelder door zijne hooge ligging boven het
water niet ongeschikt of ongezond kan worden geacht, om lot woning
te dienen, is er geen bezwaar, om die voorwaarde in te trekken en
tevens te vergunnen het maken van een tweede keldergat lot plaatsing
van een tweede lichaam, op dezelfde voorwaarde, dat het niet meer
dan 75 centimeters buiten den gevel uitspringt en voorts op aanwijzing
van rooimeesters, alsmede tegen betaling van het recht bepaald by art. 3.
N°. 37 van hel tarief vastgesteld den 5en Maart 1857.
Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz.
en Wethouders.
N°. 346. Leiden, 10 November 1879.
Ter voldoening aan art. 235, 2de alinea, der gemeentewet, luidende:
«Zoo de Raad in de voorschriften betreffende de invordering (eener plaat
selijke belasting) wijziging brengt, wordt de belasting dienovereenkomstig
niet geheven, dan na op nieuw door ons te zijn goedgekeurd," is bij de
toezending aan de Gedeputeerde Staten van hel raadsbesluit van 18 Oc
tober jl., lol wijziging van de verordening regelende de invordering van
collegegeld op de gemeente-inrichting tot opleiding van Oost-Indische
ambtenaren, hel raadsbesluit regelende de heffing van het collegegeld,
mede opgezonden ter bekoming op nieuw van de vereischte hoogere goed
keuring.
Inmiddels wordt daarmede, blijkens een van de Gedeputeerde Staten ont
vangen schrijven hetwelk hierbij wordt overgelegdgeen genoegen genomen
en wordt, ten einde de genoemde belasting op nieuw door den koning
zoude kunnen worden goedgekeurd, een nieuw besluit van den Raad ver
langd, vermeldende het bedrag der bestaande belasting, voorzien van de
dagteekening waarop het weder door den Raad is vastgesteld.
Ter tegemoetkoming aan de gemaakte bedenking stellen wij Uwe Ver
gadering alzoo voor hel raadsbesluit van 27 December 1877, regelende
de helling van collegegeld op de gemeente-inrichting voor de opleiding
van Oost-Indische ambtenaren (Gem.-blad n°. 6) op nieuw vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N". 347. Leiden, 10 November 1879.
Bij raadsbesluit van 2 September jl. werd met ingang van 1 October
eervol ontslag verleend aan den leeraarin de gymnastiek H. J. B. Biekart,
terwijl de nieuw benoemde eerst met 15 November in functie treedt.
Gedurende de vacature zijn de lessen waargenomen door den leeraar
en den anderen onderwijzer en wij achten het billijk dat voor die meer
dere werkzaamheden eene belooning wordt toegekend evenredig met de
jaarwedden door de betrokken onderwijzers genoten wordende.
Wij stellen U daarom voor ons college de vereischte machtiging te
verleenen om te dien einde over de op de begrooting ter zake uitgetrok
ken gelden te beschikken.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 348. Leiden, 10 November 1879.
Op de begrooting voor hel loopend jaar zijn op den postOnderhoud
van straten en pleinengeen geiden uilgetrokken ter voorziening in de
kosten voor het bestralen tengevolge van den aanleg van paardenspoor
wegen binnen deze gemeente. De kosten daarvoor verschuldigd bedragen
ongeveer f 5000, welke door den concessionaris krachlens art. 5 der
voorwaarden moeten worden voldaan.
Dientengevolge hebben wij de eer Uwe Vergadering hiernevens ter
vaststelling aan te bieden eene suppletoire begrooting, strekkende om op
het artikel opbrengst voor het gebruik of genot van openbare gemeente
werken enz. (Hoofdstuk II, afd. IV, art. 5, volgn. 12) eene som van
f 5000 in ontvangst uit te trekken en den post: Onderhoud van straten
en pleinen (Hoofdst. II, art. 1, volgn. 90) met gelijk bedrag te verhoogen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N®. 349. Leiden, 17 November 1879.
In de Wet van 23 April 1879 (Slbl. n". 72) lot regeling der helling
van rechten wegens de verrichtingen van den ambtenaar van den Burger
lijken Stand, zijn de rechten vastgesteld die verschuldigd zijn voor de
afgifte van afschriften van of uittreksels uil akten van den burgerlijken
stand en is bepaald dat voor de huwelijksvoltrekking op anderen lijd of
andere wijze, als waarop zij ingevolge het voorschrift der wet kosteloos
plaats heeft, door de gemeente recht kan worden gevorderd, met inacht
neming van art. 238 der gemeentewet, terwijl met het in werking tre
den der wet op I Januari 1880 alle verordeningen tot de heffing van
recht ter zake van het opmaken van akten of andere verrichtingen van
den burgerlijken stand vervallen.
De heffing van leges voor de administratieve diensten van wege het
Gemeentebestuur verstrekt, is alhier geregeld bij raadsbesluit van 23
September 1869 (Gemeenteblad n®. 12) goedgekeurd bij Koninklijk be
sluit van 4 November d. a. v. n°. 18, zijnde de verordening op de in
vordering vastgesteld bij raadsbesluiten van 15 December 1855 en 28
Februari 1856.
Bedoelde raadsbesluiten zullen derhalve na het inwerking treden der
aangehaalde wet alleen van kracht blijven voor zooveel betreft de leges
geene betrekking hebbende tot de akten of verrichtingen van den burger
lijken stand, zoodat de bepalingen aangaande de heffing van rechten
voor het gebruik van lokalen ter zake van de huwelijksvoltrekking op
nieuw zullen moeten worden vastgesteld.
Wij stellen Uwe Vergadering mitsdien voor de navolgende besluiten
vast te stellen:
RAADSBESLUIT tot het heffen van de rechten ter zake van
huwelijksvoltrekking op buitengewone tijden.
Er zullen de navolgende leges worden geheven
1®. voor de huwelijksaangifte in een ander lokaal op het Raadhuis
dan het daartoe bestemde bureau een gulden vijftig cents;
2°. voor het gebruik van een bijzonder lokaal op het Raadhuis, bij
gelegenheid van de huwelijksvoltrekking, drie gulden;
3®. voor de huwelijksvoltrekking op den gewonen dag (zijnde des
Woensdags te één uur voor hen wier stukken alsdan aanwezig kunnen
zijn en des Donderdags op hetzelfde uur voor de overigen alsmede des
Maandags te één uur) doch op een ander uur dan het bepaalde tien gulden;
op eenen anderen dag twintig gulden;
4®. voor het sluiten of ontsluiten van de bureaux op buitengewone
tijden zestig cents.
Dit besluit treedt in werking den lslen Januari 1880.
Gedaan te Leiden ter openbare raadsvergadering van
VERORDENING op de invordering van de rechten ter zake van
huwelijksvoltrekking op buitengewone lijden.
Art. 1. De belasting is verschuldigd en moet worden voldaan vóór de
aangifte en de voltrekking van hel huwelijk aan den gemeente ontvanger.
Art. 2. De arlt. 258 tot en met 262 der Wet van 29 Juni 1851
(Staatsblad n®. 85) zijn op de invordering van deze rechten van toe
passing.
Gedaan te Leiden ter openbare raadsvergadering van
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 350. Leiden, 17 November 1879.
Onder overlegging van bijgaande stukken hebben wij de eer U mede
te deelen dat ook wij geen bezwaar hebben legen de inwilliging van het
verzoek van C. Van Swielen, om eervol ontslag uit zijne betrekking van
onderwijzer 2e klasse aan de jongensschool 2e klasse. Wij geven Uwe
Vergadering alzoo in overweging hem dat eervol ontslag te verleenen
en zulks ingevolge zijn verzoek met ingang van 1 Januari 1880.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren!
Ik heb de eer UEA. kennis te geven van mijne benoeming tot hoofd
onderwijzer in de gemeente Oegstgeest.
Hierdoor zie ik mij verplicht eervol ontslag te verzoeken uit mijne
betrekking als onderwijzer 2e klasse in deze gemeente legen 1 Januari a. s.
Met verscliuldigden eerbied heb ik de eer te zijn,
Edelachtbare Heeren
UEA. onderdanige dienaar,
Leiden, 13 Nov. 1879. C. Van Swieten.
De ondergeleekende heeft de eer UEd. Achtbare te berichten, dat er
van zijnen kant geen bezwaar bestaal tegen de inwilliging van het ver-
Ino. stekken 1879.