57 balen genoemd. In de eerste plaats de bijdrage in dc kosten van liet lager onderwijs, als de nieuwe wet wordt ingevoerd. Die bijdrage is ons reeds voorgespiegeld tijdens .de discussiën over de begrooting van den loo penden dienst, zonder dat wij er tot nu toe iets van ontvangen hebben. Thans spiegelt men ze ons weer voor als kunnende dienen tot dekking der kosten van deze middelbare school voor meisjes. Daargelaten dat ik niet geloof dat het voor de hand ligt die gelden juist aan het middelbaar onder wijs te bestedenvrees ik zeerdat wij vooreerst niet veel van die bijdrage krijgen zullen. Maar zelfs als wij haar krijgen, en nog wel binnen kort, Zal zij m. i. reeds in weinige jaren geheel verslonden worden door de kosten van het lager onderwijs zelve. Immers bij het in werking treden der nieuwe wet zal men zich hier te Leiden wel niet bepalen tot het invoeren van het minimum der op zich zelve reeds hooge eischcn dier wet. En wat de garantie van de duinwatermaatschappij betreft in verband met ontlasting van ons budget der toekomst, zeker zij zal vroeger of later wel eens ein digen do een zegt over 5 maandende ander over 25 jaar. Ik ben van het laatste gevoelen. En wat spiegelt men ons daarvan voor? Men deelt ons mede, dat waarschijnlijk een der eerstvolgende jaren de opbrengst de exploitatie kosten zal dekken. Maar de renten dan? Ik vind dat resultaat lange na niet glansrijk. Tusschen liet dekken der exploitatie-kosten en bet goedmaken van gegarandeerde rente is nog een oneindig groote afstand. Het budget der toekomst van onze gemeente is dus vrij treurig. Dit be weegt mij er toe nog eens te vragen of deze nieuwe middelbare meisjes school nu zoo dringend noodzakelijk is, en of wij door ecne verbetering van de bestaande school van juffrouw Jesse niet hetzelfde doel zouden kunnen bereikenvoor veel minder kostenof wij in één woord niet wel zouden doen de tering naar dc nering te zetten. Er is ook ik wcnsch dit niet ter zijde te laten liggen gesproken van die som van 111)00 in verband met liet aantal leerlingen. De heer Le Poole rekent dat 50 leerlingen de middelbare meisjesschool zullen bezoeken. Ik geloof dat hij gelijk heeftmaar om alle tegenspraak te voorkomen stel ik het getal op honderd, te racer dnar ik dat cijfer in een der stukken meen gevonden te hebben. Het Dagclijksch Bestuur schijnt op ongeveer tachtig leerlingen te rekenen, ten minste dit meen ik te mo gen opmaken uit de raming van de opbrengst der scboolgolden op ƒ4000. De Commissie van Financiën, in overeenstemming met Burg. en Weth., raamt, zooals reeds hierboven is gezegd, het jaarlijkscli verlies, dat alleen de hoogere burgerschool voor meisjes zal veroorzakenop elf duizend gul den. Daaruit volgtdat de gemeente-kasna de schoolgelden ontvangen te hebbenvoor elke leerling zal moeten bijpassenvolgens het door mij aangenomen getal leerlingen ƒ110 per liooofdvolgens dat van den lieer Le Poole ruim 200, volgens dat van het Dagelijkscli bestuur ruim ƒ130. Dit is inderdaad zeer veel. Met het oog op dit laatste mogen wij ons zeiven wel eens afvragenwelke kinderen de nieuwe school zullen bezoeken. Zeer zeker niet dc kinderen der armelui en der arbeidende klasse, zelfs niet die der kleine en die der matig gegoede burgerij wier ouders toch ook belasting betalen en dus liet deficit per hoofd helpen aanvullen. Al werd er geen cent schoolgeld betaald, zouden die kinderen de nieuwe school niet dan bij groote uitzondering bezoeken. Neen, gemiddeld zullen het zijn kinderen van wat men noemt de geaiseerde burgerklasse, ook rijkeluiskinderenkinderen uit kringen, als waar wij, die hier zitten, toe behooren. Ter zake van een tak van onderwijs, dat wij hier geheel vrij willig gevendat ons niet wordt opgelegd door eenige wet en dat uitslui tend zal bijgewoond worden door de kinderen der mc.cr gegoedenzuilen wij dus uit de gelden der belastingschuldigenvoor ieder kind dat er van geniet, matig berekend, eeno som van ƒ110 moeten bijleggen. Wordt zulk eene drukkende verplichting ons door de wet opgelegd ik zwijg, ik onderwerp mij. Maar waar het niet noodig iswaar wij daartoe niet ge noodzaakt zijndaar moet ik mij wel drie-, viermaal bedenken alvorens er toe te besluiten. Men zegge nietgij raakt daar eenvooral in onze dagen teeder punt aan. Neenniet hijdie de wonde aanwijst cn zoo doende het toebrengen daarvan in de toekomst tracht te voorkomen, han delt verkeerdmaar hij die ze toebrengt. Ik heb echter reeds te veel gesproken. Ik weet dat dc voordracht zal worden aangenomen. Ik heb mijn standpunt alleen verdedigd uit plichtgevoel. Men vergunne mij te eindigen met ietsdat ik wat minder serieus kan behandelen. Ik heb cene bede aan den llaad. Als de school toch gesticht zal wordenwil dan, wat ik u bidden maghot onderwijs in de beginselen der staatsinstellingen van Nederland, met andere woorden van het publiek recht weglaten en, als liet kanook in de staathuishoudkunde, Het geeft toch niet. Zij die eenigszins thuis zijn in het vak zullen beseffendat men dat onderwijs niet met vrucht, althans aan meisjes, kan geven. Reeds op de hoogere bur gerschool voor jongens kan het niets geven dan verwarring. En onjuiste en gebrekkige kennis onzer staatsinstellingen evenals elke andere on juiste kennis is schadelijker dan totale onbekendheid. Mijne bede is dus: dat het staats-, het publick recht en de staathuishoudkunde, vakken die aan de Rijks hoogeschool gedoceerd worden door mannen als Buys en Visseringaan de toekomstige moeders iu Nederland mogen onthouden worden. De beer De Goeje, Ik wenscb mijne stem voor het voorstel van Burg. en Weth. de motiveeren. Er zijn in groote gemeenten twee wijzen om te voorzien in de behoefte aan voortgezet onderwijs voor meisjeseene be hoefte waarvan stellig niemand het bestaan zal ontkennen. De eerste ma nier is om het meer uitgebreid lager onderwijs zoo goed mogelijk te ma ken. Ik geloof, dat in dit opzicht hier a! het mogelijke bejproefd is. Men beeft het onderwijs aan de vier hoogste klassen der meisjesschool met zorg geregeld en de beste leerkrachten daaraan verbondendie men kon krijgen. Het heeft dan ook zeker niet onbelangrijke resultaten geleverd, maar toch was men niet geheel voldaan. Want bij het groote aantal leer lingen over zooveel klassen verdeeldkon de hoofdonderwijzeres niet dat oplettend toezicht op de vorderingen en de ontwikkeling van elke leerling oefenen, dat in eene welingerichte school noodzakelijk wordt geacht. De vorige directrice, raej. Renssendeed haar uiterste best de school goed te besturen; die taak ging echter boven hare krachten; hare gezondheid leed onder de te groote inspanning en deze heeft haar vertrek verhaast. Toen werd het voorstel gedaan de school te splitsen op grond dat het gc- heele bestuur de krachten van ééne directrice te boven ging. De Raad ZlTTINOVERSLAO 1879 beeft echter gemeend dat dit nog niet overtuigend gebleken was, aange zien raej. Renssen in zwakken staat van gezondheid verkeerde, en het mo gelijk was dat ecne directrice met eene ferme gezondheid in staat zou wezen de geheele inrichting naar eisch te besturen. Om op de meest loyale wijze aan dit besluit van den Raad uitvoering le geven werd door Burg. en Wetb., in overleg met het schooltoezicht, voorgesteld eene hoofdonder wijzeres hier ter stede, bekend als eene uitstekende schoolhouderes, die eene uitnemende gezondheid geDoot, aan liet hoofd der school te plaatsen. Na eenige jaren de school bestuurd te hebben op eene wijzedie allen lof ver dient, heeft deze moeten verklaren de directie niet geheel naar behooren, dit wil zeggen, niet geheel overeenkomstig de strenge paedagogische eischen die zij zich als hoofd der school stelt, te kunnen waarnemen. Die taak is haar te zwaar en dit is ook de opinie der school-autoriteiten. Zij kan aan al de klassen niet die zorg besteden welke wensclielijk geacht wordten is van oordeel dat het voor beide afdeelingen hoogst nuttig zal zijn, als liet bestuur niet langer aan ééne hand blijft toevertrouwd. Daardoor nu is, wat reeds vroeger als wenscbelijk uitgesproken wasmaar uitgesteld werd om te beproeven of het niet misschien met eene directricedie eene sterke ge zondheid genoot, zou gelukken, de zaak in beginsel besloten. Het is nu gebleken dat de combinatie van de vier hoogste klassendoor welke men trachtte tc voorzien in de behoefte aan voortgezet onderwijs voor meisjes, met de gewone lagere school, niet aan het doel beantwoordt. Er rest der halve niets dan het tweede middel om in die behoefte te voorziende stichting eener meisjesschool voor middelbaar onderwijs. Bovendien is dit niet de eenige reden waarom ik voor de scheiding ben. Het voortgezet onderwijs is ook niet voldoende. Vóór twee jaren dachten eenige ouders er reeds ernstig over zich te wenden tot den Raadmet bet verzoek eene elfde klasse aan de school te verbinden. Zij zagen hier evenwel van af, daar de tiende klasse toen nog slecht3 weinige leerlingen telde, en vonden voor hunne dochters wat zij verlangden aan de kweekschool voor onderwijzeressen. Nu tellen dc hoogste klassen jaarlijks meer leerlingen, en zal dus die be hoefte aan uitbreiding van het onderwijs telkens luider spreken. Dus ook omdat het noodig is over te gaan tot eene vermeerdering van klassen waardoor de taak der hoofdonderwijzeres nog verzwaard zou worden en waartoe zich de localiteit bovendien niet leentkomt mij de afscheiding van het voortgezette onderwijs wenschelijk voor. Ten derde is het lokaal der meisjesschool 1ste klasse te klein voor het aantal leerlingen. Besluit men uiet tot eene scheiding der nfdeelingendan is men verplicht het be staande gebouw aanmerkelijk te vergrooten. Dit zou gedeeltelijk een ant woord kunnen zijn op de financiëele bezwaren; bij de berekening van on kosten moet men zeer stellig in mindering brengendat men bij handha ving van de tegenwoordige inrichting onmiddellijk zal moeten overgaan tot eene verbouwing en vergrooting van het bestaande lokaal. In sommige vertrekken zitten de klassen zoo op elkaar en ziju de plaatsen zóó bezet, dat de leerlingen elkander hinderen. Indien nu eene splitsing der school noodzakelijk iswaar zal men de scheiding beter aanbrengen dan waar thans de hoogste afdceling begint, zoodat de zes laagste klassen en de tweede af- decling elk onder een afzonderlijk hoofd komen. Doch als men tot deze scheiding overgaat en voor de vier hoogste klassen, die met eene vijfde moeten vermeerderd worden, eene zelfstandige school sticht, dan is dit eene middelbare school voor meisjes. Reeds vroeger is meer dan eens gezegd dat eigenlijk in Leiden, onder den naam van meer uitgebreid lager onder wijs, middelbaar onderwijs wordt gegeven. Ik moet zeggen, dat ik niet behoor tot degenendie aan het middelbaar onderwijs een geheel ander ka rakter toekennen dan aan het uitgebreid lager onderwijs. De naam doet voor mij niets ter zake. Het doel der hoogere burgerschool voor meisjes waarvan ik de stichting wensclikan naar mijne overtuiging geen ander zijn dan dat, wat tot dusverre met de hoogste afdeeling der meisjesschool beoogd werd, zoo goed mogelijk te voorzien in de behoefte aan voortgezet onderwijs voor meisjes. De heer Van dee Litii. Na de uitstekende toelichting uit een onder wijskundig oogpunt van den vorigen spreker geboord te hebbenbehoef ik daaraan niet veel toe te voegen. Het zij mij vergund enkele woorden over de financiëele gevolgen* van den voorgestelden maatregel in het midden te brengen, liet zou mij misschien zwaar vallen te twijfelen aan de juist heid der berekeiiiugen van den lieer Cock, indien die spreker niet in den aanvang zijner rede juist had getoond hoe gemakkelijk men in een en ander kan dwalen. De heer Cock toch begon zijne schoone rede met te zeggen dat hij waarschijnlijk belemmerd zou worden in het uiteenzetten van hetgeen hij verlangde te zeggen door de zekerheid: dat wat hij zou willen voorstellengeen instemming in den Raad zou vinden. Het kon niet anders meende hij of de gloeddien hij wilde ontstekenmoest daardoor verdoofd worden en het gevolg daarvan zou zijn dat, hetgeen hij zeideniet zoo krachtig zou zijn en zijne rede dus uiet die werking zou hebben als hij zelf verlangde. En nu wensch ik het gevraagd te hebben of niet iedereen zal moeten getuigen dat werkelijk de rede van den heer Cock van zijn standpunt zoo goed en schoon en volledig was, dat die geachte spreker zeker in dit opzicht althans geheel heeft gedwaald, en dat hij van zijn standpunt alles gezegd heeft tegen de voordracht, wat ter bestrijding daurvan kan worden aangevoerd. Waar de geachte spreker nu hier faalde, kan hij ook in andere opzichten gefaald hebben. Het zij mij vergund aan te toonen dat dit in de door hem gemaakte financiëele berekeningen eenigs zins het geval is geweest. Eerst een eenigszins ondergeschikt punt: het subsidie van Rijkswege. De heer Cock zegt: dat subsidie hebt gij nog niet. De regeering is zuinig met 's lands gelden. Kans althans bestaat er dat gij dat subsidie niet krijgen zult. Ik antwoordbet gelieclc plan van Burg. en W«th. is daarop ge bouwd dat wij subsidie van het Rijk krijgen. Het voorstel strekt ook om den Raad uit te noodigen zich te wenden tot den minister, met verzoek om subsidie. Het is dus, mijns inziens, wel degelijk cene conditio sine qua non voor het tot stand komen van de inrichting waarvoor het te vragen subsidie moet strekken. Dit punt dus kunnen wij al dadelijk uit de discussie ver wijderen. Ons voorstel strekt tot oprichting van eene hoogere burgerschool voor meisjes met subsidie van het Rijk. Wordt dat. subsidie niet toege staan dan zal het een punt van nadere overweging moeten uitmaken hoe dan te handelen. Maar door den heer Cock is cene andere voorstelling gegevendiéals

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 5