98 De beer Juta. Wat is bet doel van de bepaling dat bet nommer van binnen zichtbaar moet zijn? De Voorzitter. Het kan zijn dat iemand aanmerkingen heelt, zoodat i er gelegenheid moet zijn om ook binnen in den wagen te weten welk num mer hij draagt. Men moet bet publiek zooveel mogelijk faciliteiten ver- leencn. Art. 54g en art. 54 h worden goedgekeurd. De Voorzitter. Art. 54» wordt nader aldus gewijzigd: Het signaal, bedoeld in art. 16 der concessie, bestaat uit een signaalklok of schel. De koetsiers zijn verplicht hun sein te gebruiken in de volgende gevallen a. bij het wegrijden en bet naderen van de standplaats; b. vóór en bij het omrijden van iederen hoek eener straat en bij bet nade ren van iedere dwarsstraat die zij moeten passeeren c. vóór bet oprijden van iedere brug; d. bij het naderen der wissels; e. ter waarschuwing van ieder rijtuig dat hen tegenkomt of voor hen uitrijdt f. ter waarschuwing van een iederdie zich op hun rijpad mocht bevinden. De heer Van Heukelom. Kon men niet een welluidender middel vinden dan een bel? Ik heb uitgerekend dat de koetsiers van de Hoogewoerd af tot het Station 35 malen moeten schellen (alleen voor bruggen en kruisende straten), zoodat er een voortdurend gebel langs de straat zal wezen. Dc beer Cock. Naar aanleiding zijner aanmerking moet ik zeggen dat de heer Van Heukelom volkomen gelijk heeft. Het zal een fameus carillon in de stad zijn. Men heelt maar naar Amsterdam te gaan, om dat voort durend geschel te hooren. Ik moet echter opmerken dat het gebel gevor derd wordt in het belang der veiligheid van voetgangers en rijtuigen. Het luideu der bellen zal ongetwijfeld onze gehoorzintuigen zeer onaangenaam aandoen, maar dit is een noodzakelijk gevolg van het besluit van dezen Baad om een tramway te hebben in cene stad, waar de straten op vele punten daarvoor te smal zijn terwijl die straten bovendien door minstens evenveel dwarsstraten doorsneden worden als te Amsterdamop welker snijdingspunten de veiligheid het aanwenden van dat gelui gebiedend vordert. Art. 54» en k worden goedgekeurd. Art. 541 wordt nader gewijzigd en luidt aldus: «De conducteurs en de koetsiers moeten nauwkeurig opletten of passagiers zich aanmelden om mede te rijden. Indien iemand wil instappen, schelt de conducteur, om naar gelang van omstandigheden te doen stoppen of stappen. Voor een elk niemand uitgezonderddie wenscht uit te stappendoet I hij stoppen, tenzij de gelegenheid daartoe, zooals bij het oprijden van bruggen of inrijden van bochten, dit ondoenlijk maakt; maar dan ook dadelijk, nadat men op het voor stoppen geschikte gedeelte van den weg is gekomen." l)e Voorzitter. Deze wijziging wordt noodig geacht, omdat volgens de instructie den koetsiers en conducteurs bet niet stilstaan bij het instappen wordt toegestaan. Bij het uitstappen moet stilgestaan worden. Art. 541 en m worden goedgekeurd. Art. 54». De heer Stokhuyzen. Is er geen ander woord te gebruiken dan het platte woord «vol"? In Frankrijk bezigt men de zachtere woorden «au grand complet". Ik zou het beter vinden te vermelden: «voltallig", «geen plaats meer" of wel «bezet". Ik stem gaarne toe dat men wel geen korter woord kan gebruiken om bet publiek kenbaar te maken dat er geen plaats meer is; toch vind ik het woord «vol" niet goed. De heer Van der Lith. In de Commissie is er wel over gedacht; want het woord vond bij haar geen groote sympathie. De nu voorgestelde woor den echter zijn geen van allen te verkiezenvooral omdat de meeste woor den groote plaats eiscben en het woord «vol" niet. Ik moet dit woord dus handhaven, tenzij men een kleiner of even klein en even goed woord kan noemen. De heer Stoxhuyzen. Ik beken gaarne geen korter woord te kunnen vinden. Mij dunkt echter dat het woord «voltallig" zooveel plaats niet inneemt. De heer Van Heukelom. Ik ben het met den heer Stokhuyzen eens, dat het woord «vol" al heel leelijk is. Ik dacht er reeds aan om het woord «vol" in «eivol" te veranderen. Maar ik stel iets anders voor. Burg. en Weth. bepalen b. v. dat er in den wagen 12 plaatsen zijn en zoodra deze bezet zijn vermeldt de vaan of het bord een 12. De Voorzitter. Daartegen bestaat het bezwaar dat men niet altijd weet hoeveel plaatsen de wagen bevatten kan. Zou het opsteken van de vaan alleen niet reeds voldoende zijn, als teeken dat de wagen vol is? De heer Van der Lith. Ik zal toch nog eene poging doen om de redactie, zooals zij is voorgesteld, te verdedigen. Neem aan dat de bewoners van Leiden aan het vaantje gewend zijndan weten de vreemdelingen nog niet wat dit beteekent. De Voorzitter. De Franscben, Engelschen en Duitschen zullen ook het woord «vol" niet begrijpen. Ik geloof dat in Amsterdam en Botterdam op de door mij voorgestelde wijze wordt gehandeld en dat de bedoeling van het teeken wel wordt gevat. De heer Van der Lith. Ik denk niet aan het cosmopolitisch karakter der vreemdelingen. De meeste bezoekers onzer gemeente zijn echter Neder landers. Wat het beroep op Botterdam aangaatmoet ik opmerken dat de Commissie het woord «vol" juist ontleend heeft aan de verordening te Botterdam, waBr het gekleurde vaantje niet voldoende voor deu tram ge rekend wordt. De heer Goudsmit. Ik kan ook niet zeggen dat het woord «vol" zoo leelijk is. Men zegt weldie kamer is vol. Dat woord is kort en duidelijk. De heer Cock. Het woord is uit de Botterdamsche verordening overge nomen en is gebruikelijk. Art. 54» wordt met 13 tfgen 2 stemmen aangenomen. Tegen stemden: de hecren Stokhuyzen en Van Heukelom. Art. 54 o. De heer Wilhelmy Damsté. Ik wenschte voor te stellen aan dit artikel eene alinea toe te voegen, luidende: «Ook is hij verplicht hen die andere passagiers overlast aandoen of beleedigen dadelijk het rijtuig te doen ver laten." De heer Goudsmit. Er staat in dit artikel: «Het is verboden honden met de tram-wagens te vervoeren. De co ducteur is verplicht eiken bond uit het rijtuig te verwijderen." Die tweede, zinsnede onderstelt echter dat de bonden reeds vervoerd zijn. En dat vervoer wordt juist in de eerste alinea verboden. Daarom zou ik er voor zijn die eerste alinea te doen vervallen. Anders beslaat er een contradictie. De conducteur mag geen honden vervoeren en hij is vei plicht ze uit het rijtuig te verwijderen. De Voorzitter. Zij zoude» i» het rijtuig toevallig kunnen zijn inge komen. De heer Juta. Ook mij is deze bepnling opgevallen. De tram staat, voordat hij zicb in beweging zet, eenige minuten stil en dan reeds, vooral bij regenachtig weder, maken passagiers er g bruik van b. v. aan het Station. Dan is er dus nog geen quaestie van vervoeren. De bedoeling is echter toch zeker ook dan te beletten dat honden in de rijtuigen komeu. Ik zou het daarom heler vinden te I. zen«Het is verboden honden in de tram wagens toe te laten." De heer De Laat de Kanter. Ik heb alleen eene kleine redactie opmerking. Eerst wordt in dit artikel g* wag gemaakt van bondendan van andere dieren en dan van lieden. Ik weet niet of de Commissie opzet telijk «besehonkene oi onreine lieden" lager heeft gesteld dan honden en andere lieden. Anders zou ik meenen dat de raenschen voor moesten gaan. De beer Wilhelmy Damsté. Ik wil gaarne mededeelenwaarom ik zooeven mijn voorstel beb gedaan. Ik heb vrees booren opperen ot meisjes of vrouwen wel gebruik zullen maken van den tramdaar zij bang zijn voor overlast van lieerm. Daarom wenschte ik de door mij voorgestelde bepaling er aan toe te voegenter tegemoetkoming aan de burgerijwelke die vrees koestert. De heer Cock. Ik beaam ten volle de goede bedoeling van den heer Damsté, maar ik zou wel in overweging willen geven over dat voorstel nog eens na te denken. Wij mogen toch niet treden op het gebied van den algemecnen wetgever. «Beleedigen" zou althans moeten worden weggelaten. Wat beleedigen is en wat voor beleediging als strafbaar feit verrischt wordt, leert ons de Code l'énal. Wij mogen daaraan niets toe- J voegenevenmin als wij er iets aan mogen afnemen. Of het overlast 8an- I doen ook zoo opgevat kan worden, dat het strafbaar stellen er van niet zou daarstellen een treden op het gebied van de algeineene strafwet, durf ik op dit oogenblik niet beslissen. De beslissing dier vraag behoort voor eerst te huis bij de Gedep. Statenlater wellicht hij den rechter. M«Br voor zoover ik mij herinner, komt in geene der door ons geraadpleegde keuren, noch in die van Amsterdam, noch in die van 'sHage, noch in die van Buttcrdam eene dergelijke bepaling voor, ofschoon zij daar minstens even noodig zou kunnen zijn als in Leiden. Dit geeft mij aanleiding om te ver moeden dat pogingen, om dergelijke bepaling bij de Gedep. Staten er door te krijgen, gefaald hebben. En als dit zoo is en wij die bepaling opnemen in onze verordening, dan zou het gevolg zijn dat wij onze keur niet dadelijk goedgekeurd kregen en wij op 22 November keurloos zouden zijnwat zeker nog erger zou wezen. Ik kan dus geen bepaald oordeel over het amen dement uitspreken. De beer Wilhelmy Damsté. Na den vorigen spreker gehoord te hebben, trek ik mijn voorstel in, in het denkbeeld dat wat in Amsterdam en Bot terdam niet noodig is geweest dit ook hier niet zal zijn. Ik vertrouw dat de burgerij van Leiden het gemis van dergelijke bepaling niet meer zal gevoelen dan die van elders. De heer Cock. Ik herhaal, dat, voor zoover ik mij herinner, in geen der drie keuren, van Amsterdam, den Hasg en Botterdam, dergelijke bepa ling voorkomt. Den beste kan echter iets ontsnappen. Art. 54o wordt hierop goedgekeurd, even als artt. 54p54». Art. 54 v. De 2 eerste alinea's worden goedgekeurd. 3de alinea: «Die van de artt. 54c en 54e met eene boete van f 5 tot f 25 en gevangenis van één tot drie dagen." De heer De Laat de Kanteb. Is art. 54e juist aangehaald? Wan neer zal de ondernemer daarvoor strafbaar zijn? De heer Van der Lith. Als zij weigeren de keuring toe te laten of een wagen achterbaks houden en niet aan de keuring onderwerpen. De beer Goudsmit. Ik zou de bedreigde gevangenisstraf willen doen wegvallen en alleen de boete van f 5 tot f 25 zien nedreigd. De heer Van der Lith. De Commissie is aan baar stelsel getrouw gebleven om zoo weinig mogelijk gevangenisstraf te bedreigen (laar zij dit niet wenschelijk acht. Maar hier is zij van haar stelsel afgeweken, omdat er een groot geldelijk belang bij de ondernemers kan bestaan een wagen dien zij vreezen dat afgekeurd zal werdenachterbaks te houden. Zij kunDen b. v. zeggen: wij hebben geen andere s wagen meer in gebruik maar onttrekken alzoo den slechten wagen aan de keuring en stellen dien later weer in gebruik. Het kan hun veel meer dan f 25 waard zijn dien wagen te onttrekken aan de keuring gedurende een maand. In zoodanig geval, waar vree9 voor de boete niet afschrikt daar het geldelijk voordeel bij de i overtreding grooter ismoet gevangenisstraf worden toegepast. De beer Goudsmit. Dan kan er staaD «boete of gevangenisstraf" en werd de toepassing overgelaten aan de discretie van den rechter. De heer I'OCK. Dan zou ik voorstellen den gewonen vorm te gebruiken «gezamenlijk of afzonderlijk". De heer Van der Litij. Ja. ao kan de beslissing aan den rechter - worden overgelaten. De heer De Laat de Kanter. Ik zou de gevangenisstraf toch wel willen behouden voor overtreding van art. 64 c. De ondervinding in andere steden heeft geleerd dat dikwijls uit moedwil voorwerpen op of tusschen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 18