59 N~. ids. Leideu, 24 Juni 1879. Ten aanzien van de aan Uwe Vergadering overgelegde stukken be trekkelijk de regeling der jaarwedden van dè leeraren aan de hoogere burgerschool, in verband met de reorganisatie van het gymnasium heb ben wij de eer U mede te deelen, dat wij ons over het algemeen kun nen vereenigen met de door de Commissie van toezicht ontworpen con cept-verordening, terwijl naar aanleiding van de bedenkingen van den Inspecteur het volgende wordt opgemerkt. Met laatstgenoemden ambtenaar zijn wij van oordeel dat het wen- schelijk is in de tweede alinea van artikel 3 te bepalen dat de leeraren in de physica en de natuurlijke historie tevens leeraren zijn aan hel gymnasiumten einde de combinatie van beide betrekkingen in de ver- órdening worde geregeld en alzoo de leeraren verzekerd zijn dal hunne jaarwedden bedragen respectievelijk ƒ2400 en /2000. Aangezien uit den aard der zaak dezelfde personen met het onderwijs in genoemde vakken aan het gymnasium en de hoogere burgerschool moeten worden belast, schijnt het raadzaam dit in de verordening niet facultatief te laten, maar zulks imperatief te regelen. Hoezeer de lesuren van den leeraar in de Nederlandsche taal- en let terkunde voorioopig worden verminderd, zoo achten wij het desniette min billijk dat de jaarwedde gelijk worde gesteld met die van de leera ren in de vreemde talen en uit de stukken blijkt dat daartegen dan ook geen bezwaar bestaat bij de Commissie. Wij meenen alzoo dat bedoelde jaarwedde op/1800 moet worden vastgesteld, ook in verband met de bepaling van de eerste alinea van art. 3 krachlens welke aan de leeraren kan worden opgedragen het geven van onderwijs zoowel aan de bestaande als aan de op te richten gemeente-instellingen van middel baar onderwijs. Evenzeer als de Commissie achten wij het noodig dal deze bepaling behouden blijvedaar alsdan voor de op te richten hoogere burgerschool voor meisjes gebruik kan worden gemaakt van de leeraren aan de jongensschool voor zoover het aantal beschikbare lesuren zulks toelaat, terwijl bij de regeling van de meisjesschool krach tens art. 24 der wet op het middelbaar onderwijs op deze combinatie kan worden gelet. Wat aangaat de bepaling van het maximum aantal lesuren aan de leeraren op te dragen, vermeenen wij dat de onlangs door Uwe Verga dering voor het gymnasium vastgestelde regeling behooit te worden overgenomen en alzoo de door do Commissie oorspronkelijk voorgestelde redactie van art. 4 moet worden behouden. Tegen de in de missive van 18 Juli door de Commissie opgenomen redactie bestaat dit be zwaar dat ook bij eene tijdelijke vermeerdering van hel aantal lesuren boven de 24 gedurende slechts eenige dagen of weken b. v. in geval van ziekte, steeds eene evenredige verhooging vari jaarwedde zal moeten worden toegekendhetgeen voorzeker niet in de bedoeling kan hebben gelegen bij het ontwerpen van de betrekkelijke bepaling. Wij stellen Uwe Vergadering alsnu voor de volgende wijzigingen in liet ontwerp van de Commissie aan te brengen en de verordening daarna vast te stellen. In art. 1, lilt. dte lezen: voor den leeraar in de Nederlandsche taal en letterkunde opƒ1800, aan dat artikel toe te voegen: n. voor 2 leeraren in het handleekenen voor den een op 560, voor den ander op400. o. voor den leeraar in de gymnastiek op210. p. voor 2 onderwijzers in de gymnastiek, voor ieder op 120. Art. 3. «Aan de leeraren en onderwijzers kan het geven van onderwijs worden opgedragen, zoowel aan de bestaande als aan de op te richten gemeente-instellingen van middelbaar onderwijs. De leeraren onder b en h zijn tevens leeraren aan het gymnasium onder genot van de jaarweddenvermeld onder h en g van de veror dening voor het onderwijzend personeel dier inrichting." Art. 4. «Zoodra het aantaj lesuren voor een leeraar boven 24 uren per week is geklommen, geniet hij voor elk uur eene toelage van ƒ100 'sjaars. Deze .bepaling is niet van toepassing op de leeraren in het hand- en rechtlijnig teekenen en op den leeraar en de onderwijzers in de gym nastiek." Art. 7 vervalt. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 25 Juli 1879. Na kennisneming van de stukken betrekkelijk de regeling van het getal en van de jaarwedden van het onderwijzend personeel aan de hoogere burgerschool in verband met de reorganisatie van het gymnasium hebben wijde eer U mede te deelen dat wij legen de concept-verordening, zooals ze door Burg. en Weth. is gewijzigd, geene bedenkingen hebben. Alleen wenschen wij ons te refereeren aan hetgeen in ons rapport van 4 Juni jl. (Ingekomen Stukken n°. 145) is opgemerkt aangaande den termijn van de periodieke verhoogingen der jaarwedden. Op de daarbij aangevoerde gronden blijven wij eenen termijn van 4 jaren voldoende achten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N". 159. Leiden, 25 Juli 1879. Wij hebben geene bedenkingen tegen het voorstel van Burg. en Weth. tot verbetering van hel raamland buiten de Utrechtsche brug onder de gemeente Zoeterwoude en om te dien einde eene som van f 1800 te brengen op de begrooling voor het volgend jaar. Het komt ons voor dat er alleszins termen bestaan om eerlang lol de voorgestelde inpol dering over te gaan met het oog op de meerdere waarde die daardoor het raamland zal erlangen, zoodat de voorgestelde uitgave, onzes in ziens, in het belang van de gemeente kan worden geacht. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N'. 160. Leiden, 31 Juli 1879. Wij hebben de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat de hee» J. H. Willinkhuurder van liet jachlrechl op waterwild op de Vroon wateren tot ultimo Juli dezes jaars, heeft bericht dat hij geene verlen ging van het huurcontract verlangde, tengevolge waarvan eene openbare verhuring door ons is uitgeschreven. Vermits daarbij geene inschrijvin gen zijn ingekomen, hebben wij eene tweede openbare verhnring gehouden voor den tijd van drie jaren op hedenwaarbij zich één gegadigde heeft aangemeld voor de som van ƒ101.06 per jaar. Wij hebben gemeend de huur niet te moeten gunnen met het oog op den lagen huurprijs in verhouding tot den vorigen huurprijs van 301 per jaaren U thans te moeten voorstellen om voor dit jaar, evenals vroeger, permissiën uit te reiken om te mogen jagen naar waterwild op de Vroonwateren en den prijs, die vroeger ƒ6 bedroeg, thans vast te stellen op ƒ10. In het volgend jaar kan dan wederom tot eene openbare verhuring worden overgegaan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE. Ing. stckkex IS79.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 1