45
De heer Van der Lith. Alvorens art. 1G in stemming wordt gebracht,
wensch ik nog eenmaal te verklarendat Curatoren zeer gestemd blijven
tegen de verandering, die Burg. en Weth. in den bestaanden toestand hebben
gebracht, zoodat ik tegen art. 16 zal moeten stemmen, zooals zij dat
hebben voorgesteld.
De heer De Laat de Kanter. Ik meende dat dit reeds uitgemaakt
wasnadat wij zooeven gestemd hebben over de bijvoeging der woorden
in het eerste amendement van den heer Van Itersonachter de woorden
van het artikelzooals het door Burg. en Weth. is voorgesteld.
De Voorzitter. De mogelijkheid bestaat toch dat het artikel ver
worpen wordt.
Art. 16, zooals het is gewijzigd, in rondvraag gebracht, wordt aange
nomen met 16 tegen IS stemmen.
Tegen stemden: de heeren Van der Lith en de Voorzitter.
De geheele concept-verordening betreffende de inrichting en het Bestuur
van het gymnasium der gemeente Leiden wordt in stemming gebracht
en met algemeene stemmen aangenomen.
Thans komt in behandeling:
Cöncept-verordening regelende het getal der leeraren verbonden aan bet
gymnasium te Leiden en het bedrag hunner jaarwedden.
(Zie Ing. St. nos. 102 en lil.)
Artt. 1 en 2 worden goedgekeurd.
Art. 3.
De Voorzitter. De Commissie van Financiën beeft op dit artikel eene
wijziging voorgesteld. De meerderheid meent dat de termijn van driejaren
op vier jaren moet worden gesteld.
De heer Hartevf.lt. De meerderheid is. van gevoelen dat de vastge
stelde termijn van vier jaren moet behouden worden en wat vroeger na
rijpe discussiën voor lioogere burgerschool en gymnasium goed is gevonden
ook thans in ieder opzicht als voldoende mag worden beschouwd. De heer
Van der Lithdie de minderheid in de Commisie vormdewenschte den
termijn van drie jaren in de plaats gesteld te zien.
De Voorzitter. Ik vind den termijn van vier jaren wel wat, lang, Van
daar dat Curatoren dien op drie jaren hebben gesteld. Het zal bevorderlijk
zijn om goede leeraren te houden.
De heer Hartevelt. Hoe kan men den tijd van vier jaren te lang
achten, na al wat hierover indertijd is gezegd? Dat het voor de betrokken
personen aangenamer zijn zal dien termijn tot drie jaren te zien ingekort
geloof ik gaarne; twee jaren, een jaar zoude nog aangenamer zijn; ja,
bet verkieslijkste naar bun idéé zonde zeker zijn, om het tractement
dadelijk met f 400 te verboogen. Het is mijns inziens alleszins billijk en
goed den termijn op vier jaren te behouden, en ik doe daartoe het
voorstel.
Dat amendement wordt met 8 tegen 7 stemmen verworpen.
Voor stemden: de heeren Hartevelt, Suringar, Van der Zweep, Van
Iterson, Juta, Van Wensen en Driessen.
Artt. 35 worden goedgekeurd.
De geheele concept-verordening, iq stemming gebracht, wordt met alge
meene stemmen aangenomen.
Vervolgens komt in beraadslaging, het raadsbesluit regelende de heffing
van schoolgeld voor de leerlingen van het gymnasium.
De heer Van der Lith. Dit raadsbesluit zal op een enkel punt van
redactie moeten gewijzigd worden. Ik lees daarin: «dit schoolgeld treedt in
werking" enz. Dat acht ik eene minder gelukkige uitdrukking. Wij doen
best de verandering van die woorden aan Burg. en Wetb. over te laten.
De beer De Laat de Kanter. Ik ben bet volmaakt met den heer Van
der Lith eens, onder opmerking dat die uitdrukking in alle verordeningen
Btaat. Daarbij heb ik mij neergelegd.
De heer Van der Lith. Burg. en Weth. hebben ongetwijfeld opgemerkt,
dat het niet in mijn plan lag hun eenig verwijt daarvan te maken. Ik
maakte de opmerking alleen om in overweging te geven met de traditie te
breken en in dit opzicht een anderen stijl te volgen.
Het raadsbesluit, zoomede de verordening regelende de invordering van
schoolgeld voor de leerlingen van bet gymnasium, wordt, de laatste na goed
keuring der artt. 1 en 2aangenomen met algemeene stemmen,
IX. Herziening der algemeene politie-verordening voor de gemeente Leiden.
Het aangehouden artikel 12 komt in beraadslaging.
Door de Commissie voor de strafverordeningen wordt voorgesteld de derde
alinea van art. 12 der concept-algemeene politie-verordening te doen verval
len en daarvoor de volgende alinea's in de plaats te stellen:
»Bij bet voorkomen van besmettelijke ziekten kunnen Burg. en Wetb.
bet reinigen van de voorschreven voorwerpen beperken binnen den tijd van
tot 8 uur 's morgens.
Bovendien kunnen Burg. en Wetb. den tijd van reiniging van vooischre-
ven voorwerpen afkomstig uit huizen waar eene besmettelijke ziekte voor
komt, zoodanig wijzigen als in het belang der openbare gezondheid zal
worden noodig geacht,"
De heer Van der Litii. De Commissie voor de strafverordeningen heeft
het artikel naar haar beste vermogen gewijzigd, zooals het ligt in de denk
beelden van den heer Damsté. Zij hoopt er in geslaagd te zijn dat denk
beeld uit te drukken. Gaarne zou ik dit van den beer Damsté vernemen.
De heer Wilhelmy Damsté. Met die redactie kan ik mij zeer goed
vereenigen.
De heer Van Iterson. Zonder de quaestie op nieuw in het breede te
behandelen, moet ik er toch op wijzen dat het denkbeeld, in het voorstel
van de Commissie neergelegd, berust op de aanneming van het feit, dat
door het uitkloppen der in art. 12 genoemde voorwerpen ziektekiemen van
bepaalden aarddie eene bepaalde ziekte kunnen veroorzakenin de lucht
worden verspreid. Wanneer niet dat denkbeeld daaraan ten grondslag heeft
gelegen en men alleen bot oog had op de mogelijke nadeelen voor de ge-
Zjitingvkrslao 1879.
zondheid, aan het uitkloppen van kleeden verbonden, dan bestaan er geen
redenen om tijdens het voorkomen van besmettelijke ziekten of voor de be
woners van huizen, waar deze heerschen, bijzondere bepalingen vast te
stellen. Inderdaad geloof ik dat er gevallen voorkomenwaarbij het stof uit
ziekenkamers de drager eener bepaalde smetstof zijn kan en in zoodanig
geval acht ik het niet voldoende dat de tijd voor he( uitkloppen van meer
genoemde voorwerpen tot weinige uren van den nacht beperkt worde, maar
schijnt liet mij wenschelijk dit geheel te verbieden. Vooral wanneer die
ziektekiemen gebonden zijn aan betgeen men gewoon is stof te noemen
kunnen zij zich gemakkelijk verder verbreiden en ook later, wanneer de dag
reeds aangebroken isbun nadeeligen invloed doen gelden. Daarom zou ik
een en ander wenschen over te laten aan de prudentie van Burg. en Wetb.
en stel ik mitsdien als amendement voor om de 2de alinea van het gewijzigd
voorstel te doen luiden: Bovendien kunnen Burg. cn Wetb. het reinigen
van voorschreven voorwerpen, afkomstig uit huizen waarin besmettelijke
ziekte voorkomt, tijdelijk verbieden."
De beer Van der Litii. Het zal u, mijnheer de Voorzitter, niet onbe
kend zijn, dat in de Commissie het denkbeeld van den beer Van Iterson
ter sprake gebracht is. Wij voor ons echter hadden bczwqqr zóóver te gaan
als de beer Van Iterson wenscht. Wij meenden, dat wij den burgers te
zwaie lasten zouden opleggen, door te verbieden voorwerpen, welke zij in
buis hebbente reinigen. Het gevolg van bet amendement zal zijndat
men geene voorwerpen op de straat zal mogen uitkloppendat men men
veroorlove mij dit zóó te zeggenzijn vuilen boêl daarbinnen zou moeten
houden en dat wel gedurende zeer geruimen tijd. Het is toch woeielijk na
te gaan, wanneer eene besmettelijke ziekte gezegd kan worden op te houden,
en du9 zou men aan personen, die geen tuin achter hun huis hebben, we
ken achtereen verbieden hunne voorwerpen te reinigen. Dat in bet voorstel
van den beer Van Iterson veel goeds ligt, is niet te ontkennen. De vraag
is alleen: zal de Baad besluiten in het belang van de openbare gezondheid
zoo zwaren last op de burgers te leggen als de heer Van Iterson wenscht?
In allen gevalle zou ik hem den raad geven aan bet einde van de zinsnede
in te lasschen: rot geheel te verbieden"; want wordt zijne redactie onver
anderd aangenomen dan zou de tijd in bet geheel niet gewijzigd kunnen
worden. Ik betwijfel, of Burg. en Wetb. spoedig vsn de bevoegdheid ge
bruik zullen maken om het reinigen der voorwerpen geheel te verbieden
maar ik twijfel niet, wanneer zij vrij worden gelaten om den tijd aan te
wijzen voor de reiniging van die voorwerpen of Burg. en Weth. zullen van
die bevoegdheid gebruik maken. Ik vree9 dat, wordt het amendement van
den beer Van Iterson aangenomenmen Burg. en Weth. voor te moeielijke
instantiën zal stellen, hetgeen de Commissie zooveel mogelijk wenscht te
vermijden.
De Voorzitter. Ik ben het geheel eens met den vorigen geachten spre
ker, dat dergelijke bepaling zeer grooten last op de burgerij legt. Voor de
bewoners van huizen die tuinen hebben is de last zoo groot niet. Mceren-
deels hebben zij die niet, en voor de bewoners van zulke panden zal de
gelegenheid benomen worden om kleeden te reinigen. Bij mij is de vraag
gerezen, ook met het oog op hetgeen de heer Van der Lith zeide, of liet
niet wenschelijk is de uren van 58 te vervroegen en te brengen op 3 of
48 uur. In den zomer zal dat vroege uur geen bezwaar gevendes win
ters behoeft het niet te worden toegepast. Ten vijf uur des zomers zijn er
reeds menschen op straat. Ik zou dus den tijd willen veranderen in 3 of
48 uur.
De heer Van der Lith. Mag ik u herinneren dal, als gij volgens de lo
alinea een verbod uitvaardigtdit is een verbod voor de geheele stad.
Deukt gij nu dat de geheele stad reinigen zal tusschen 3 en 4 uur 's ochtends
De Voorzitter. In den zomer wel. Daar zie ik geen bezwaar in.
De heer Van der Lith. Dan is het mij goed.
De Voorzitter. Vijf unr is reeds te laat. Burg. en Weth. zullen
natuurlijk niet altijd het nur van drieën uitkiezen. Maar hoe minder be
perkt zij zijn in de keuze van het uur, hoe beter.
De heer Van Iterson. Ik blijf bij mijn oorspronkelijk denkbeeld. Ik
zal niet zeggen dat er ook niet nog andere omschrijvingen te vinden zijn.
In één geval zal 34 uur goed zijn, in eèn ander geval 7 uur. Maar
men zal moeten eindigen met eene keuze te doen. Ik kan mij wel ver-
eenigen met 58 uur. Ik wensch voor exceptioneele gevallen aan Burg.
en Wetb. vrijheid te geven te verbieden het uitkloppen van kleeden bij
het heerscben van besmettelijke ziekten. De bezwaren van den beer Van
der Lith daartegen schijnen mij toe wel wat breed uitgemeten te zijn. Al
heeft men geen tuin om kleeden uit te kloppenbestaat cr toch nog wel
gelegenheid om binnenshuis ze schoon te inaken. Er blijven natuurlijk
wel bezwaren over, maar die moeten de bewoners van besmette woningen
zich getroosteu in het algemeen belang. Ik vertrouw dat er geen misbruik
zal gemaakt worden van de vrijheid aan Burg. en Weth. gegeven, maar
er kunnen zich gevallen voordoen, dat bet bezwaar in heelt zelfs 's nachts
het uitkloppen van kleeden toe te staan.
De heer Van der Lith. Het schijnt dat ik mij niet duidelijk heb uit
gedrukt. Is de meening van den heer Van Iterson om aan Burg. en
Weth. de bevoegdheid te ontnemen den tijd van reinigen te bepalen bin
nen een zeker aantal uren? Als wij aan Burg. en Weth. alleen de be
voegdheid geven, in de eerste alinea vervat, strekt die zich uit voor de ge
heele stad. Bij aanneming nu van de redactie van den heer Van Iterson
zullen Burg. en Weth. machteloos zijn in gevallen dat het niet noodzakelijk
i9 binnenshuis te reinigenmaar dit alleen op straat gedoogd kan wor
den, als er weinige voorbijgangers zijn.
De heer Van Iterson. Ik wensch dit laatste geheel uit te sluitenniet
omdat ik bewijzen kan dat het nadeelig is, maar omdat het bewijs van het
tegendeel ook niet te leveren is. Een ijdel spel van woorden is het dus
in één geval het uitkloppen te bepalen tusschen 34 uur, in een ander
van 68 uur. Ik geloof in bet algemeen dat bet uitkloppen van kleeden
tijdens het heerschen van besmettelijke ziekten, uit woningen, die niet
besmet zijngeheel onschuldig is. Wil men dus daarvoor niets bepalen
mij goed. Maar ik beweer dat er andere gevallen kunnen voorkomendat
het uitkloppen geheel verboden moet worden, dat liet niet goed is, ook
niet van 23 uur.