66 mag worden afgeleiddat de vaststelling van den prijs op 7 ets per kubiek meter wederom eene belangrijke uitbreiding van het gasverbruik zal tengevolge hebbenzoodal zonder eenig bezwaar voor de gemeente- financiën tot de voorgestelde prijsverlaging zal kunnen worden overge gaan. Wij stellen Uwe Vergadering alzoo voor de betrekkelijke veror dening overeenkomstig het voorstel van Commissarissen te wijzigen, ingaande 1 Januari 1880. Tegen de verhooging der jaarwedde van den boekhouder bestaan bij ons geenerlei bedenkingen; met het oog op het door Commissarissen aangevoerde gelooven wij dat daarvoor alleszins termen aanwezig zijn en stellen U mitsdien voor art. 5 lilt. b der Verordening van 30 Novem ber 1876 (Gem. blad n°. 10) te lezen: b. een boekhouder, op eene jaarwedde van 1800 enz. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, Augustus 1879. Commissarissen der stedelijke gasfabriek hebben de eer Uwe Vergadering voor te stellen: Alinea een van art. 12 der verordening van 21 October 1875, waarbij wordt gewijzigd het reglement houdende bepalingen omtrent het gebruik van gas door particulieren, vastgesteld 29 December 1874 (Gemeenteblad n". 18) nader gewijzigd bij raadsbesluit van 7 Juli 1877, te wijzigen als volgt: »Bij het begin van iedere maand zal vanwege de administratie, des verlangd in tegenwoordigheid van den gebruiker, op den meter worden opgenomen de sedert de laatste opneming verbruikte hoeveelheid gas, en deze worden berekend legen den prijs van zeven cents per kubiek meter." En zulks aan te vangen 1 September 1879. Commissarissen onderwerpen dit voorstel aan Uwe overweging nu hun, uit het resultaat van liet eerste halfjaar 1879, is gebleken dat hel batig saldo over 1879, met behoud van den tegenwoordigen prijs, 72000 zal bedragen. Dit saldo zal, wanneer de prijsvermindering ingaat na de melerop nëming in het begin van September 1879, dalen tot ƒ64000 en het vermoedelijk begroolingscijfer over 1880 brengen op ƒ54000. Aangezien Commissarissen met Uwe Vergadering van meening zijn dat het plichtmatig is om telkens als Commissarissen vermeenen dat de winst te veel of te weinig zou bedragen daarop Uwe aandacht te ves tigen en wijziging in overweging te geven, hebben zij besloten, na aan dachtige overweging der verschillende cijfers en prijzen der grondstoffen en nevenprodukteneene verlaging van een cent per kubiek meter voor te stellen. Uil deze cijfers blijkt dat over het eerste halfjaar het gasverbruik 15.4 pCt. is gestegen en de gemiddelde cokesprijs van 27.5 cents tot 38.6 cents per HL. opgeklommen, welke prijs zich dit jaar zal hand haven uithoofde van het gebrek aan cokes voorraad van alle groote gas fabrieken hier te lande. Mocht evenwel een slappe winter den voorraad weer eenigszins doen stijgen dan is het toch ontwijfelbaar dal ook over 1880 den prijs niet lager dan 30 cents per HL. zal dalen. Op dit cijfer is de cokesprijs voor 1880 geraamd. Ten slotte zijn alle overige takken der exploitatie zoodanig gunstig dat Commissarissen krachtig overtuigd zijn met het voorstel zoowel het belang der gemeente als dor gasverbruikers te gerieven. De Fremeiiy. Aan den Gemeenteraad van Leiden. P- Du Rieu. J. Van Wensen. Leiden, 16 Augustus 1879. Commissarissen der stedelijke gasfabriek overwegende dat de verant woordelijkheid en de omvang der werkzaamheden van den beambte F. H. Key, sedert Mei 1858 werkzaam bij de administratie der fabriek, waarvan na 1871 als boekhouder, in de laatste jaren zeer zijn toege nomen, hebben de eer Uwe Veigadering voor Ie stellen het salaris van den boekhouder te brengen op achttienhonderd gulden. De uitbreiding der instelling is toch behalve op den omvang der tech nische werkzaamheden en verantwoordelijkheid niet zonder invloed ge bleven op den oinvang der administratie. Het aantal verbruikersin 1871 slechts 1298 bedragende was einde 1878 tot 1818 gestegen en hiermede hielden de aankoop van grondstoffen en ander materiëel en de verkoop der nevenproducten gelijken tred. Dientengevolge is ook de fillingrekening zeer uitgebreid en heeft de invoer van meterhuur, de inning der gas- gelden meer samengesteld gemaakt. Het grootboek dat in 1872 slechts 300 bladen bedroeg, telde in 1878 tot blad 450. Daarenboven wordt deze betrekking door den tegenwoordigen titularis met ijver en nauw gezetheid vervuld, zoodat voor eene wijziging overeenkomstig het voor gestelde van art. 6, al. b der verordening van 30 November 1876, Gem.blad n 10, alle termen beslaan. De Fremerï. Aan den Gemeenteraad van Leiden. P. Du Rieu. J. I. Van Wensen. N°. 189. Leiden, 4 Seplember 1879. Onder overlegging van bijgaande stukken hebben wij de eer Uwe Ver gadering mede te deelen dat wij geen bezwaar hebben tegen het ver- leenen van een eervol ontslag aan den hulponderwijzer C. Goedeljée, zoodat wij U in overweging geven hem dat ontslag te verleenen en zulks, ingevolge zijn verzoek, met ingang van 1 October a. s. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 29 September 1879. Aan de Edel-Achlbare lleeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. De ondergeteekendehulponderwijzer aan de openb. school voor meer uitgebr. lager onderwijs 2de klasse voor jongens alhier, verzoekt beleefd eervol ontslag uit zijne betrekking legen 1 October a. s. Met de meeste hoogachting de van UEd.-Achlbaren, onderdanige dienaar, C. Goedeljke. Leiden, 1 Seplember 1879. In antwoord op Uwe aposlille van 30 Augustus, waarbij een verzoek van den hulponderwijzer C. Goedeljee, om met 1 October e. k. eervol ontslagen te worden uit zijne tegenwoordige betrekking, heb ik de eer U te berichten, dat bij mij geen bezwaar beslaat tegen de inwilliging van dat verzoek. De hoofdonderwijzer J. D. Van Wijk. Den Edel-Achlbaren Heer Burgemeester van Leiden. N*. 180. Leiden, 1 September 1879. Blijkens nevensgaand schrijven van Curatoren der Rijks-Universiteit alhier, beslaat het voornemen orn eerlang over te gaan tol eene verbe tering van den afvoer der faecale sloffenwaardoor de uitloozing in de Binnenvestgracht zal ophouden. Ingevolge een daartoe gedaan verzoek is het plan met bijbehoorende leekening ons door Curatoren ter inzage gezonden, waaromtrent wij de Commissie van Fabricage hebben gehoord, wier rapport met de betrek kelijke stukken hierbij wordt overgelegd. Evenmin als bij de Commissie beslaat er bij ons bezwaar legen de intrekking van de in hel contract met het Rijk voorkomende bepaling betrekkelijk de verplichting om het Ziekenhuis aan te sluiten aan een eventueel door de gemeente in dio buurt in te voeren stelsel van riolering, zoodra de afvoer der faecale stoffen ten aanzien van het Ziekenhuis behoorlijk zal zijn geregeld, terwijl er uit den aard der zaak geen sprake van kan zijn om de kosten van de verwijdering der faecaliën ten laste van de gemeente te nemen. Wij stellen Uwe Vergadering alzoo voor overeenkomstig de conclusie van het rapport der Commissie van Fabricage te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz. Leiden, 25 Juni 1879. De rijks-bouwkundige voor de gebouwen van onderwijs heeft ons een plan ingeleverd voor de verbetering van den afvoer der faecalia uit liet Ziekenhuis, en wel door het maken van beerputten op het terrein dier instelling, welke pulten dan door de bestaande stoommachine zouden worden geledigd, die het residu zou overbrengen in een wagen, in tonnen of ander vervoermiddelwaarvan de bediening om de faeces te verwijderen zon moeten komen ten laste der gemeente. Wij zijn bereid dit plan aan de goedkeuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken te onderwerpen. Alvorens echter hiertoe over te gaan, wenschen wij U met dat voornemen bekend te maken en U, als gevolg van liet besprokene in eene op 4 Juni 1875 met Uw College gehouden conferentie, te verzoeken, zoo noodig na machtiging van den Gemeenteraad, eene verklaring af te geven, dal, door de invoering van bovenbedoeld stelsel van faecaliën-afvoer voor hel Ziekenhuis zal zijn vervallen de volgende in hel contract van 20 Juli 1872 wegens over dracht aan het Rijk van een stuk gemeentegrond nabij de Morschpoort voorkomende bepaling: »De uilloozingen van het Nosocomium Academicum mogen plaats hebben in het thans ovcrwulfde riool van het niet gedempte gedeelte der Bin- nenveslgracht langs het terrein dier inrichting. Indien do gemeente te eeniger lijd mocht goedvinden het Liernurslelsel of eenig ander stelsel van rioleering toe te passen op de buurt van hel Nosocomium, zal het Rijk de toepassing van dal stelsel op het terrein van dat geslicht gedoogen en voor zijne rekening nemen de kosten van hetgeen veranderd en inge richt moet worden om die uilloozingen mei de geleidingspijpen en reser voirs in verbinding te stellen." Curatoren der Rijks-Universiteit te Leiden Vrouk, President. Aan Burg. en Weill, van Leiden. W. G. De Bruyn Kors, Secretaris. Leiden, 13 Augustus 1879. Onder wederaanbieding der bescheiden, bij renvooi van 17 Juli 1879 in onze handen gesteld, met verzoek daaromtrent onder terugzending te dienen van bericht en raadhebben wij de eer UEd.-Achtb. het vol gende mede te deelen: V De kwestie der afvoer van de faecaliën van het Ziekenhuis der Rijks- Universiteit, gaf reeds in hel jaar 1871 aanleiding tol een besluit van den Gemeenteraad, die op den 28sten Seplember van dat jaar o.a. bepaalde, dat de uilloozingen van het Nosocomium Academicum mochten plaats hebben »in hel overwulfde riool van hel niet gedempte gedeelte der Binnenveslgracht langs het terrein dier inrichting". Daarbij was verder deze bepaling gevoegd: «Indien de gemeente te eeniger lijd mocht goedvindenhet Liernur slelsel of eenig ander stelsel van rioleering toe te passen op de buurt van hel Nosocomium zal het Rijk de toepassing van dal stelsel, op het terrein van hel gesticht gedoogen en voor zijne rekening nemen de kosten van hetgeen veranderd en ingericht moet worden om die uilloozingen met de geleidingspijpen en reservoirs in verbinding te stellen." Bij zijne missives, dd. 22 November en 13 December 1878, werd door hel College van Curatoren de vergunning gevraagd hel gedeelte der Binnenveslgracht, gelegen lusschen de Morschpoort en het Nosoco mium, ter halver breedte te dempen en de andere helft Ie overwulven. In Uw rapport te dier zake van den 24sten November 1878werd voor gesteld dit verzoek toe te staan, onder voorwaarde, dat de uitloozing der van het Nosocomium afkomstige faecaliën in de overwulfde gracht zoude ophoudenen tevens om de hierboven aangehaalde voorwaarde omtrent de aansluiting van het Liernur- of eenig ander rioolstelsel in te trekken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 2