87
het sectie-verslag gegeven naar aanleiding van een daarin voorkomend
verzoek om overlegging der exploitatie-rekening van de duinwateronder
neming. Ik heb zooeven met veel genoegen vernomendat de hier be
doelde maatschappij op het laatste oogenblik toch nog heeft ingezien
dat men voor rentegarantie met 118000 wel kon volstaan en de som dus
met 4500 kon verminderd worden. Toen de sectiën vergaderden was
daarvan niets bekenddoch al ware het bekend geweest, het zoude mij
niet weerhouden hebben het genoemde verzoek te doen. Het verzoek is
in de volgende woorden vervat, terwijl ik intusschen doe opmerken, dat
ik voor mij hoofdzakelijk gewicht hechtte aan het laatste gedeelte daarvan
hetwelk ik nu alleen bespreken wil: «-Algemeen verlangde men een ver-
slag zooals dit aan de aandeelhouders was uitgebracht in de vergadering
waarin de eerste rekening was goedgekeurd, waaruit zou blijken hoevele
contracten voor waterlevering waren gesloten en welk bedrag daarvoor is
ontvangenmaar vooral zou men gaarne in het bezit gesteld worden van
een afschrift der exploitatierekeningten einde daaruit bekend te worden
met den iinanciëlen toestand der maatschappij en met de vooruitzichten
omtrent de afname der jaarlijksche uitkeering als rentegarantie". Op het
laatste gedeelte dier vraag is kortaf en zonder meer het volgende geant
woord: «De rekening is ingevolge de voorwaarden der concessie alleen aan
de goedkeuring van Burg. en Weth. onderworpen". De vraag is in mijne
sectie gedaan en ik met nog een ander lid drongen meer in het bijzonder
op de overlegging van een afschrift der exploitatie rekening aan. Ik
meendedat de Baad gerechtigd was te dezer zake inlichtingen te vragen
en dus kennis te erlangen van de exploitatie-rekening. Iedereen toch be-
grijpt, dat van het al of niet hoog opdrijven van de exploitatie-onkosten
de vraag afhangt, of en hoeveel de stad als garantie verplicht is bij te pas
sen en in de toekomst zal bijpassen. Ik heb dus wel eenig recht mij het
gegeven antwoord aan te trekken. En nu dat antwoord. Ik kan het
Dagelijksch Bestuur de verzekering geven dat behalve mijzoo niet alle
althans de helft der leden dier sectie volkomen goed wistendat volgens
de concessie de rekening aan de goedkeuring van Burg. en Weth., en niet
aan die van den Baad, is onderworpen. Juist daarom vroegen wij afschrift
dier rekening aan Burg. en Weth.; want, zoo zij aan onze goedkeuring
was onderworpen geweestzoude die vraag geheel overbodig en zonder zin
zijn geweest. Er was dan ook geen sprake van goedkeuring der rekening,
maar van inlichtingen in den vorm van overlegging van een afschrift. Heden
wil ik op de zaak niet verder aandringen maar geef toch in overweging te
bedenken dat Burg. en Weth. overeenkomstig art. 183 der gemeentewet
aan den Baad alle inlichtingen verschuldigd zijn zoodat zijals dn Baad
afschrift van die rekening vraagt, verplicht zijn op deze of gene wijze aan
die uitnoodiging te voldoen. In verband daarmede geef ik in overweging
voortaan minder kortaf te antwoorden. Terecht heeft de Baad bij het ver-
leenen der concessie veel aan Burg. en Weth. overgelaten, onder anderen
de goedkeuring der rekening. De Baad wist, dat hij van hen steeds alle
verlangde inlichtingen mocht verwachten. Met hetzelfde doel is bij de con
cessie bepaald, dat een lid van den Baad, in casu onze geachte Wethouder
van Fabricage, commissaris der maatschappij moet wezen. Hij zit daar
tevens als het ware als controleurom voor de belangen der gemeente te
waken. Mochten dus onverhoopt Burg. en Weth. niet in staat zijn ons de
verlangde inlichtingen te gevenzoo zoude hij daartoe geroepen zijn. Intus
schen zal ik voor dit jaar in het gegeven antwoord berusten en geen voor
stel aan den Baad doen tot verkrijging van het gevraagde.
De heer Hartevelt. Ook ik ben in de sectiewaar de vraag gedaan
is, tegenwoordig geweest, maar heb later op het stadhuis eene berekening
en de toelichting van de directie der duinwatermaatscbappij gezien. Met
genoegen heb ik haar ingezien en opgemerkt dat de wensch van verschil
lende leden is voorkomen. Of andere leden van den Baad ook inzage
hiervan genomen hebben is mij onbekend.
De heer Cock. Ik ben niet zoo gelukkig geweest en het heeft ook niet
in de bedoeling van Burg. en Weth. gelegen mij zoo gelukkig te maken.
Integendeel geven zij in hun antwoord te kennendat zijdie overlegging
van de rekening verzoeken, een min of meer indiscrete vraag doen, aan
welke door hen geen gevolg zal gegeven worden. Wel heb ik op de lees
kamer inzage gekregen van de balans, maar die was niet gevraagd. Juist
omdat eene balans, tenzij vergezeld van alle bescheiden, geen genoegzaam
licht kan verspreidenis door ons aangedrongen op de overlegging van
een afschrift van de rekening. Kan de heer Hartevelt misschien dat stuk
bedoelen? Die balans heb ook ik ingezien; het is een stuk van plusminus
twintig regelsdat voor bet door ons beoogde doel geheel onvoldoende is.
De beer De Laat de Kanter. Die quaestie van het geven van voor
schot vind ik niet juist gesteld. Ik deel ook niet het gevoelen van den
heer Cock over de beteekenis van de garantie. Wanneer eene gemeente,
zooals hier het geval is, eene zekere rente garandeert, moet zij de maat
schappij in staat stellen hare verplichtingen na te komen als deze daartoe
niet zelf iü staat mocht zijn, behoudens nadere vereffening, als de rekening
van het boekjaar afgesloten en de balans opgemaakt is. Op 30 Juni 1880
vervalt de coupon van 50 per aandeel van f 1000 en met die coupon
wordt de rente van' het tweede halfjaar 1879 co het eerste halfjaar 1880
betaald. Dit is van den beginne af zoo gegaan. Het eerste jaar bedroeg
de coupon slechts 25 voor het eerste halfjaar 1878. Dit jaar is betaald
de rente voor het tweede halfjaar 1878 en het eerste halfjaar 1879, zoodat
de maatschappij het tweede halfjaar 1878 eerst een half jaar na het verstrijken
van den termijn heeft verkregen en de helft der noodige fondsen voor 1879
na het verstrijken van het eerste halfjaar. Indien men er bij het verleenen
van de concessie of bij de vaststelling der statuten aan had gedacht, had
men de zaak wel kunnen regelen zooals de heer Cock dit schijnt te wen-
scben. Maar nu dit niet is gebeurd geloof ik dat er geheel wordt gehan
deld overeenkomstig de voorwaarden der concessie en de verplichtingen,
welke de gemeente op zich heeft genomen. Wat nu de rekening betreft,
zeer zeker zijn volgens art. 183 der gemeentewet Burg. en Weth. verplicht
aan den Baad inlichtingen te geven. Maar de heer Cock vergeet dat wij
hier staan tegenover eene particuliere maatschappij. Bij de concessie-voor
waarden is aan Burg. en Weth. opgedragen de rekening der duinwatermaat
scbappij goed te keuren. Dat er een afschrift van de exploitatierekening
aan den Baad moet worden overgelegd is niet bepaald, en ik geloof niet dat
de Baad het recht heeft de overlegging van zoodanige rekening te vragen
nu zij de goedkeuring aan Burg. en Weth. heeft opgedragen. Dan had
de goedkeuring aan den Baad voorbehouden moeten zijn en dan had men
het recht gehad overlegging van bescheiden te vragen. Maar nu de goedkeuring
en vaststelling der rekening aan Burg. en Weth. is opgedragenzou het te
ver gaan aan den Baad alle bescheiden over te leggen en de rekening
te maken tot publiek domeiniets wat dan zeer moeielijk te voorkomen
zou zijn.
De heer Cock. Wat het punt der garantie betreft, daaromtrent blijft
verschil bestaan tusschen den heer De Kanter en mij. Ik laat bet aan
anderen over tusschen ons te beslissen. Ik handhaaf echter mijn gevoelen.
Dat ikwat het andere bezwaar betreftzou eischeu dat den Baad inzage
werd gegeven van de exploitatierekening van elke particuliere maatschappij
neen, dat verlang ik niet. Daaruit zoude volgen, dat ik den Baad het
recht toekendeinzage te nemen van de rekening van elke particuliere
vennootschap, naamiooze of onder eene firma. Dit zou al te dwaas zijn.
Wij vragen niet inzage van de rekening van elke maatschappijmaar eenig-
lijk en alleen van deze, bij welke Leidens belangen in hooge mate betrokken
zijn. Het afschrift had ons, zoo noodig, onder belofte van geheimhouding
kunnen gegeven worden. Zoo iemand kan gezegd worden bij eene zaak
betrokken te zijn, dan zal het wel hij zijn, die de garantie verleent, dat
is de Gemeenteraad, en zonder wiens garantie gelijk in dit geval
de maatschappij niet in het leven had kunnen geroepen worden. Ik had
dan ookom de ons m. i. ten volle verschuldigde inlichtingen te erlangen
gerekend op de twee volgende, gelukkig aanwezige, omstandigheden: teu
eerste dat Burg. en Weth. de rekening goedkeurenten tweede dat een
Wethouder opzettelijk aangesteld is om controle uit te oefenen en om inlich
tingen te verkrijgen. Ik meende dat dit geen indiscrete vraag kon heeten.
No. 100, verminderd tot ƒ18000, wordt hierop aangenomen.
No. 101 wordt aldus goedgekeurd: Beinigen van riolen, stelsel Liernur
1760.
Hoofdstuk II wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Hoofdstuk III. Kosten voob eigendommen welke de gemeente naar
HET BURGERLIJK RECHT BEZIT MET DE DESWEGE VERSCHULDIGDE LASTEN.
No. 102. Onderhoud van huizen, torens, poorten en dergelijke ƒ3400.
De heer Hartevelt. Dit artikel moet verhoogd worden met 400 voor
herstelling van den toren aan de Hooglandsche kerk.
De heer Goudsmit. Mag ik vragen, mijnheer de Voorzitter, waarom
niet voldaan is aan het artikel der gemeentewet, bepalende dat jaarlijks
opgave moet geschieden van de eigendommen, die de gemeente naar het
burgerlijk recht bezit? Dat is verleden jaar en ik meen ook voorverleden
jaar niet geschied. Het is toch eene peremptoire bepaling der gemeentewet.
De Voorzitter. De laatste maal is dit naar ik meen in 1877 geschied.
Ik zal daaromtrent een onderzoek doen instellen.
No. 102, met 400 verhoogd, wordt hierop aangenomen.
No. 103. Dag- en weekgelden der werklieden en bedienden in dienst
der gemeente, mitsgaders verdere kosten der fabricage f 15672.
De heer Juta. Ik ben niet voor vergrooting van het aantal kerklieden
der gemeente en stel dus voor dit artikel met 572 té verminderen voor
het aanstellen van twee straatvegers.
De beer De Laat de Kanter. Ik heb alleen op te merken dat déze
verhooging bet gevolg is van een verlangen verleden jaar in den Baad
uitgesproken. Men besloot toen geen voorstel te doen voor de loopeücie
begrooting, maar er op te zullen letten bij de vaststelling der begrooting
voor 1880.
Het voorstel van den heer Juta, tot vermindering van het artikel, wordt
hierop met 14 tegen 5 stemmen verworpen.
Voor stemden: de beeren Juta, Goudsmit, Verster, Cock en Donner.
De heer Donner. Is het niet mogelijk verandering te brengen in den
toestand, zoodat wij van het eigen beheer afkwamen en meer door bazen
en aannemers werd verricht? Tal van werklieden hebben wij en wij weten
toch hoe er gewerkt wordt. Het ziet alles geen daglicht wat er geschiedt.
Meermalen heb ik er over hooren spreken en klagen door verschillende
burgers.
De Voorzitter. Ten hoogste verbaast het mij van den heer Donner
te vernemen dat er hier gewerkt wordt op eene wijze die geen daglicht
kan zien.
De beer Donner. Ik wil feiten noemen als het noodig is.
De Voorzitter. Overigens wordt er zooveel mogelijk aangenomen. Maar
de ondervinding heeft geleerd dat, als men den post vermindert, er niet over
een behoorlijk getal werklieden kan worden beschikt.
De heer De Laat de Kanter. Ik heb bij het door u gesprokenemijn
heer de Voorzitter, niets te voegen. Het is eene aanmerking, die ik in de
weinige jaren, welke ik de eer heb Wethouder te zijn, telkens gehoord heb.
En telkens wordt zij op dezelfde wijze beantwoordnl. dat alles wat voor
aanbesteding vatbaar is aanbesteed wordt. Kortheidshalve geloof ik dat het
goed is er niets meer van te zeggen.
No. 103 wordt hierop aangenomen met 15 tegen 4 stemmen.
Tegen stemdende heeren GoudsmitVersterCock en Donner.
Nos. 104108 worden aldus goedgekeurd: Grondlasten en personeele
lasten wegens huizen en landerijen alsmede patentrechten van schuiten 1650
Dijk- en polderlasten f 150; Kosten ter zake van het innen van renten
wegens inschrijvingen op de Grootboeken der Nationale Schnld ƒ20;
Kosten van toezicht op de vroonwateren f 200; Aanvulling van het ver-
nieuwings- en uitbreidingsfonds der Stedelijke Gasfabriek Memorie.
Hoofdstuk III wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Hoofdstuk IV. Kosten van invordering der plaatselijke belas
tingen OF MIDDELEN.
Nos. 109 en 110 worden aldus goedgekeurd: Kosten van toezicht en van
invordering der plaatselijke belastingen ƒ9750 Vergoeding aan bet Kijk
van 2£ ten honderd van het onzuiver bedrag der opcenten ten behoeve der
gemeente geheven, op dc grondbelasting en op de personeele belasting 1992.