71 N°. 201. Leiden, 15 September 1879. In de Verordening van 27 December 1877, regelende de invordering van collegegeld op de gemeenle-inrichling voor de opleiding van Oosl- Indische ambtenaren is in art. 1 bepaald Het collegegeld wordt voldaan aan den Secretaris van bel Curatorium, door wiens tusschenkomst binnen acht dagen na de ontvangst in 's Rijks schatkist wordt gestort, hetgeen ingevolge de arlt. 63 en vgl. van de Wet van den 28 April 1876 (Slbl. n°. 102), tot regeling van liet Hooger Onderwijs, verschuldigd is, voor het volgen van de vereischte lessen aan de Universiteiten aan den Gemeente ontvanger wordt overgemaakt hetgeen verschuldigd is voor het volgen der lessen aan de gemeente- inrichting. Het schijnt wenschelijk, met de bij dit artikel aan den Secre taris van het Curatorium opgedragen werkzaamheden den Gemeente ontvanger te belasten, ook met het oog op hel bepaalde in ait. 113 der Gemeentewet, waarbij de Ontvanger belast is mei de invordering van alle inkomsten en ontvangsten der gemeente. Wij stellen uwe vergadering mitsdien voor, bedoeld artikel te lezen als volgt: Het collegeld wordt voldaan aan den Gemeente-Ontvanger, door wiens tusschenkomst, binnen acht dagen na de ontvangst, in 's Rijks schatkist wordt gestort, hetgeen ingevolge de arlt. 63 en vgl. van de Wet van den 28 April 1876 (Slbl. n®. 102), tol regeling van het Hooger Onderwijs, verschuldigd is voor hel volgen van de vereischte lessen aan de Univer siteit, en hetgeen verschuldigd is voor het volgen van de lessen aan de gemeente-inrichting, in de gemeentekas wordt gestort. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N". 202. Leiden, 18 September 1879. Onder overlegging van de ingewonnen berichten van de Commissie van Fabricage, hebben wij de eer Uwe Vergadering in overweging Ie geven om dienovereenkomstig op de verzoeken van J. L. Hoos dj Zn. en A. Rozebooin te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden. Geven met de meeste bescheidenheid te kennen de ondergeteekenden J. L. Hoos Zoon, Ie Leiderdorp, dal zij gaarne, onder den Zijldijk, zouden leggen eene waterloozing; dal zij bij dezen U daarvoor de vereischte vergunning beleefd verzoeken. 't Welk doende. Leiderdorp, 10 September 1879. J. L. Hoos dj Zoon. Leiden, 17 September 1879. De Commissio van Fabricage heeft de eer op het request der firma J. L. Hoos ds Zn. te berichten, dat bij haar geen bezwaar bestaat tegen hel verleenen der gevraagde vergunning, om op eonigen afstand van de, krachtens raadsbesluit van 20 Juli 1871gelegde walerloozingen door den Zijldijk, voor hare steenbakkerij, een derde te leggen; mits hel gebruik van den dijk en liet jaagpad daarbij geen belemmering onder vindt, de kaaioever behoorlijk wordt opgezet en een vaste, aanslamping van den dijk plaats hebbe; alles onder toezicht, van den gemeente- architect en legen betaling rener recognitie van ƒ1.5O 'sjaars, ten be hoeve dezer gemeente. Aan Hll. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. De ondergeteekende heeft een verzoek aan de heeren der fabricatie, wegens een duiker temogen leggen door het jaagpad op het Sludentenpad buiten de Willepoortdaar ik last heeft van water met stortregen en opgevend waterdan loopt de kelder van ons onder water, ook mijn buurvrouw, en heeren dat komt eenige buren dempen de sloot en leggen geen duikers en die ze leggen zitten verstopt, dus heeren kan ik 'geen water kwijt raken- een vreeselijk groole last, dat hebbeu wij verleden winter ondervonden, dus heeren als 't wezen kon zou ik ze gaarne gauw leggen. Zoetcrwoudek noem mij 3 September 1879. A. Rozeboom, bloemist. Leiden, 17 September 1879. De Commissie van Fabricage heeft de eer op hel request van A. Ro zeboom te berichtendat bij haar geen bezwaar bestaat tegen bet ver leenen der gevraagde vergunning, evenals bij raadsbesluit van 18 April 1878, aan W. B. A. Van Hartevcld is geschiedom een duiker te leggenj van zijne woning aan het Haagsche- en Delftsche jaagpad, onder Zoeler- woudo, Wijk F. n°. 161, door dat pad naar de vaarl; mits na ver kregen vergunning van het Hoogheemraadschap van Rijnland; voorts dat de grond van het jaagpad behoorlijk wordt aangestampt; alles onder toezicht van den gemeente-architect en legen belaling der jaarlijksche recognitie van ƒ1.50 ten behoeve dezer gemeente. Aan Hll. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. N®. 203. Leiden, 16 September 1879. Met het voorstel van HU. Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek dd. Aug. 1879, om, te beginnen met 1° September jl.den gasprijs van 8 ets op 7 cis per kubiek meter te brengen, knnnen wij ons niet vereenigen, en ook niet met het denkbeeld van Burg, en Welh. om die verlaging van prijs met 1° Januari 1880 te doen ingaan. Hoezeer wij het ook op prijs stellendal Commissarissen der gasfa briek Uwe Vergadering in kennis stellen met hel resultaat over hel eerste halfjaar 1879 verkregen, en hoe loffelijk ook de pogingen mogen zijn, om de gasverbruikers geen te hoogen prijs te laten betalenmoeten wij tegen deze verlaging waarschuwen, en wel om de volgende redenen: De prijs die thans voor de cokes wordt besleed is onnatuurlijk hoog en die welke voor 1880 wordt aangenomen is o. i. nog te hoog. Com missarissen berekenen voor 1880 30 ets per HL Ieder mud kolen geeft circa 1| mud cokes en kost dus 1^x30 45 ets-f 1| X 10 ets voor te huis brengen, is 15 ets, te zamen 60 ets, aldus meer dan 1 HL. steenkolen kost; die toestand kan niet voortduren. Wij wijzen op het rapport van Commissarissen der stedelijke gasfabriek, van den 28en Fcbr. 1878, waarin o. a. voorkomt: »De wekehjkschecokesproduclie wordt jaar lijks grooler; do aftrek in de eerste wintermaanden, niettegenstaande zeer lage prijzen, blijft gering, zoodat het noodzakelijk wordt nu en dan op hel terrein aan de singelzijde te hergen" enz. Wat in 1878 gebeurd is, kan nu weder plaats hebben. Vergeten wij niet, dat iedere 5 cis per HL. minder, circa 5/rn. minder over schot op de exploitatie-rekening geeft; wij raden in deze lol voorzich tigheid aan, en kunnen niet lol prijsvermindering adviseerenvoor en aleer ons ten duidelijkste is gebleken, wat de oorzaak is van de hooge cokesprijzenen voor wij weten welke steenkolenprijzen met Maart 1880 de uitbesteding zal aangeven. Een tweede ernstig bezwaar hebben wij legen verlaging, zoolang er niet zal zijn te gemoet gekomen in de vrij algemeene klachten over onvoldoend licht; om deze naar onze overtuiging gegronde klachten te doen verdwijnen, zullen zeer zeker geldelijke opofferingen gevorderd worden, hetzij door betere qualileil van kolen aan te schattenhetzij door betere bereiding aan het gas te geven; wij zijn geen deskundigen en komen hier op liet veld van gissingen, maar dit couslaleeren wij, dat er vrij algemeen over de qualileil van licht wordt geklaagd, en uit onder vinding verklaren wij dal wij die klachten beamen. Wij waarschuwen dus ook om deze reden tegen prijsverlaging, en verzoeken dringend om goede qualileil van gas, misschien het best te verkrijgen door een onderzoek door deskundigen in te stellenook om deze reJen zal het zaak zijn, zoo er sprake blijft van prijsverlaging, daarmede tot Maart 1880 te wachten, als wanneer de benoodigdo steen kolen zullen worden aanbesteed. Eindelijk wijzen wij op de 136,575, die sedert 1873 voor de Gasfa briek zijn besteed, waardoor de schuld, toen slechts 103,316.40^ lot 239,891.46^ is geklommen, en doen hier ter loops de vraag, die mis schien eerder bij de begrooting Ie huis behoort, of hel. geen zaak is, bij oen groot overschot op de exploitatierekening, tot schulddelging over te gaan, liever, dan die schuld zoo groot te laten en het overschot geheel als winst te beschouwen en te gebruiken. Wij stellen alzoo Uwe Vergadering voor, om de door ons aangevoerde redenen, tot Maart 1880 met de verdere behandeling van het voorstel te wachten, en inmiddels onderzoek te doen instellen naar de ware reden van den actueel hoogen prijs van de cokes, en naar die van het onvoldoende gaslicht. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N®. 20:1. Leiden, 15 September 1879. Wij hebben de eer Uwe Vergadering in overweging te geven mach tiging te verleenen tol de lijdelijke aanstelling van eenen hulponderwijzer of eene hulponderwijzercs aan de school n°. 1 voor minvermogendenop grond van liet in nevensgaand schrijven van den hoofdonderwijzer aangevoerde. Zoo noodig zal alsdan te zijner lijd een slaat van af-en overschrijving lol verhooging van den belrekkelijken post worden aangeboden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 12 September 1879. Sedert den lOden Mei jl. is de hulponderwijzer II. A. Korenhof door ziekte verhinderd zijn werk te verrichten. De schoolopziener, wien ik daaromtrent heb ingelicht, heelt bij den geneesheer, die Korenhoff be handelt, onderzoek gedaan of de ziekte van dien aard is, dal Korenhoff wellicht spoedig zijne werkzaamheden zal kunnen hervallen. Tol mijn spijt moet ik U melden dat, volgens verklaring van den dokter, Koren hoff wellicht niet in de eerste maanden en stellig niet in de komende wintermaanden in slaat zal zijn op school werkzaam te wezen. De ge neesheer heeft vrijheid gegeven van die verklaring bij U gebruik te maken. Daarom stel ik U voor, ook namens den schoolopziener, door eene tijdelijke aanstelling van een hulponderwijzer of hulponderwijzeres te voorzien in de waarneming der betrekking. Er zijn in eene gemeente als de onze mutaties genoeg bij het onder wijs om later, indien Korenhof geheel hersteld mocht zijn, de lijdelijke waarneming in eene definitieve te doen veranderen, hetzij aan eene andere school, hetzij aan de mijne. In het belang van het onderwijs aan mijne school, vooral met het oog op de plaatsing van nieuwe leer lingen met October a. s.heb ik gemeend met dit voorstel niet langer te mogen wachten. De hoofdonderwijzer der openbare Aan Heeren Burg. en Welli. school n°. 1 voor minverm., der gemeente Leiden. A. Van deii IIabst. Ino. STUKKEN 1879.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 3