78
W*. 207. Leiden, 22 September 1879.
Blijkens nevensgaand rapport der Commissie van Fabricage bestaan
er gewichtige bedenkingen tegen de inwilliging van het verzoek van
H. J. Hertog c. s.dat een gedeelte der sloot langs den Stationsweg
moge worden gedempt of overwulfd, welk verzoek aan Uwe Vergadering
is medegedeeld in de zitting van 23 Augustus jl.zoodat wij geen vrij
heid vinden de noodige voorstellen te doen, ten einde aan de bezwaren
van adressanten worde tegemoet gekomen.
Voorzeker zoude het ook, onzes inziens, in vele opzichtenwenschelijk
wezen zoo de geheele sloot tot aan den Hollandschen Spoorweg kon
worden gedempt, waardoor de Stationsweg aanmerkelijk zoude worden
verbreed, doch tot de uitvoering van zoodanig plan zoude niet kunnen
worden overgegaan, vermits de sloot nog steeds als doorvaart wordt
gebruikt en tegen eene geheele demping uit dien hoofde, bij het Ge
meentebestuur van Oegstgeest bezwaren zouden bestaan.
Wij stellen U alzoo voor afwijzend te beschikken.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 3 September 1879.
Bij het in onze handen gesteld adres van H. J. Hertog en verdere
onderteekenaars, bewoners van den Stationsweg en van de Sleenstraal,
wordt vooral in het belang der openbare gezondheid verzocht de dem
ping van een gedeelte der sloot of vaart langs den Stationsweg en wel
van den Singel lot de grensscheiding bij de Haverzaklaan.
Uit de daarbij gevoegde stukken bljjkt:
1® dat daartegen hij HH. Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland
en bij het Gemeentebestuur van Oegstgeest geene bezwaren zouden be
staan, indien van de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij vergun
ning is verkregen, om uit de Singelgracht door de brug bij de Pest
huislaan, de vaart langs de grensscheidingssloot te gebruiken;
2" dat de maatschappij die vergunning wil verleenen, byaldien buiten
hare kosten:
a. de brug bij de Peslhuislaan worde bediend en onderhouden
b. de verbinding van de haven met de vaarsloot geschiede volgens
hare aanwijzing en tegen vergoeding van de waarde van de daarvoor
ingenomen oppervlakte grond tegen den kostenden prijs;
terwijl het toelaten van doorvaren niet mag leiden tot het loopen
over de spoorweggrondennoch tot het daartegen stil liggen van vaar
tuigen.
De Commisie van Fabricage meent op den voorgrond te moeten stellen
dal slechts de helft van die vaart, langs den Stationsweg, in eigendom
behoort aan de gemeente Leiden, bij het kadaster bekend onder Sectie A
n°. 138, en de wederhelft aan de eigenaars der daaraan grenzende per-
ceelen, waartoe ook enkele der adressanten behooren, zoodat de uitloo-
zingen van die perceelen daarin geschieden.
Dientengevolge moet van die eigenaars uitgaan het plan, om hun ge
deelte der vaart te dempen en voor de uitloozingen of een riool te
leggen, of een anderen weg te zoeken, zoodat voor de gemeente Leiden
alleen overblijft het dempen van het haar toekomend deel der sloot
of vaart.
Evenzoo ligt het buiten de bemoeiing van het Gemeentebestuur, om
met de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij eene overeenkomst
te sluiten, die verplichtingen oplegt, waarbij het algemeen belang niet
wordt gebaat van de gemeente Leiden, maar van de ingezetenen van
Oegstgeest, die immers belang hebben bij het behoud der vaart van
de Singelgracht tot de Poelbrug.
Het dempen van het bedoelde gedeelte slaat bovendien in een zeer
nauw verband met eene behoorlijke doorstrooming van de Singelsloot,
tusschen den Stationsweg en de Pesthuislaan, die gedeeltelijk is over
wulfd, maar overigens een open sloot gebleven is.
Hoezeer dan ook geneigd, om tegemoet te komen aan de wenschen
vaneenige stadgenooten, die bewoners van de Steenstraat, den Stationsweg
of den Singel zijn, mogen de belangen van anderen, die door het Ge
meentebestuur van Oegstgeest worden genoemd, niet voorbij gezien
worden en ligt bovendien de oplossing der bezwaren, welke tegen de
inwilliging van hel verzoek bestaan, niet bepaaldelijk op den weg van
de gemeente Leiden, omdat immers niet kan geëischt worden, dat de
gemeente worde belast:
a. met de kosten van het dempen van de sloot en het leggen van
een riool ter lengte van 125 meters;
b. met het overwulven van het nog opengebleven gedeelte der Sin
gelsloot
c. met het in orde brengen van den waterweg langs de nieuwe Haven
en de Haverzaklaan tot aan den Stationsweg;
d. met de bediening en het onderhoud der brug in den Singel, nabij
de Pesthuislaan.
De Commissie acht zich uit dien hoofde bezwaard, om op het inge
diend adres gunstig te adviseeren.
Aan HII. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz.
en Wethouders.
N°. 208. Leiden, 22 September 1879.
Door de Commissie voor de Volkszangscholen is aanvrage gedaan om
het schoollokaal voor jongens, 2e klasse, op hel Pieterskerkplein kosteloos
te mogen gebruiken voor de door haar te geven zanglessen, omtrent
welk verzoek wij den betrokken hoofdonderwijzer hebben gehoord.
Onder overlegging van de stukken geven wij Uwe Vergadering in
overweging de gevraagde vergunning lot wederopzeggens te verleenen,
onder de in het rapport van den hoofdonderwijzer vermelde voorwaarden.
Met het oog op den heilzamen en beschavenden invloed welke door
de Volkszangschool wordt uitgeoefend, achten wij het in het belang
van de gemeente dat de Commissie in haren arbeid zooveel mogelijk
ook van gemeentewege worde gesteund.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 18 September 1879.
De Commissie voor de Volkszangschool van het departement Leiden,
der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, neemt de vrijheid het vol
gende onder Uwe aandacht te brengen.
Deze school is reeds gedurende eenige jaren gevestigd in het gebouw
van den heer Kneppelhoutop de Pieterskerkgracht alhierkosteloos
in gebruik afgestaan. In het begin van dit jaar heeft het lokaal, waar
onderwijs wordt gegeven, eene andere bestemming verkregen, zoodat
de Zangschool naar een kleiner lokaal in hetzelfde gebouw werd ver
plaatst. Dit lokaal is evenwel gebleken geheel ongeschikt te zijn om daarin
onderwijs te geven, het is te klein en daarenboven is er gebrek aan
licht en lucht, de Commissie verkeert dus in de noodzakelijkheid om
een ander lokaal voor deze school op te sporen. Nu is haar voor dit
doel zeer geschikt voorgekomen de gemeenteschool van den heer Van
Wijk, op het Pieterskerkplein.
Het is om die reden, dat zij zich tot UEd. Achtb. wendt, met het
beleefd verzoek, dat aan haar tot dit doel, voormeld lokaal kosteloos in
gebruik moge worden verleend.
Strenge maatregelen zullen worden genomen, om te voorkomen, dat
eenige schade aan het lokaalof de schoolmeubelen worden toegebracht.
Uwe steeds betoonde belangstelling in deze zoo nuttige inrichting,
doet de Commissie de hoop voeden, dat dit verzoek met een gunstigen
uitslag moge worden bekroond.
De Commissie voornoemd,
Aan Heeren Burgemeester en Vruggink Voorzitter.
Wethouders van Leiden. C. G. Nieüwveen Secretaris.
Leiden, 22 September 1879.
Ter voldoening aan den inhoud Uwer apostille van 20 September,
waarbij een verzoek der Commissie voor de Volkszangscholen, tot kos
teloos gebruik der openbare school bij de St. Pieterskerkheb ik de eer
UEd. Achtbaren het volgende te berichten:
Genoemde zangscholen worden bezocht door leerlingen, die de scholen
voor minvermogenden binnen deze gemeente bezoeken. Het ware dus,
dunkt mij, meer rationeel geweest, zoo de Commissie naar eene der
gelijke school hadde omgezien.
Nu ze echter om verschillende redenen gemeend heeft, het schoolge
bouw bij de St. Pieterskerk als de geschiktste voor haar doel te moeten
beschouwen, gevoel ik mjj genoopt te verklaren, dat er, althans van
mijnen kant, geene overwegende bezwaren tegen de inwilliging dier aan
vrage bestaan.
Het komt mij echter doelmatig voor, dat bij eventueele vergunning,
de volgende voorwaarden aan de Commissie gesteld worden:
1®. De Commissie zorgt, dat na afloop der lessen, de school be
hoorlijk worde gesloten en de sleutel onmiddellijk ten huize van den
hoofdonderwijzer bezorgd worde.
2®. De Commissie zorgt, dat de schoolmeubelen en al hetgeen zich
in de loquetten der leerlingen bevindt, ongeschonden blijve.
3°. De meerdere onkosten, die het schoonhouden der school mocht
veroorzaken, komen ten laste der Commissie.
4®. De vergunning wordt tot wederopzeggens toe verleend; en zal
dadelijk worden ingetrokkenwanneer vanwege den hoofdonderwijzer
billijke klachten bij Burg. en Weth. inkomen.
Den Edel-Achtb. Heeren Burgemeester De hoofdonderwijzer
en Wethouders van Leiden. J. D. Van Wijk.
N". 209. Leiden29 September 1879.
Door Curatoren van het gymnasium wordt bij nevensgaand schrijven
voorgesteld aan den leeraar J. G. Van Deventer eene personeele toelage
te verleenen ad ƒ200 per jaar lot 1 September 1884 en zulks gerekend
te zijn ingegaan met 1 September van dit jaar. Met voornoemd college
zijn wij overtuigd van de billijkheid dat de bedoelde leeraar gedurende
den storlingstermijn voor het Rijkspensioenfonds in het genot blijve van
de inkomsten bij zijne aanstelling bepaald, op grond waarvan wij U in
overweging geven overeenkomstig het voorstel van Curatoren te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 26 September 1879.
Curatoren van het gymnasium alhier hebben de eer U mede te deelen
dat de heer J. G. Van Deventer, leeraar in de wiskunde aan het gym
nasium, die op 1 Januari 1879 als zoodanig door Uwe Vergadering be
noemd is op eene jaarwedde van ƒ1800, ondanks de laatste verhooging
der jaarweddenwaarbij zijne bezoldiging is gebracht op ƒ2000 'sjaars,
door de voor hem verplichte deelneming aan het Rijkspensioenfonds'
aanmerkelijk in tractement achteruitgaat.
In plaats toch van, zooals tot dusver, eene jaarwedde te genieten
van ƒ1800, zal hij gedurende de eerstvolgende vijfjaren en alzoo tot
1 September 1884 slechts ƒ1600 'sjaars ontvangen, omdat jaarlijks een
vijfde gedeelte zijner jaarwedde of ƒ400 als bijdrage in het Rijkspen
sioenfonds, moet worden ingehouden.
De deelneming aan het Rijkspensioenfonds is voor den heer Van
Deventer verplicht en daarom komt hel ons billijk voor, dat hij althans
blijve behouden de bezoldiging, waarop hij is aangesteld.
Op dezen grond hebben wij de eer U voor te stellen aan den heer
Van Deventer van 1 September 1879 tot 1 September 1884 eene per
soneele toelage toe te kennen van ƒ200 'sjaars, waardoor hem zijne
oorspronkelijke jaarwedde van ƒ1800 verzekerd blijft.
Curatoren van het Gymnasium alhier,
C. Cock, Voorzitter.
Aan den Gemeenteraad alhier. F. Was, Secretaris.
N®. 210. Leiden, 29 September 1879.
Onder ovorlegging van het verzoek van Mej. Hubrecht en van het
daaromtrent ingewonnen bericht van den betrokken hoofdonderwijzer
1»0. STUKKEN 1879.