38
kunnen wordenop zich te nemen. Men moet echter uitgaan van de stelling dat
Let onderwijzend personeel aangesteld wordt in overeenstemming met de eisclien
van liet onderwijs. Is er dus eene langere vacature dan in art. 20 wordt
bedoeld dan zou de last, die op het overige personeel druktte zwaar worden
en dus hierin zijn Burg. en Wetb. homogeen met Curatoren. Al zien wij er
geen bezwaar in om gedurende zekereu tijd iets meer te vorderen van de
werkkrachten van het personeel, zal men evenwel met Curatoren moeten
instemmen dat dit niet kan geschieden zonder schade voor het onderwijs,
wanneer die zwaardere taak te lang op de andere leeraren blijft drukken.
Ik zou dus bezwaar moeten maken in dit opzicht van het denkbeeld van
Curatoren af te wijken.
De heer Van dek Lith. Een enkel woord aan den geachten Wethouder
van Fabricage. Hij bestrijdt de bevoegdheid van Curatoren om in een
oogenblikkelijk ontstanen toestand te voorzien. Hunne bevoegdheid gaat
niet verder, maar zij hebben steeds van die bevoegdheid gebruik gemaakt,
totdat Burg. en Weth. zich er tegen hebben verzet, en ofschoon deze berust
Hebben is de zaak toch nog hangende gebleven. Hetgeen ik verder had
willen zeggenheeft de heer De Kanter reeds uitstekend uiteengezet. Art. 16
regelt eene tijdelijke ontstentenis, waarbij krachten buiten de school moeten
bijspringenmaar art. 20 heeft het oog op den werkkring der leeraren in
de school. Dit artikel behandelt de opdracht en werkzaamheid. Ik geloof
dat de bezwaren van den heer De Goeje nu zullen zijn weggenomen en
hij in het artikel zal kunnen berusten.
De heer De Goeje. Dit is echter het geval niet. Art. 20 handelt over
de afwezigheid van een der leeraren voor korten tijd, b. v. door ongesteldheid.
Art. 16 voorziet in het geval, dat of de leeraar voor langeren tijd verhin
derd is onderwijs te geven ot bij vacature er redenen zijn niet terstond
tot eene benoeming over te gaan. Als regel zou ik niet wenschen dat de
tijdelijke waarneming aan een der leeraren werd opgedragenvooral niet
wanneer dit schadelijk op de vervulling zijner andere plichten zou werken.
Van Curatoren is stellig nimmer een voordracht te wachtenwaarbij dit
het geval zou zijn. Maar het is best mogelijkdat een leeraar, die weinige
uren heeft, geneigd en bevoegd zal zijn, den dienst waar te nemen of de
opene plaats te vervullen. In het laatste geval zou de tijdelijke waarneming
tevens als proeve zijner geschiktheid kunnen gelden. Dit kan niet, indien
het artikel ongewijzigd wordt aangenomenomdat deze bepaling de banden
bindt, en juist hierin ligt mijn bezwaar. De strekking van mijn voorstel,
om de woorden «buiten de leeraren van het gymnasium" uit het artikel te
lichten, is derhalve om Curatoren meer vrijheid te laten voor het geval
dat zulks noodig mocht zijn.
De hoer De Laat de Kan ver. Naar aanleiding van hetgeen door den
heer Van der Lith is gezegd veroorloof ik mij nog op te merken dat hij
zich geplaatst heeft op een zeer betwist standpunt van gewoonterecht en ik
mij heb gesteld op het standpunt der gemeentewet. Ik geloof, mijnheer
de Voorzitter, dat mijn standpunt het sterkste is.
De heer Van Itekson. Ik heb thans twee amendementen op dit art.
voorgesteld.
Het eerste strekt om te lezen«Bij ontstentenis van een leeraar kan
door Burg. en Weth., voorzooveel noodig, onder goedkeuring van den
Gemeenteraadop voordracht van Curatorende waarneming van zijn dienst
tijdelijk aan een bevoegd persoonbuiten do leeraren van het gymnasium
worden opgedragen."
Het andere om te lezen«Moet die opdracht plaats hebben voor langer
dan drie maanden, of blijkt het dat binnen dezen termijn geene definitieve
benoeming kan geschieden, dan wordt Ban den Gemeenteraad eene tijdelijke
benoeming voorgedragen en deze onderworpen aan de goedkeuring van den
Minister van Binnenlandsche Zaken."
Eindelijk kan ik mij wel vereenigen met het voorstel van den heer De
Goeje, ofschoon ik geloof dat hetzelfde doel bereikt zal worden door vóór
het woord «buiten" te lezen het woord «ook."
De heer Van dek Lith. Wat de eerste bijvoeging betreftdaartegen
moet ik mij ten sterkste verzetten. Men moet niet vergeten dat bij aan
neming daarvan de lessen niet zullen kunnen gegeven worden en geen
leeraar zal worden geduld dan na goedkeuring door den Gemeenteraad. Ge
steld er is eene vaeature en er is iemand om daarin te voorzienin het
stelsel van den heer Van Iterson zal men dan met het voortgaan der lessen
moeten wachten totdat door den Gemeenteraad goedkeuring is verleend. Ik
geloof dat wij werkelijk in zoodanige bepaling niet zullen moeten treden.
De heer Van Itekson. In den regel kan ik den heer Van der Lith
nog al goed begrijpen, maar dezen avond schijnt dit niet het geval te
zijn. Eene tijdelijke afwezigheid kan plotseling opkomenwanneer iemand
ziek is geworden of voor het een of ander familiegeval illieo de stad moet
verlaten. In dat geval wordt voorzien door art. 20. Art. 16 handelt over
ontstentenis. Dat is heel wat anders. Daarom wordt er ook gesproken over
eene opdracht voor drie maanden. Behoudens plotseling overlijden komt het
nu wel nimmer voor dat zulk eene opdracht zoo onverwacht en overhaast
moet plaats hebben dat niet eene Vergadering van Burg. en Weth. kan
worden afgewacht; daargelaten nog de vraag of niet in elk geval vooraf
aan den Gemeenteraad gevraagd zou moeten worden de vrije beschikking
over het noodig geoordeelde tractement.
De heer Van der Lith. Ik schijn niet juist begrepen te hebben wat
de heer Van Iterson bedoelde. Verlangt hij alleen de goedkeuring van den
Gemeenteraad, wanneer de tijdelijke aanstelling beschikking over gelden uit
de gemeentekas ten gevolge had In dat geval heb ik er niets tegenen
is dit zelfs in overeenstemming met de redactie, door Curatoren voor
gesteld.
De heer Van Iterson. Het is mij alleen te doen om te voorzien in
het geval waar het geldt de beschikking over gemeentegelden.
De heer Van Hettinga Tromp. Daar art. 16 aangaande de ontstentenis
aanleiding schijnt te geven tot verschillende uitleggingenzou ik wel in
overweging geven dat woord te vervangen door «vacature", in tegenstelling
van verhindering door ziekte en tijdelijke afwezigheid. In het eerste geval
voorziet dan art. 16, in de beide laatste art. 20. Bij vacature ontbreekt
één der leeraren aan het vcreischt getal en vordert m. i. de wet, dat het
gemeentebestuur in die opengevallen plaats voorziethetzij door definitieve aan
stelling of tijdelijke opdracht. In geval van ziekte of tijdelijke afwezigheid,
waarbij het tractement doorloopt, regèlt dan art. 20 de voorziening door
onderlinge schikking tusschen de leeraren. Het komt mij dus wensohelijk
voor aan te nemen dat in art. 16 onder «ontstentenis" te verstaan is «vacature".
De heer De Goeje. Ik blijf bij mijn voorstel, om de woorden «buiten
de leeraren van het gymnasium" uit het artikel weg te laten.
Dat voorstel wordt voldoende ondersteund.
De Voorzitter. Ik geloof niet dat bij Curatoren bezwaren zullen be
staan tegen het voorstel van den heer De Goeje.
De heer Van der Lith. Ik zou toch wel stemming over het voorstel
van den heer De Goeje verlangen.
De heer De Laat de Kanter. Ik ben na do toelichting, welke wij
zooeven gehoord hebbennu nog sterker tegen de bijvoeging van het
woord «ook". Ik zou mij zeer vergissen in de bedoeling van Curatoren
wanneer deze niet was dat zij alleen in het geval van korte afwezigheid
van een der leeraren zijne taak onder de overblijvenden wenschen te verdeelen.
Bij ontstentenis of langere afwezigheid wenschen zij aanvulling vau het
personeel. Als men dus het woord «ook'' bij het artikel voegten daaraan
de beteekenis hechtwelke er door den geachten voorsteller aan gegeven is
dan geloof ik, dat lijnrecht tegen de bedoeling van Curatoren zal worden
ingegaan.
Het voorstel van den heer De Goeje wordt in stemming gebracht.
Er verklaren zich 8 leden voor en 8 tegenzoodat de stemmen staken.
Voor stemden: de heeren d'Aumerie, De Goeje, JutaWilbelmy Damsté,
Van Hettinga Tromp, Suringar, De Freraery en Van Iterson.
Tegen stemden: de heeren Van der Lith, ObreenVerster, Van der
Zweep, HarteveltDe Laat de Kanter, Driessen en de Voorzitter.
Weshalve in eene volgende vergadering herstemming zal plaats hebben.
De heer Van der Lith. Ik zou het thans wel wenschelijk achten dat
de vergadering met de behandeling van dit art. en de amendementendoor
den heer Van Iterson voorgesteld niet verder ging.
De heer Van Iterson. Wanneer wij nu de amendementen konden be
handelen, dan zouden wij in eene volgende vergadering weder geen nieuwe
discussiëu te wachten hebben.
De Voorzitter. Ik zie er ook geen bezwaar in om met de behande
ling van het artikel voort te gaan.
De heer. Van der Lith. Ik zou de behandeling van bet artikel willen
verdagenten einde van do amendementen mededeeling aan Curatoren
te doen.
De Voorzitter. Na deze verklaring wensch ik de behandeling van dit
art. aan te houden.
De heer Hartevelt. Ik zou wel wenschen te vragen, of wij het niet
zoover met het art. en de amendementen konden brengen dat wij er mede
in het reine waren. Curatoren zouden dan in elk geval gehoord kunnen
wordenook over de amendementen.
De heer Van df.r Lith. Ik geloof dat het eenvoudiger ware eerst
Curatoren te hooren en van hun gevoelen onmiddellijk aan den Gemeen
teraad mededeeling te doen.
Hierop wordt tot de aanhouding van art. 16 besloten.
Artt. 1720 worden goedgekeurd.
Art. 21.
De heer De Laat de Kanteii. Ik heb eene bedenking tegen dat artikel,
namelijk datbij verwijdering van een of meer der jongeluiCuratoren in
het hoogste ressort eene beslissing kunnen nemen, liet komt mij voor
dat zich daartegen het rechtsgevoel der ouders zal verzetten en hun een
recht van hooger beioep moet worden toegekend. Ik stel voor aan het
artikel eene nieuwe alinea toe te voegen, luidende: «Van het besluit van
Curatoren kunnen de ouders of voogden van de verwijderde leerlingen bij
den Gemeenteraad in beroep komen."
De heer Van der Lith. Ik wénsch te vragen, of do Gemeenteraad wel
een college is, geroepen om in eene zaak van zoo teederen aard eene beslis
sing te nemen.
De heer De Laat de Kanter. De verwijdering zal, naar ik geloof,
volstrekt niet in verhand staan tot het onderwijs, maar een gevolg zijn van
het minder goed gedrag der leerlingen. Van de honderd gevallen zal, naar
ik vertrouw, wellicht geene enkele maal de lfaad het besluit van Curatoren
vernietigendezen toch zullen niet lichtvaardig van bet hun hier gegeven
recht gebruik maken; maar desniettemin komt het mij voor dat de ouders
een recht van beroep bij het gemeentebestuurdat hen vertegenwoordigt
moeten hebben cn dat dit in bet hoogste ressort moet beslissen.
De heer Van Iterson. Gaarne zou ik wenschen te vernemen of dit
punt ook door Curatoren is overwogen, al dan niet.
De heer Van.der Lith. Ja, dat is het geval wel geweest. Curatoren
hebben dezelfde opmerking gemaakt. Ik zal de vrijheid nemen mededee
ling te doen van wat zij over de artt. 20 en 21 hebben geschreven. Het
luidt: «Ook deze punten betreffen geheel en al het inwendig bestuur van
het gymnasiumwaarin noodwendig de beslissing moet worden overgelaten
aan Curatoren die voor de goede inrichting en het beheer van het gym
nasium verantwoordelijk zijn tegenover den Gemeenteraad, door wien hun
de zorg voor het gymnasium is toevertrouwd."
Do heer Van Iterson. Nu kan naar mijne meening het artikel wel
worden afgedaananders had ik gaarne gezien dat het was aangehouden om
Curatoren ook daarover te hooren.
Do heer Driessen. Wanneer het appèl bij den Gemeenteraad wordt
toegestaan, zou het dan ook niet noodig zijn van de beslissing van den
Baad een appèl bij den Minister van Binnenlandsche Zaken vrij te laten,
omdat het gymnasium eene inrichting is, die door het Rijk gesubsidieerd
wordt?
De heer De Laat de Kanter. Het bedrag van het subsidie is niet
afhankelijk van het grooter of kleiner aantal leerlingen der gymnasia, maar