59
leerlingen op bet punt zich tot den Raad te wenden met verzoek ora te
besluiten tot de toevoeging eener vijfde klasse. Men zal derhalve eene
school krijgen met vijf klassen voor voortgezet onderwijs aan meisjes boven
de 12 jaar. Eene dergelijke school nu noemt men eene middelbare school
voor meisjes. Ik zie geen reden waarom men in strijd met het gebruik
haar eene inrichting van meer uitgebreid lager onderwijs zou noemen. Maar
de naam is mij vrij nel onverschillig. Waar het op aankomt, is dat wij
eene afzonderlijke goed ingerichte school krijgen voor de hoogste afdeeling,
thans verbonden aan de lagere klassen op de meisjesschool van mej. Jesse,
en ik ben voor de nieuwe stichting.
De heer Hartevelt. Wel degelijk heeft de Commissie van Financiën
er op gerekend dat er zal zijn een rijkssubsidie. Dat staat in haar rapport
duidelijk uitgedrukt, waar zij zegt: 'Blijkens het rapport van Burg. en
Weth. wordt de vermeerdering van uitgaven, in aanmerking genomen een
rijkssubsidie" enz. Wij zijn uitgegaan van het denkbeeld dat, als er geen
rijkssubsidie wordt verleend, de zaak eene andere phase intreedt en misschien
andere voorstellen zullen moeten gedaan worden of we! besloten de geheele
zaak voorloopig te laten rusten. Nu is het waar wat de heer Cock daar
even zeide, dat men niet op een cijfertje moet knibbelen, maar het is
ook waar dat de Commissie van Financiën, juist om niet beknibbeld te
worden een hoog cijfer heeft aangenomen. Wij hebben de kosten gesteld
op 11000 's jaars. De heer Cock meent dat zij wel 12000 zullen
bedragen. Mijns inziens is ons cijfer reeds zeer hoog, en men vergete daarbij
ook niet dat bet elk jaar zal worden verminderd. Wanneer er eene leening
wordt gesloten eischt de wet jaarlijksche aflossing der leening. Elk jaar
zal er dus worden afgelost en zal het bedrag der kosten verminderen en
eindelijk circa ƒ6000 worden. Dit heb ik gemeend even te moeten aan
voeren ter toelichting van ons cijfer, dat wij niet te laag hebben genomen.
De heer Cock, liet is niet om de school zelve dat ik het woord vraag,
want ik stem in alle geval tegen, maar opdat men juist en nauwkeurig
wetewaarover men stemt. Do heer Hartevelt zegt daardat de Com
missie van Financiën bedoeld heeft het rijkssubsie als conditio sine qua non
te stellen voor de oprichting dezer nieuwe school. De heer Van der Lith
heeft dat ook gezegd. Ik heb er niets tegen en geloof gaarnedat dit de
bedoeling dier heeren isdoch wij stemmen over de voordracht van Burg.
cn Weth. En daarin staat het niet. Ja, men kan het er misschien met
veel moeite uit opmaken. Maar bet is toch van gewicht, ook voor de
notulen, om roet juistheid te weten waartoe men besluit. Over de conclusie
van Burg. en Weth. zal worden gestemd en deze luidt: *Wij hebben de
eer bedoelde stukken aan Uwe Vergadering hiernevens over te leggen en
U voor te stellen te besluiten, dat overeenkomstig het daarin opgenomen
plan eene hoogere burgerschool voor meisjes, met vijfjarigen cursus, in
deze gemeente zal worden opgerichten ons college te machtigen aan ZE.
den Minister van Binnenlandsche Zaken de toekenning van een rijkssubsidie
ten behoeve van gemelde inrichting aan te vragenevenals zoodanig subsidie
aan andere gemeenten te dien einde is verleend geworden." Er is dus
sprake van twee zakenvan de oprichting van de school èn van het mach
tigen tot het vragen van een rijkssubsidie, maar zonder die machtiging,'
veel minder nog het verkrijgen van dit subsidie, als conditio sine qua non
voor het eerste te stellen. Het Voorstel is minstens zeer vaag. Uit de
woorden zou ik veeleer het tegenovergestelde opmaken van wat ik nu hoor
dat bedoeld wordt. Hetzelfde zou men ook opmaken, daar waar in de
stukken bij de berekening in één adem gesproken wordt van 4000 sub
sidie en f 4000 schoolgeld. Men wilde toch zeker die allerwisselvalligste
4000 aan schoolgeld niet stellen als conditio sine qua non der oprichting.
Mijn verlangen is intusschen geen ander dan dat ik otficiëel en nauwkeurig
wensch uitgemaakt te zien, wat w(j eigenlijk besluiten.
De Voorzitter. Bij Burg. en Weth. en de Commissie van Toezicht
op het M. O. is op een subsidie gerekend. Leeuwarden en Goes genieten
een subsidie van ƒ5000, anderen 4000. Het laat zich dus wel met grond
verwachten dat, als Leiden zich wendt tot de hooge Regeering, deze haar
het subsidie niet zal weigeren. Tot wegneming van allen twijfel komt het
mij echter goed voor de redactie te verduidelijken en stel ik dus aan de
vergadering voor, te besluiten dat in deze gemeente eene hoogere burger
school voor meisjes met vijfjarigen cursus zal worden opgericht, wanneer
blijken zal dat de hooge Regeering genegen is daarvoor een subsidie
toe te staan in overeenstemming met die aan andere gelijksoortige instel
lingen verleend.
De heer Cock. Daarmede is de zaak helderder. Ik had dan ook zoo
even een amendement van dezelfde strekking willen voorstellenmaar dat
was voor mij, die de geheele zaak zoo sterk afkeur, wat moeielijk.
De heer Van Iterson. Met de thans door u, mijnheer de Voorzitter,
voorgestelde wijziging kan ik mij uitnemend vereenigente meer omdat
gij nu nog eene andere verandering in de redactie hebt gebrachtwaarover
tot dusver nog niet is gesproken. Gij hebt nu weggelaten de woorden:
'overeenkomstig het opgenomen plan". Alzoo gewijzigdsteun ik van
ganscher harte de voordracht. Daardoor toch is uitgesloten de gedachte
dat het plan van de Commissie van Toezicht voor het middelbaar onderwijs
nu reeds zou worden behandeld in zoovele artikelen als het is medegedeeld
en in zijn geheelen omvang zou worden vastgesteld. Wij zijn er nu nog
niet aan toe die voorstellen afzonderlijk te overwegen en artikelsgewijze te
behandelen. Als dit overeenkomstig uwe meening is, mijnheer de Voor
zitter, dan kan ik uw voorstel niet anders dan ten zeerste toejuichen om
als conditio sin qua non in te lasschen het verkrijgen van rijkssubsidie en
ook tevens weg te laten de woorden'overeenkomstig het opgenomen plan".
De Voorzitter. Het voornemen bestaat volstrekt niet daarover in discussie
te treden. De plannen zijn overgelegt om een globaal overzicht te hebben.
Verlangt nog iemand het woord? Zoo niet, dan sluit ik de discussiën
en zal ik liet voorstel, zooals dit door mij is geformuleerd, in omvraag
brengen.
Dat voorstel wordt hierop met 12 tegen 4 stemmen aangenomen.
Tegen stemdende heeren CockDu RieuScheltcma en Lc Poole.
XXI. Verzoek aan den Directeur der Leidsche Melkinrichting, betrek
kelijk de plaatsing van een kiosk op het Plantsoen.
(Zie Ing. St. no. 140.)
Met algemeene stemmen wordt overeenkomstig de voordracht van Burg.
en Weth. besloten.
XXII. Herziening van de Algemeene Politie-Verordening.
(Zie Ing. St. no. 137.)
De heer Van der Lith. Mijnheer de Voorzitter. De voorgestelde arti
kelen zijn eenvoudig geredigeerd naar aanleiding van 's Raads wensch, met
uitzondering echter van het laatste artikel. De Raad heeft verklaard dat
de Commissie de artikelen kon redigeeren overeenkomstig het uitgedrukt
gevoelen van den Raad. Maar dat geeft in de praktijk tot moeijelijkheden
aanleiding. Naar mijne meening moet de redactie uitdrukkelijk door den
Raad worden vastgesteld, opdat niet later beweerd worde dat de redactie
afkomstig is van de Commissie, maar het vaststa dat zij wel degelijk door
den Raad is bekrachtigd. Het gaat niet aan eene strafverordeningdie later
in rechten moet kunnen geldenop die wijze vast te stellen. Dat is de
eenige redenwaarom de Commissie den Raad lastig valt met de beslissing
over eene redactie die eenmaal in principe is uitgemaakt.
Art. 29.
De heer Van Iterson. Met bescheidenheid wensch ik te vragen of bet
niet beter zoude zijn te lezen: 'zonder beneden op de straat de voorbij
gangers te waarschuwen."
De Voorzitter. De Commissie neemt die verbetering gaarne over.
Art. 29 wordtaldus gewijzigd goedgekeurd.
Art. 200 wordt goedgekeurd.
Art. 202.
De heer Cock. Alleen wensch ik te verklaren door ongesteldheid was
ik verhinderd bij de behandeling tegenwoordig te zijn en ik weet ook dat
wij heden alleen eene redactie vaststellen en uitvoering geven aan een be
sluit van den Raad dat ik het volkomen eens ben met de Commissie
voor de strafverordeningendat dit artikel een geheel ongeoorloofde krenking
van het recht van eigendom huldigt. Maar nu eenmaal de Raad daartoe
besloten heeft zal ik er Diet verder over uitweiden en alleen tegenstemmen.
Art. 202 wordt met II tegen 5 stemmen goedgekeurd.
Tegen stemdende heeren Van der LithCockDu RieuLe Poole
en Scheltema.
Art. 20-1.
De heer Van der Lith. Daarmede is, hoop ik, ook geheel voldaan
aan het bezwaar van den heer De Fremery.
De heer De Fremerï. Ik dank de Commissie voor bare redactie.
Artt. 204, 212 en 214 worden goedgekeurd.
Verder wordt voorgesteld, achter art. 25 een nieuw artikel in te lasschen
luidende: 'De eigenaars van panden zijn verplicht het aanhechten van
naambordjes van stratengrachtenpoortenenz. door of van wege Burg.
en Weth.te gedoogeu."
De heer Van Iterson. Ik heb geen bezwaren tegen het nieuwe artikel.
Alleen wensch ik te vragenof het altijd naambordjes zullen zijnen dus
het woordje »enz." niet op andere zaken betrekking heeft.
De heer Cock. Hebben Burg. en Weth. er aan gedacht in hoever het
voor hen gemakkelijk zou zijn urinoirs in dit artikel op te nemen?
De heer Van Iterson. Dat is juist wat mij deed spreken. Daar ben
ik tegen.
De Voorzitter. Het schijnt mij nog al ingrijpend. Burg. en Weth.
hebben er wel aan gedacht, in hoever een voorstel in de vergadering zou
zijn te brengen om iets dergelijks in de verordening op te nemen. Zij maken
daartegen echter bezwaar, vreezende dat het in de praktijk tot vele moeielijk-
beden zou leiden.
De heer Cock. Ik doe geen voorstel. Ik stelde slechts eene vraag aan
het Dagelijksch Bestuur.
Het artikel, zoomede art. 216 wordt goedgekeurd.
De geheele Algemeene Politieverordening wordt hierop in stemming ge
bracht en met algemeene stemmen aangenomen.
De Voorzitter. Alvorens verder te gaan wensch ik een woord van
dank te betuigen aan mijne medeleden der Commissie tot het ontwerpen
van verordeningen tegen wier overtreding straf is bedreigd en voornamelijk
aan deu heer Cock, die haar op uitstekende wijze ter zijde heeft gestaan.
Zoo ooit eene verordening met hindernissen is tot stand gekomen dan is
het ongetwijfeld deze. Ten eerste werd ons geacht medelidde heer Van
der Lithdoor langdurige ongesteldheid geruimen tijd verhinderd onze ver
gaderingen bij te wonenlater ontstond er eene vacature door het vertrek
van deu heer Bijleveld. In al die bezwaren is tegemoetgekomen doordien
de heer Cock de Commissie met de meeste welwillendheid heeft ter zijde
gestaan; ook zijne tegenwoordigheid heeft er toe bijgedragen dat onze ver
gaderingen, hoe langdurig dikwijls ook, door mij met veel belangstelling
zijn bijgewoond.
XXIII. Verzoek van P. J. Van Eelde c. s. dat de zomervacantie aan
de meisjesschool der 1ste klasse moge worden verlengd.
(Zie Ing. St. no. 144.)
De heer Le Poole. Ik ben voor de inwilliging van het verzoek. Ik
geloof dat de onderwijzeressen zoo harden dienst verrichten dat ik ze wat
langer vaeantie zou toewenschen. Ik heb eerbied voor al wat onderwijzer
of onderwijzeresse heet. Strijdt het niet met de verordening op de scholen
dan wensch ik te vragen of bij wijze van proef dit jaar de vaeantie niet
tot op 5 weken kau worden verlengd.
De Voorzitter. Eene verlenging van den duur der vaeantie strijdt zeer
zeker met. de verordening. Wij zijn nu in eene overgangsperiode; wellicht
zal in het vervolg daarin beter dan thans kunnen worden voorzien. Wat