f 8360.—
6160.—
150.—
337.50
325.—
175.—
287.50
462.50
137.50
300.—
25.—
8360.—
7600.—
360.—
645.—
720.—
544.—
144.05
575.33
750.—
270.—
171.14
350.—
20.—
40.—
150.—
337.50
325.
140.—
2S7.50
462.50
137.50
300.—
25.—
f 7325.—
te zorgen dat den kinderen gelegenheid om onderwijs te genieten zal worden
verschaft. Zegt men de traktementen zijn niet te hoog; de scholen moeten goed
zijn; de kinderen moeten -in de gelegenheid worden gesteld die te bezoe
ken, dan weet ik niet hoe het mogelijk is eene vermindering te beproeven:
Gaarne zou ik dus eene opgave ontvangen, waaruit blijken zou waarin be
zuiniging te brengen is zonder het goede onderwijs te verminderen. Neen,
zegt de heer Le Poolemen moet het niet zoeken op vermindering der
uitgavenmaar de ontvangsten verhoogen en eene commissie benoemen
ten einde de vraag te onderzoeken of het niet mogelijk is het schoolgeld
te verhoogen tot dekking der kosten. Hoe gaarne ik den heer Le Poole
een middel zou willen schenken om voor de begrooting te stemmenik
kan dit niet doen. Wij hebben scholen voor onvermogendendaarvoor
moet alles door de gemeente worden betaaldook voor de scholen voor
minvermogenden moet aanmerkelijk door de gemeente worden bijgedragen.
Daaraan wil ook de heer Le Poole niet veranderen. Maar nu de scholen
voor de tusschenklasse. Stel, er wordt besloten tot verhoogiog van het
tegenwoordige schoolgeld van 16 op 30, zal dat financieel voor de ge
meente voordeelig zijn? Neen. Dan zullen de leerlingen van de school
voor de middelklasse grootendeels verhuizen naar de lagere klasse, naar de
zoogenaamde centenschool. Dat is geen ij dele vrees; neen, mannen, die
met het onderwijs bekend zijnhebben hierop mijne aandacht gevestigd.
Bij slot van rekening zullen wij minder ontvangsten hebben. Hetzelfde
geldt voor de scholen van den heer Japikse en mej. Jesse. Door de hef
fing van een schoolgeld van f 80 voor de meisjes worden nu reeds vele ouders
zwaar gedrukt, en wanneer die som verhoogd wordt zal daarvan het gevolg
zijn dat zij naar andere gemeente-scholen die van mej. Winkler en den
heer Van Wijk, zullen vertrekken, waardoor de inkomsten zullen vermin
deren. Ik zie geen heil in het voorstel van den heer Le Poole. Zonder
nadere aanwijzing zie ik de mogelijkheid niet van vermindering der uit
gaven. In het voorstel van den heer Le Poole zie ik met geen mogelijk
heid het middel om de ontvangsten te vermeerderen en ik zal het moeten
afwijzen. Ten slotte ééne herinnering. De heer Donner doet uitkomen
dat de toestand hier in Leiden zoo slecht is en de verhouding van de
bijzondere school tegenover de gemeente-scholen evenzeer slecht is. In
Botterdam, zeide hij, gaat het zooveel beter. Ik wijs er op dat in Bot
terdam ten opzichte van het onderwijs dezelfde klacht wordt aangevoerd en
dat daar insgelijks is voorgesteld de benoeming eener commissie, ten einde
een onderzoek in te stellen naar het al of niet wenschelijke van verhooging
van het schoolgeld. Wat de heer Donner bier voor eene weldaad houdt
wordt daar reeds als een onvoldoende toestand gekenmerkt. Waar gaan
wij heen, indien wij op al die bezwaren acht geven? Mijnheer de Voor
zitter! ik voorzie daarvan het einde niet.
De heer Dokneb. Om den laatsten spreker niet te vergeten, moet ik
hem al dadelijk antwoorden dat ik in de eerste plaats mij niet alleen heb
beroepen op Botterdam, maar ook Amsterdam, Den Haag en Utrecbt heb
genoemd. In de tweede plaats, ook mijn beroep op Botterdam blijft van
kracht. Indien het daar met het bijzonder onderwijs zooveel gunstiger staat
dan bier, en men nochtans klaagt over en protesteert tegen de kosten van
het openbaar onderwijs, dan is dit een bewijs hoe ernstig bet gevaar is, dat
het bijzonder onderwijs bedreigten een tijdige maatregel dit kwaadzoo
mogelijk, af te weren. Wat men na gezegd heeft, dat verhooging der
inkomsten niet zou batenik heb die verhooging niet alleen willen zoeken
in de scholen 2de klassemaar ook in die voor minvermogenden. Ik
meen ook door mijne vroegere betrekking de stad te kennen en demenscben
die hun kinderen naar de scholen voor minvermogenden zendenvoor een
cent per dag. Vele dier lieden zijn in staBt meer te geven. Zoo heeft
men het elders ook begrepen. Voor dezelfde soort van scholen wordt in
Den Haag 15 ets., in Utrecht 12J- ets. betaald. Welk kwaad zou er nu
in gelegen zijn hier het schoolgeld voor die scholen van minvermogenden
te verhoogen? Die menschen zal het geen kwaad doen. Wat wij in onzen
stand soms bezuinigengeven zij vaak lichtzinnig uit. Welke waarde
kunnen zij ook anders aan het onderwijs hechten als dagelijks bun kind
met een cent heengaat om het hoogste te ontvangen: onderwijs? Tracht
ze te releveeren en tevens het belang der stad te bevorderen. Wat de
scholen betreft door den heer Le Poole bedoeldik geloof dat het ook
voor die nuttig is bet schoolgeld te verhoogen. Er zijn burgers, neen,
er zijn menscben meer dan burgers, die bun kinderen sturen naar de school
van den heer Van Wijk, omdat daar, volgens hun voorgeven, even goed
onderwijs wordt gegeven als op die van den heer Japiksedat zijn menschen
van fortuin, die dit doen. Op de hoogste klassen heb ik geen aanmerking;
60 dut gaat. Maar op beide klassen van scholen, de scholen voor min
vermogenden en de jongens- en meisjesscholen 2de klasse, heb ik zeker
aanmerking. Ik heb nog niet gesproken van het hooger en middelbaar
onderwijs. Het hooger onderwijs toch behoort tot eene categorie, die wij
geroepen zijn te bevorderen in het belang van den Staat. Die den klas
sieken stadiegang volgt, bekwaamt zich voor eene betrekking, waarin velen
nauwelijks de rente terugontvangen van het kapitaal, dat hunne studie
gevorderd heeft. Maar het middelbaar onderwijs is voor handel en industrie
om den kinderen een bloeiende toekomst te verschaften. Menig ouder, die
zijn kinderen een klassieke opleiding geeftmoet daarvoor schatten bijdragen
zonder dat dit later genoegzaam wordt gecompenseerd. Maar een jongen
die naar het middelbaar onderwijs gaat, is in staat zich later goed te ves
tigen. Moeten wij nu op het onderwijs van zulken leerling 140 toegeven?
De wet zegt: wij mogen niet hooger gaan dan f60. Toch heb ik daar
tegen groot bezwaar, vooral met het oog op de op te richten hoogere
burgerschool voor meisjes. Wat de uitgaven betreft, de school van den
heer Van Dijl heeft 600 kinderen en kost ƒ7000 'sjaars, buiten de kosten
van het gebouw. Voorzoover ik weet heeft die school vanwege de School
commissie geen bestraffing ontvangen. Voorzoover ik weet, want in de
laatste twee jaar zijn onze scholen niet door de Schoolcommissie meer ge
noemd wat een treurig verschijnsel mag heeten. Het is alsof zij niet
meer bestaan. Men spreekt niet meer van bijzonder en openbaar, maar
alleen van het openbaar lager onderwijs. Op die school is echter geen
aanmerking gemaakt. Zij heeft 600 kinderen en 9 a 10 secondanten.
Welk een verschil met de kosten van da openbare scholenwaar hetzelfde
onderwijs gegeven wordt als op die van den beer Van Dijl. Ook het
cijfer der school behoeften 7500 schijnt mij tamelijk hoog toe. Als ik
nu terugkom op hetgeen de voorlaatste spreker heeft gezegdniet op de
geheele geschiedenismaar op de feiten van het oogenblikdan herbaal ik
dat op dit oogenblik de kosten van bet openbaar onderwijs na aftrek van
betgeen voor het gymnasium en de hoogere burgerschool wordt bijgedragen
voor het lager onderwijs, met inbegrip der kweekschool voor onderwijzers
en onderwijzeressen, eene som is van meer dan ƒ96000. Deze som komt
geheel ten laste der gemeente. Nu wij eenmaal zoover zijn gekomen
vraag ik: moeten wij nu verder gaan, of ten min9te goedkeuren het voor
stel van den heer Le Poole om een onderzoek in te stellen Laat de Baad
een blijk van welwillendheid geven. Ten slotte moet ik den heer Van der
Lith doen opmerken dat hij mij niet goed heeft verstaanwaar ik sprak
van menschendie belemmerd werden in de vrije keuze van eene school
voor hunne kinderen. Op den tegenwoordigen weg voortgaande, zullen wij
ten slotte slechts overhouden één onderwijzer en één school. Daardoor
wordt de vrije keuze belemmerd. Het kan toch niet ontkend worden dat
het bijzonder onderwijs lijdt door de opvoering van het openbaar onderwijs.
Het is ontegenzeggelijkde kosten zijn te hoog.
De heer Le Poole. Ik zal zeer kort kunnen zijn na de gedetailleerde
wederlegging door den vorigen geachten spreker. Een woord van dank aan
den heer Van der Lith voor de wijze, waarop hij over mijn voorstel heeft
gesproken. Wij, die het bijzonder onderwijs liefhebben, haten daarom het
openbaar onderwijs nog niet. Wij willen de jaarwedden der onderwijzers
niet verlagennoch de schoolgebouwen afbreken of de kinderendie zich
aanmeldenwegzenden. Wat wij wenschen is dat de voorstanders van het
openbaar lager onderwijs wat meêgaander waren tot herstel van bestaande
grievenwaaronder de lage schoolgeldheffing een eerste plaats inneemt.
De heer Van der Lith zeide: er is maar van tegemoetkoming sprake in de
wetmaar ik ga nog verder dan hij. De wet schrijft ons nog niet eens
peremptoir eene tegemoetkoming voor. Er kan eene bijdrage worde ge
heven zij laat dit aan de gemeentebesturen over. Een gemeente kan zoo
rijk zijn dat er geen heffingen noodig zijn zelfs geen schoolgeldheffing. De
vraag is: wat doet een verstandig gemeentebestuur, dat niet rijk is en waarvan
de uitgaven voor het lager onderwijs in 10 jaren meer dan verdubbeld zijn?
Zij onderzoekt, of ook die heffing meer in verhouding tot de kosten moet
gebracht worden. Of is er dan bij onbeperkte uitzetting der uitgaven nooit
sprake dat ter tegemoetkoming de bijdragen iets vermeerderd worden? De
beer De Goeje heeft ons belangrijke becijferingen medegedeeld. Ik zal
mijne berekeningen van de bijdragen voor ieder leerling niet voorlezen
dit zou teveel ophouden maar ze alleen laten drukken, althans wat de
scholen 2de klasse betreft.
Bijdragen voor iederen leerling op de scholen 2de klasse voor jongens,
volgens de geraeentebegrootingen van 1870 en 1880:
Inkomsten.
Volgn. 17 v. 250 leerl. 3860.
1870.
Uitgaven.
Volgn. 110 jaarwedden
teekenlessen
110/111 vormend onderw. I
111 gymnastieklessen
111 5 pCt. schoolgeld
bleef ongedekt 5000.
112
113
114
115
117
onderhoud -jL
schoolb. en boek. 's
licht en vuur J
gemis vrije woning
pl. sclioolcomm. j
Bijdrage voor iederen leerling was alzoo 20.
Volgn. 18 V. 226 leerl. 3000.-
1880.
Volgn. 129 jaarwedden
129 teekenlessen -j
129 vormend onderw. Jj
129 ksveekelingen
129 gymnastieklessen
130 5 pCt. schoolgeld
131 onderhoud
132 schoolb. en boek. T'7
133 vuur cn licht
134 huurgymn.school
135 gemis vrije won.
bleef ongedekt 9089.52
138 pl. sehoolcomm.
141 kosten advert. T*r
12089.52 12089.52
Bijdrage voor iederen leerling is alzoo ƒ40.21.
Bijdragen voor iedere leerling op de scholen 2de klasse voor meisjes,
volgens de gemeentebegrootingen van 1870 en 1880
Inkomsten.
Volgn. 17 v. 110 leerl. 2720.
bleef ongedekt 4605.
1870.
Uitgaven.
Volgn. 110 jaarwedden
teekenlessen
110/111 vormend onderwijs -J-
111 gymnastieklessen
1115 pCt. schoolgeld
112 onderhoud Tïj-
113 schoolb. en boeken -g
1L4 vuur en licht
115 gemis vrije woning
117 pl. sehoolcomm.
5160.—
Bijdrage voor iedere leerling was alzoo ƒ21.93.
f 7325.—