Leiden, 5 Juni 1879. C.tiiütoren van de gemeente-instelling voor de opleiding van Oost- Indische ambtenaren hebben de eer U voorteslellen 1". liet onderwijzend personeel aan genoemde instelling te vermeer deren met eenen leora.tr voor het Maleisch en de Land- en Volkenkunde, en daartoe met ingang van 1° September 1879 te benoemen den heer 11. C. Klinkert, thans te Druten, laatstelijk in dienst van het Neder- landsche Bijbelgenootschap en belast met de vertaling van den Bijbel in de Maleische taal. 2\ liet traktement van dien leeraar te stellen op ƒ1800 'sjaars, tot Juli 1880 en na dien datum op ƒ2500 'sjaars, onder toekenning van eene som van ƒ400 in eens voor kosten van verhuizing. •3". Den leeraar Grashuis te ontheffen van de lessen in de Maleische taal, en hein het onderwijs in het Javaansch op te dragen. 4°. De toelage van den hoogleeraar Dr. P. J. Veth, toegelegd bij besluit van den gemeenteraad van 25 October 1877, voor de bizondere zorgen, welke hij aan de ingeschrevenen zal moeten bewijzen, met 1" September 1879 intetrekken, onder dankbetuiging voor de goede diensten door den hoogleeraar aan de Instelling bewezen. 5". De toelage van den hoogleeraar A. G. Vreede met 1" September 1879 te verminderen met 250 en met 1° Juli 1880 geheel intetrek ken, en hem tevens op laatstgenoemden datum een eervol ontslag toele- kennen als leeraar in het Madoereesch, onder dankbetuiging voor de goede diensten, door hem aan de Instelling bewezen. Do redenen, die ons tot deze voorstellen leiden, zijn de volgende: Bij de oprichting der Instelling ging men uit van het hoofddenk beeld, dal men de wetenschappelijke krachten, aan de Universiteit aanwezig, behoorde te benutligeu voor de opleiding van de Oost Indische ambtenaren, die zich daardoor op eene wetenschappelijke wijze voor den dienst zouden kunnen bekwamen. Maar tevens begreep men, dat de praktische opleiding voorden dienst en de eischen van helstaatsexamen niet mocht verwaarloosd worden, maar dat zij bij eene Instelling als deze zelfs op den voorgrond moesten staan. Van daar, dat men aan de beide genoemde hoogleeraren de taak opdroeg om zichbehalve met de lessen die zij aan de Universiteit gaven, ook nog met de praktische opleiding der aanslaande ambtenaren, met het oog op het examen, te belasten, onder toekenning van eene bizondere toelage. Deze combinatie schijnt evenwel niet geheel aan de behoefte te voldoen, terwijl ook bo vendien bezwaren worden ondervonden met het oog op het programma van het staatsexamendie U uit verschillende stukken bekend zijn. Van daar dat wij, in overleg met genoemde hoogleeraren, u voorstellen aan die vereeniging een einde te maken. De lessen, door de hoog leeraren gegeven zullen, althans gedeeltelijk, door de studenten aan de Instelling worden bezocht, die zoodoende in de exceplioneele gelegen heid zullen gesteld worden, nul te trekken van de uitnemende kunde der hoogleeraren; maar de praktische lessen zullen aan andere handen worden toevertrouwd. Bizonder gelukkig rekenen wij ons een uitne mend geschikt persoon gevonden te hebben in den heer H. C. Klinkert, die door zijne geschriften getoond heeft, een uitstekend kenner van hel Maleisch te zijn en die bovendien door een langdurig verblijf te ltiouw, Singapore, Malakka en verschilende plaatsen op Java eene uit gebreide kennis van taal en volk heeft opgedaan. Zelfs wanneer wij niet den wensch hadden gekoesterd de scheidingwaarvan wij spraken te bewerkstelligen, zouden wij niet geaarzeld hebben, U het voorstel te doen, den heer Klinkert aan onze instelling te verbinden, vooral in den tegenwoordigen toestand, nu er op de kennis van het Maleisch zoo groot gewicht wordt gelegd. De heer Grashuis is volkomen bereid om de lessen in het Javaansch op zich te nemen, die zich uit den aard der zaak veel beter dan die in het Maleisch met het onderwijs in het Soendaneesch laten verbinden. Echter wordt het wenschelijk geoordeeld, den heer Vreede nog gedurende den volgenden cursus met hel onder wijs in het Javaansch 2e jaar te belasten, ten einde de laak van den heer Grashuis lol het onderwijs aan het eerste jaar te beperken. Door deze organisatie zal, naar ons oordeel, onze Instelling in een bizonder gunstige stelling geplaatst worden, daar zij én in betrekking blijft tot de Universiteit waardoor de leerlingen de lessen zullen kun nen bijwonen van mannen, om hunne kunde alom geacht, én levens geheel zal kunnen voldoen aan de eischen door de praktijk en hel staats examen gesteld. Wij hebben te minder bezwaar tegen deze organisatie, daar het getal leerlingenden vorigen cursus slechts 4 bedragendethans tol 12 geslegen is, terwijl de uitgaven zullen beperkt blijven binnen de som, bij de begrooting voor onze Instelling toegestaan. Curatoren voornoemd, L. M. De Laat de Kanter Voorzitter. P. A. Van der Lith Secretaris. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Leiden, 13 Juni 1879. De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen legen neveas- gaande voordracht. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°- 117. Leiden, 6 Juni 1879. Wij hebben de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat wij ons kunnen vereenigen met het advies van regenten van hel Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis alhier op het verzoek van den heer mr. M. d'Aumerie, om ontslag als lid van voornoemd college. Wij geven U alzoo in overweging hem een eervol ontslag uit die betrekking te verleenen onder dankbetuiging voor de door hem als zoodanig belangeloos bewezen gewichtige diensten. Aan- den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, den 23 Mei 1879. Daar do ondergeleekendc do Gemeente Leiden metterwoon moet ver laten verzoekt hij eerbiediglijkden gemeenteraad hem te verleenen eervol ontslag uil zjjne betrekking van Regent van hel Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. 'tWelk doende, enz. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Leiden, 31 Mei 1879. Regenten van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis te Leiden ontvangen hebbende Uwe apostille n®. 1242 van 25 Mei 1879, verzoekende bericht en raad omtrent het gevraagd ontslag van den Regent van gemeld gesticht mr. M. d'Aumerie wegens vertrek naar eldersheeft de eer U te verzoeken dat ontslag in de meest eer volle termen te willen verleenen, uit hoofde van den ijver en de belang stelling met welke de heer d'Aumerie die betrekking vervuld heeft, zoo dat zijn vertrek een wezenlijk verlies voor het gesticht moet geacht worden. Namens Regenten, H. Obreen, Voorzitter. Hubrecht, wd Secretaris. Aan den heer Burgemeester der Gemeente Leiden. N°. 118. Leiden, 6 Juni 1879. Onder overlegging van nevensgaande stukken deelen wij Uwe Verga- dering mede dat ook wij geen bezwaar hebben tegen het verleenen van een eervol ontslag aan den heer C. Van Tieluit zijne betrekking van leeraar in de Engelsche taal- en letterkunde aan de gemeente-instellin gen voor Hooger- en Middelbaar Onderwijs alhier. Wij geven U derhalve in overweging hem dat ontslag te verleenen en zulks ingevolge zijn verzoek, met ingang van 1 September a. s. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 21 Mei 1879. Aan den Raad der Gemeente Leiden. De ondergeteekendeleeraar in de Engelsche taal- en letterkunde aan de II. B. School te Leiden, heeft de eer U te kennen te geven»dal hij, ingevolge zijne benoeming tot leeraar aan de H. B. School te 'sGraven- hage, eervol ontslagen wenschl te worden uit zijne tegenwoordige betrek king, met het verzoek genoemd ontslag te verleenen tegen 1 September aanslaande, zijnde de datum waarop zijne nieuwe betrekking ingaat. C. Van Tiel. Leiden, 3 Juni 1879. Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Onder terugzending van het in hare handen gestelde request heeft de Vereenigde Commissie van toezicht op de scholen voor Hooger- en Middelbaar Onderwijs alhier, de eer U te berichten dat er bij haar geen bezwaar bestaat om aan den heer C. Van Tiel, benoemd leeraar aan de Hoogere Burgerschool te 's Gravenhage, ingevolge zijn verzoekeen eervol ontslag te verleenen uit zijne tegenwoordige betrekking van leeraar in de Engelsche taal- en letterkunde aan de gemeente-instellingen voor Hooger- en Middelbaar Onderwijs alhier. De Commissie voornoemd W. C. Van den Brandeler, Voorzitter. N. L. J. Van Buttingha Wichers, Secretaris. Leiden, 0 Juni 1879. Onder terugzending van hel adres van den leeraar C. Van Tiel, bij uw schrijven van 4 Juni jl. n". 491 in mijne handen gesteld, heb ik de eer te berichten, dat bij mij tegen een eervol ontslag, met ingang van 1 September, geene bedenking is. De Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs, Steyn Parvé. Aan Ilcercn Burgemeester en Wethouders van Leiden. M. d'Aumerie. Te Leiden ter Beekdrukkerij van J. C. DRABBE. d

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 2