41 - De lieer d'Aumerie. De wijziging door den Leer Obreen voorgesteld, verklaart de Commissie over te nemen. Art. 66 wordt, alzoo gewijzigd, goedgekeurd. Artt. 6769 worden goedgekeurd. Art. 70. «Zonder toestemming van den Gemeenteraad is bet verboden, de wateren der gemeente te vernauwen, daarin hoofden, platingen, stoepen of dammen te stellenpalen te bevestigen of daarover planken te leggen of bruggen te slaan. Zonder toestemming van Burg. en Wetli. mogen de ge meentewateren op geenerlei wijze tijdelijk worden belemmerd of daarin visch- tonnen of vischbennen worden gelegd." De heer Verstek. Te vergeefs heb ik naar de beteekenis van een woord in dit artikel gezocht. Daarin komt namelijk voor de uitdrukking «visch- tonnen of vischbennen", hetgeen geloof ik hetzelfde beteekentmaar in elk geval moet het woord 'tonnen" veranderd worden in «bonnen"; dat is de juiste benaming der toestellen, waarin gevangen visch tijdelijk wordt bewaard en in het léven gehouden. Het schijnt eene drukfout te zijn, die ook in de vorige politie-verordening was ingeslopen. De heer d'Aumerie. Dan is het bet beste, alleen te spreken van «visch bennen". De Voorzitter. In de vorige verordening waren de woorden toch op genomen zooals zij nu worden voorgesteld. De heer Vebster. Dat is wel waar, maar wanneer men nu do juiste term weet, kan bet toch worden veranderd. De bedoeling is dezelfde. De heer Van der Lith. Ik verklaar mij onbevoegd hierover te oordeelen; maar hebben beide uitdrukkingen dezelfde bedoeling, dan heb ik er niets tegen, de verandering, door den heer Verster voorgesteld, over te nemen. De heer Verster. Daaromtrent kan ik de meest stellige verzekering geven. Art. 70 wordt, alzoo gewijzigd, goedgekeurd. Artt. 71 73 worden goedgekeurd. Art. 74. «Overtreding van eenige bepaling der artt. 66 en 73 wordt gestraft met eene boete van cén tot vijf guldendie van een der overige bepalingen van dit hoofdstuk met boete van drie tot twintig gulden. Indien in geval van overtreding van art. 71 moeht blijken dat de over treder, binnen de laatste twaalf maanden, voor gelijk feit is veroordeeld, zal de rechter tevens de verbeurdverklaring uitspreken van de schuit en de gereedschappen, welke tot baggeren gebruikt werden." De heer Obreen. Ik wensch te vragen waarom in de laatste alinea van het artikel aan den rechter de verplichting wordt opgelegd om eene ver beurdverklaring uit te spreken. Het is wenschelijk dit aan den rechter over te laten. Dikwijls zal het noodig zijnmaar ook dikwijls zal het onrecht vaardig wezen. De rechter moet daarover kunnen oordeelen. De heer d'Aumsbib. Dit artikel en art. 20, laatste lid, betreffen ver beurdverklaring en verplichten den rechter die uit te spreken. De wettig heid van die voorschriften is vroeger door enkele raadsleden betwijfeld. Die voorschriften schijnen vroeger in het leven geroepen te zijn om de pachters van de vuilnis en de bagger te gemoet te komen. Thans schijnt men daarop te willen terugkomen. Ik heb daar nu niet tegenmaar geef toch in overweging met de niet onbelangrijke wijziging te wachten tot den tijd, waarop de geheele verordening zal moeten worden omgewerkt. Art. 74 wordt goedgekeurd. De heer VanIterson. Mag ik ook vragen, of, wanneer de baggerlieden iets ophalendat niet naar hun gading isen het voorwerp weder in het water werpen, ook de bepaling van art. 65 op hen van toepassing is? Is dit niet het gevaldan zou ik wel eene wijziging willen voorstellen waarbij in dit geval wordt voorzien. De Voorzitter. De last aan de agenten van politie gegeven is in den geest van art. 65 en het is mij bekend dat er voldoende toezicht wordt uitgeoefend. Zesde Hoofdstuk. Openbare vermakelijkheden en verlotingen. Artt. 75 en 76 worden goedgekeurd. Zevende Hoofdstuk. Toezicht op de markten en op de uitoefening van neringen en bedrijven. Artt. 77S4 worden goedgekeurd. Art. 85. »De boter zal in geene andere vaten, ten verkoop, aan de markt of waag mogen worden gebracht, dan in de zoodanige, die vervaar digd zijn overeenkomstig en voldoen aan de bepalingen dezer verordening, of die elders binnen het Kijk, volgens de daar bestaande wettelijke voor schriften, zijn vervaardigd, behoorlijk geijkt of herijkt, en alzoo daar nog geldend en toegelaten." De heer Hartevelt. Ik zou gaarne stemming verlangen, omdat ik mij altijd tegen eene verordening op den ijk van botervaten verklaard heb en nog steeds blijf verklaren. De heer Van der Lith. Ik wensch meer licht dan ik in staat ben te geven. De Commissie nam deze bepalingen in de politie-verordening op, ofschoon zij er, strikt genomen, niet in te huis behooren; maar zg gaf toe aan den drang van hen, die beweren, dat de handel zeer op deze bepalin gen gesteld is en ze noodzakelijk achtte in het belang onzer bloeiende bo termarkt. Ik zou gaarne inlichtingen ontvangen, ten einde overtuigd te wor den dat hier een groot belang op het Bpel staat. De Voorzitter. Ik moet den heeren herinneren dat hierover groote strijd is gevoerd, en de Baad met vrg groote meerderheid besloten heeft tot behoud der bepalingen, voornamelijk op grond van adressen van han delaren buitenaf. Vergis ik mij niet, dan deelde de Kamer van Koophan del niet in die bezwaren. De heer Hartevelt. De Kamer van Koophandel is er indertijd zeer tegen geweest. Gij zult u, mijnheer de Voorzitter, ook herinneren, dat de verordening buiten werking is gesteld geworden en later weer in het leven is geroepen op verzoek van boterkoopers. Wanneer de ijk den kooper vrijwaarde voor onjuist gewicht, dan was die maatregel misschien te ver dedigen maar dit is het geval niet en is ook niet noodiglaat ieder kooper ZlTTINGVERSUAO 1879 toezien dat hij zijn behoorlijk wicht ontvange, en laat den handelaar vrij zijne waar ter markt brengen in het hem meest passend fust, steencn potten als anderszins. Mijns inziens is deze verordening een onding. De heer De Fremery. Het is zeker waar dat de ijk op het fust geen waarborg is voor de qualiteit van de boter. Maar men stelt het toch op prijs dat het fust een bepaald gewicht heeft en dus in gewone omstandig heden geen hout voor boter wordt verkocht. Bovendien is het voor den verkooper van groot belang dat het fust zoo is samengesteld dat goede boter niet door het fust bedorven wordt. Tot nu toe bezitten wij eene uitgebreide markt, waarop veel boter wordt omgezet, en het zou mij leed doen dat door opheffing van de bestaande bepalingen wellicht aanleiding werd gegeven dat oud en onrein fust weder in den handel werd gebracht. De goede samenstelling van het fust geeft een waarborg aan den kooper dat goede boter ook goed zal blijven. Dat is in het belang van den ver kooper en van den verbruiker. Nimmer zijn er klachten bij het Dagelijksch Bestuur ingekomen noch van de zijde van den koopernoch van den kant van den verkooper. Ik zou dus niet gaarne zien dat de toestand werd veranderd. Men kan niet weten of het soms niet ten nadeele van onze gerenommeerde markt zou uitloopen. Ik zal dus, evenals voor vijftien jaren, voor het behoud van den ijk stemmen. De heer Hartevelt. Mag ik den heer De Fremery eene vraag doen? Waarborgt de ijk op het botervaatwerk de goede qualiteit? En als hij met mij ontkennend ook hierop moet antwoordenwaartoe dan al die belemme rende formaliteiten? De heer De Fremery. Dat heb ik reeds toegegeven, toen ik daartegen overstelde dat, als het fust niet goed is, de boter ook zal bederven. Dat wenschen wij aan onze markt te voorkomen. De heer d'Aumerie. Zou de 'botermarkt" niet bij huishoudelijke ver ordening kunnen worden geregeld en aan belanghebbenden moeten worden vrijgelaten hun vaatwerk al dan niet te laten merken? De Voorzitter. Waar is dan de band? Het is zoo gemakkelijk eene uitgebreide markt door een oogenschijnlijk onschuldig besluit werkelijk in gevaar te brengen. Bedenken wij toch, wat de gevolgen kunnen zijn. De heer De Fremery heeft terecht uiteengezet dat het goed gaat. Waarom dan te trachten eene goede zaak omver te werpen? In het leggen van de boter in een goed fust is een waarborg gelegen. Dat de qualiteit niet ver zekerd wordt, spreekt vaa zelf. Dat is met alle eet- en drinkwaren bet geval. De heer Van der Zweep. Ik kan mij vereenigen met de zienswijze van de heeren Hartevelt en d'Aumerie. Ik geloof dat het eene verordening is, die 100 jaren geleden hier te huis behoorde. In de tegenwoordige eeuw en dat nog wel in Leidenverwondert het mijdat men deze bepalingen wcnscht te behouden. Laten de handelaren hun vaten maken zooals zij willen. Dat de boter in die vaten niet zou bederven, zal wel niemand aannemen. De heer Wilhelmy Damsté. Ik geloof dat het zeer gevaarlijk is in den tegenwoordigen tijd verandering te brengen in den ijk op de boter vaten. Ik weet zeer goed dat de ijk geen waarborg voor de qualiteit van de boter oplevert, maar zeker is het dat, wanneer men de boter koopt in geijkte vatenmen verzekerd is van een maximum gewicht voor het fust. De koopers waren dikwijls zeer ontevreden over bet te zware gewicht van de fustentoen de ijk niet verplichtend was. Met het oog op den lagen prijs van de landbouwproductenzou ik het gevaarlijk achten verandering te brengen in den bestaanden toestand. Wanneer het wenschelijk is meer vrijgevig te zijnzal de handel of de landbouw wel om veranderiug vragen. Ik ben sterk voor de aanneming van het artikel. Art. 85 wordt met 13 tegen 3 stemmen goedgekeurd. Tegen stemden: de heeren Van der Zweep, Suringar en Hartevelt. Artt. 8699 worden goedgekeurd. De heer Hartevelt. Ik wensch geacht te worden tegen al de artikelen van de verordening op den ijk der botervaten te hebben gestemd. Art. 100. »De dieren, ten verkoop op de beestenmarkt gebrachtmoeten volgens de aanwijzing des marktmeesters, geregeld nevens elkander, aan de daartoe bestemde touwen en palen gebonden worden. Schapen en lammeren echter worden in hokken geplaatst. De ter markt staande stieren moeten geknieband zijn. De dieren mogen, zonder vergunning van den markt meester, niet verplaatst worden." De heer Verster. Er wordt hier bepaald, hoe de dieren op de markt moeten worden geplaatst. Alleen ten aanzien van schapen en lammeren is eene uitzondering gemaakt. Nu geloof ik dat op de beestenmarkt ook varkens worden verkocht. Deze dieren, en meer bepaaldelijk biggen, wor den altijd in manden geplaatst. Hoe zal dit nu in het vervolg moeten ge schieden Moet daaromtrent niets worden bepaald De Voobzitteb. De opmerking is juist. Doch dan zouden de volwassen varkens in hokken moeten worden geplaatst en dat acht ik geheel onnoodig. Deze liggen nu los op eene daartoe aangewezen plaats, zonder binder voor anderen. Is dus die wijziging wel wenschelijk? De heer Verster. Ik verlang geen voorstel. Art 100 wordt goedgekeurd. Art. 101. 'Dieren, die niet in gezonden toestand verkeeren of van ziekte verdacht zijn, moeten door hem die ze ter markt heeft gebracht, op de eerste aanmaning van den marktmeestervan de markt verwijderd worden." De Commissie stelt voor, in plaats van de woorden: 'die ze ter markt heeft gebracht", te lezen: 'die ze markt of vent". Art. 101 wordt, aldus gewijzigd, goedgekeurd. Art 102. «Het is verbodengedurende de markt stroo uit de schapen hokken of mest van de markt weg te voeren. Na de sluiting der markt wordt aan de daarop rechthebbenden hoogstens een half uur toegestaan tot wegneming van het stroo of van den mest." De heer Van der Lith. Al doende leert men. Is men aan het redi- geerendan blijkt telkens dat eene redactiedie men na lang overleg als

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 13