49 De beer Van dek Lith. Men moet niet vergeten dat Burg. en Weth. bevoegd zijn een buis onbewoonbaar te verklaren, als bet zoo erg is. De heer Db Laat de Kantek. Er moeten veel formaliteiten in acht genomen wordenwelke veel tijd vorderenom een buis onbewoonbaar te verklaren. Er zouden dan heel wat besmettelijke ziekten opgedaan kunnen zijn, voordat zulk eene zaak op die wijze beslist werd, daar er ook beroep is op booger autoriteiten. Ik erken gaarne dat het artikel verbeterd ia, maar m. i. niet afdoende. De Voobzittee. Wenscht gij dan uw voorstel te forrauleeren De heer De Laat de Kantee. Als de Baad zich met mijn denkbeeld kan vereenigen, wensebte ik de redactie aan de Commissie over te laten, die dit a tête reposée doen kan. Zij zal toch twee denkbeelden moeten vereenigen en wij loopen gevaar eene slechte redactie te krijgendoor hier een zin en daar een woord te wijzigen. Mijne bedoeling is duidelijk. De heer Van dek Lith. De bedoeling is, meen ik, dat men de ver plichting kan opleggen aan de eigenaars of bewoners van huizen om hunne riolen te verbeterenen dan gebruik kan maken van de bevoegdheid van art. 180 der Gemeentewet, door hen te laten betalen. De heer De Laat de Kantek. Dat volgt reeds uit de opneming der bepaling onder de strafbepalingen. Ik wensebte er echter deze bepaling bij te voegen, dat de toestand der riolen door den architect of de rooimeesters wordt geconstateerd en dat van hunne rapporten beroep is bij Burg. en Weth. Dan hebben de eigenaars ook de noodige waarborgen. De heer Van deb Lith. Ik acht het niet met de tvet vereenigbaar te zeggen tot iemand verbeter uw riool. Dat grijpt in het eigendomsrecht. De heer De Laat de Kantek. Maar ora een ander voorbeeld te noemen. Er is eene bepaling dat de eigenaar genoopt kan worden eens anders buis aan het zijne te doen ankeren. Dat ia ook eene ingrijping in het eigen domsrecht. Dc heer Van dek Lith. Neendat is gedoogen. Hier wordt bet niet- verrichten strafbaar gesteld. De beer Db Laat de Kanter. Neenbier wordt ook de verplichting opgelegd om te gedoogen. De heer Van dek Lith. Het geldt hier eene verplichting om te ver beteren. De beer De Laat de Kantek. Als de rooimeesters bepalen dat een buis geankerd moet worden aan een ander, is men er toe verplicht. De beer Van der Lith. Maar men betaalt niet zeil. Hier wordt eene verplichting opgelegd om iets te doen en laat men de kosten daarvan door de bewoners enz. dragen. Dat is dus heel iets anders dan gedoogen. De heer De Laat de Kantek. Het is in bet belang der volksgezondheid. De heer Van Iterson. De beer Van der Lithdie nu met de redactie belast zal worden van het denkbeeld van den beer De Kanter, als het wordt aangenomenkan er zich niet mede vereenigen. Kan dat geen bezwaar opleveren P Zal er gesproken worden van bewoners of eigenaars M. i, van eigenaars. De heer Van der Lith zegt; als men het den een oplegt, moet men het ook den ander doen. Dat punt dient toch uitgemaakt te worden. De heer De Laat de Kantek. Mijne bedoeling ia den eigenaar te treffen. Ik wil den bewoner steunen tegen den onnilligen eigenaar, De heer Van deb Lith. Bjj vorige gelegenheden beeft de Commissie wel bewezen dat, al is zij niet ingenomen met voorgestelde veranderingen, zij die toch naar baar beste vermogen, bij aanneming, in de verordening opneemt. Dat zal ook hier geschieden. Natuurlijk is nu de gewichtige vraag door den heer De Kanter zelf uitgemaaktdie verklaart den eigenaar te willen treffen. Het voorstel van den heer De Kaoter wordt alsnu met 13 stemmen tegen Idie van den heer Van der Lith aangenomen. Art. 203. »Hij die in de nabijheid van een gemeenen of niet gemeenen muur een put laat graven die er een mestbak tegen aan wil bouwenof tegen dien muur een magazijn of pakhuis van zout of eene verzamelplaats van bijtende stoffen of van lompen wil aanleggenof daartegen andere schadelijke of gevaarlijke werken wil maken, is verplicht eene tusschen- ruimte te laten of te maken van ten minste vier decimeter. Bij het graven van een riool of sekreet, zal die afstand vijf decimeter moeten bedragen. Sekreetputten moeten met afgeronde boeken worden gemetseld het ge welf en de muren moeten minstens één steen dik zijn, terwijl de bodem, ter dikte miustens van 0,28 meter, even als de muren waterdicht moet gemaakt worden door eene beklamping van klinkers en sterke tras." De heer De Laat db Kantek. Aan het slot van de le alinea wordt gesproken van eene verplichting om eene tusschenruimte te laten of te ma ken van ten minste vier decimeter. Het artikel komt overeen met artikel 703 van het Burgerlijk Wetboek, hetwelk de bepaling van de tusschen ruimte aan plaatselijke verordeningen overlaat. Het is dikwijls overbodig de tusschenruimte zoo groot te maken, als hier wordt voorgesteld. Daarom geef ik in overweging de tusschenruimte te bepalen van 25 decimeter. De heer Van der Lith. Wij hadden er grooten prijs op gesteld wan neer de wenkenzoo even door den Wethouder van Fabricage medege deeld, vroeger aan de Commissie waren gegeven. Ik wil gaarne geloo- ven dat zij goed zijn en wil dan ook gaarne tot verbetering medewerken; maar daar bet wenken betreftwaarmede de autoriteiten hem in kennis hebben gesteld, bad ik gewensebt, dat de beer De Kanter met de Com missie, belast met het ontwerpen dezer verordening, in overleg ware getre den zooals dat door andere autoriteiten en ook in andere gevallen door de Commissie van Fabricage gedaan is. De heer De Laat de Kantek. Het heeft mij niet aan goeden wil ontbrokenmaar de opmerkingendie ik tbans de eer bad mede te deelen zijn mij gaandeweg ter oore gekomen. Zelfs ben ik nog niet aan bet einde van mijne taak. Ik heb nog meer opmerkingennadat de rooi meesters en architect mij wijzer bebben gemaakt. Deze verandering is niet van groot gewicht. De ondervinding beeft geleerd dat 4 decimeter ZlTirsOVERSLAO 1879 afstand niet altijd noodig isen ik stel daarom voor, in plaats van 4tê lezen 25 decimeter. De heer Van dek Lith. Ik neem dit voorstel gaarne over. Art. 203 wordtaldus gewijzigdgoedgekeurd. Art. 204. »llet is verboden, de goten van gebouwen op of over de straat te doen uitmonden, tenzij die goten zijn besloten ieigotenniet hooger reikende dan vijf centimeter boven den beganen grond. Bij nieuwe gebouwen moeten, daar waar het mogelijk is, de Ieigoten in het riool uitmonden." De beer De Laat de Kantek. Artikel 700 van het Burgerlijk Wet boek bepaalt dat de daken zoodanig moeten zijn ingericht, dat het water op den openbaren weg of op bet erf van den eigenaar afloope. Nu wordt hier verboden de goten van gebouwen op of over de straat te doen uit mondenmaar er is niet voorgeschreven dat er dakgoten moeten zijn. De redactie zou dus moeten aangevuld worden, om de voorgestelde bepaling te doen werken, met het voorschrift dat er ook goten aan de daken moe ten zijn. De heer Van der Lith. Zou ik den heer De Kanter mogen uitnoo- digeu de opmerkingen aan de Commissie mede te deelen, ten einde daar over te adviseeren? Nu verklaar ik mij onbevoegd om eene beslissing te nemen. Ik stel dus voor art. 204 aan te houden. De beer Db Feemeey. Mijnbeer de Voorzitter! Bij dit artikel wordt verboden de goten van gebouwen op of over de straat te doen uitmonden tenzij die goten zijn besloten Ieigoten, niet booger reikende dan vijf centi meter boven den beganen grond. Tot dusver is bet de gewoonte op een aantal straten, grachten en stegen om het regenwater op te vangen in emmers. Wordt nu dit artikel goedgekeurd, dan wordt dat verzamelen van het water onmogelijk gemaakt Mogen die goten niet hooger reiken dan 5 centimeter van de straatdan zal bet moeielijkzoo niet onmogelijk, zijn het water op te vangen. Intusschcn is dat eene hoogst nuttige zaak. Zou de Commissie bezwaar hebben om de hoogte op 50 a 60 centimeter te bepalen? Dan is men in staat bet water op te vangen, hetgeen tot dusver in een aantal straten in gebruik is en wat niet weinig strekt tot bevor dering van de reinheid. Het zijn gewoonlijk de on- en minvermogende burgers die het water opvangen en gehruiken. Dat gehruik moet, in plaats van verboden, eer aangemoedigd worden. Zou de Commissie ook bereid zijn mijn verzoek in overweging te nemen De heer Van der Litii. Ik meen dat de Commissie deze bepaling in de verordening beeft opgenomen omdat zij het niet wcnschelijk vond de hooge goten te behouden, waaruit het water op de straat spatte tot grooten last van de voorbijgangers. In onze stad, waar veel water gevonden wordt, is het niet noodzakelijk dit te verkrijgen door bet plaatsen van emmers onder de goten. Is er een regenbui gevallen, duu krijgt men het water met een soort fontein over de straat, Daartegcu is het artikel gericht. De heer De Freubky. Nimmer zijn er klachten bij het Dagelijksch Bestuur of de Fabricage ingekomendut dit gebruik voor de burgerij last of nadeel aanbrengt. Voor zooverre voor den kleinen man de mogelijk heid niet bestaat om duinwater aan te koopen, is het eene wezenlijke ver vulling van zijne behoeftenom op deze wijze water te krijgen. Al is er veel water in de grachtenis dit toch minder geschikt om te drinken. Het regenwater daarentegen bevordert gezondheid en reinheid; geschikt om te drinkenheeft het ook als wasebwater voor de kleine burgerij groote waarde. De Voorzitter. Aan den wensch van den heer De Fremery zou zijn tegemoet te komendoor de leigoteu zóó in te richtendat men bij regen het water in emmers of dergelijke kon opvangenzoo men zulks ver langde. De heer Van der Lith. Nu het artikel toch aan de Commissie terug gaat, kan de wensch van den heer De Fremery insgelijks in overweging genomen worden. Ik meen dat de bepaling op verzoek van het hoofd van de politie is voorgedragen. De heer De Fremery. Als de Commissie mijn denkbeeld in overweging wil nemenzal ik reeds zeer tevreden zijn. Art. 204 wordt aangehouden. Artt. 205207 worden goedgekeurd. Art. 208. vleder bruiker of eigenaar van een windmolen is verplicht, jaarlijks vóór 31 Juli aan Burgemeester en Wethouders in te leveren eene verklaring, niet ouder dan dertig dagen, van rooimeesters, inhoudende dat de assen, roeden, wieken en verdere buitengetimmerten van zijn molen in behoorlijken staat zijn bevonden. Indien zoodanige verklaring niet is overgelegd, mag de molen niet in beweging worden gebracht". De heer De Laat de Kanter. Op dit artikel is van rooimeesters de bedenking ingeleverddat er niet in vermeld ia, dat de verklaring door de bruikers van den molen moet worden aangevraagd. Een ander punt is, dat bij het onderzoek uoor de rooimeesters dikwijls de adsistentie van een molenmaker noodig is. Ik wenschte dat in het artikel ook werd opgeno men dat die adsistentie door de eigenaars of bruikers verschaft moet worden. De heer Van der Lith. Deze opmerking is pan de Commissie mede gedeeld. De Commissie vermeende zich niet te kunnen vereenigen1°. ten opzichte van de verplichting tot herinnering door den betrokken molenaar. Het komt haar voordat het niet aanging strafbaar te stellen bet niet herinneren aan de verplichting van beambtenwelke zij zeiven behooren te vervullende verplichting namelijk om den molen te inspecteeren. Gaat het nu aan daarvoor den eigenaar strafbaar te stellen? Dit wat bet rerste punt aangaat. Het tweede gaat evenmin aan namelijk om waar bet geldt eene zaak in het belang der openbare orde en zedelijkheid het eenige beginsel waarop de bepalingen eener politie-verordening moeten berusten aan de betrokken personen de verplichting op te leggen op hunne kosten bij de toepassing der verordening anderen te iaten adsisteeren. Wat in het belang der openbare orde en zedelijkheid verricht wordtgeschiede op kosten van het algemeen. De heer De Laat de Kanter. Ik lees in het artikel van eene verplich-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 21