34
Voor de toelating tot eene hoogere klassebetgeen in de daaraan voor
afgaande klasse is onderwezen.
Art. 7. De ieeilingen van het gymnasium worden tot eene hoogere
klasse bevorderd, na met goed gevolg een overgangsexamen te hebben
afgelegddntonder toezicht van Curatoren door den reetor en de leeraren
wordt afgenomen.
Ait. 8. Bij verschil van gevoelen tusschen leeraren en Curatoren over
den uitslag van een toelatings- of overgangsexamenbeslist het college van
Curatoren.
Art. 9. Jaarlijks wordt gelegenheid gegeven tot het afleggen van het
toelatingsexamen in de maand Juli; en, aan hen die zich dan niet hebben
aangemeld of die bij het examen in Juli, van Curatoren, de examinatoren
gehoord, daartoe vergunning hebben verkregen, bij den aanvang van het
nieuwe schooljaar;
van bet overgangsexamen, onmiddellijk na het sluiten der lessen.
Aan de leerlingen, die dan in enkele vakken tekort schieten, kan ge
legenheid worden gegeven om door een herexamen bij den aanvang van het
nieuwe schooljaar het ontbrekende aan te vullen.
Dag en plaats van deze examens worden door Curatoren in overleg met
den rector, bepaalJ en door dezen tijdig aan Burg. en VVeth. medegedeeld
en ter kennis van bet algemeen gebracht.
Art. 10. Curatoren zijn bevoegd aan hen, die in den loop van het
schooljaar tot eene der klassen van bet gymnasium verlangen te worden
toegelaten de gelegenheid te geven tot het afleggen van een buitengewoon
toelatingsexamen.
Art. 11. Na het overgangsexamen beslissen Curatoren, op voordracht
van rector en leerarenaan welke leerlingen eereblijken zullen worden toe
gekend.
De regelendaarbij in acht te nemenworden door Curatorenin overleg
met rector en leerarenbij huishoudelijk reglement vastgesteld.
De uitreiking der eereblijken heeft plaats bij den aanvang van het nieuwe
schooljaar op eenen dag door Curatoren in overleg met Burg. en VVeth. te
bepalen.
Art. 12. Curatoren zijn bevoegd, in overleg met den rector, vergunning
te verlernen om de lessen in één of meer der vakken, in art. 2 genoemd,
tot wederopzeggings toe als toehoorder bij te wonen.
De toehoorders zijn aan de bepalingen omtrent de schooltucht onderworpen.
Art. 13. De onderwijzers aan het gymnasium dragen den titel van leeraar.
Hun getal en het bedrag hunner jaarwedden worden door den Gemeenteraad
bepaald.
Een der leeraren staatmet den titel van rectoraan bet hoofd van het
gymnasium. Een ander is, met den titel van conrector, aangewezen om
den rector bij verhindering te vervangen.
Art. 14. Bij de aanvaarding hunner benoeming nemen de leeraren de
verplichting op zich omzoo zij te eeniger tijd ontslag mochten vragen
nog gedurende ten minste twee maandenna die aanvragehunne betrek
king te blijven waarnemen.
Art. 15. Wanneer eene leeraarsplaats is opengevallen, zenden Curatoren
ter vervulling daarvan, des noodig na voorafgaande oproeping van sollici
tanten aan den Gemeenteraad eene lijst van benoembarenopgemaakt na
verhoor van den Inspecteur, wiens advies door hen wordt overgelegd.
Art. 16. Bij ontstentenis van een leeraar kan door Curatorenonder
goedkeuring van Burg. en Weth. enzooveel noodigvan den Gemeen
teraad, de waarneming van zijn dienst tijdelijk aan een bevoegd persoon,
buiten de leeraren van bet gymnasium worden opgedragen.
Heeft die opdracht plaats voor langer dan drie maandenzoo wordt zij
onderworpen aan de goedkeuring van den Minister van Binnenlandsche zaken.
Art. 17. De rector is, onder toezicht van Curatoren, belast met het be
heer van het gymnasium en met de zorg dst het onderwijs geregeld en
overeenkomstig de voorschriften gegeven worde.
Hij woont, zoo dikwerf hem dit noodig schijnt, de lessen der overige
leeraren bij. Levert bet onderwijs in eenig vak hem grond tot bedenking
op, dan deelt hij dit aan den leeraar mede en onderwerpt, bij verschil
van inzicht, de zaak aan de beslissing van Curatoren.
De leeraren geven hem ten allen tijde de inlichtingen, die hij verlangt,
en gedragen zich in alles, wat de schooltucht en de inwendige huishouding
van het gymnasium betreft, naar zijne beslissing, behoudens beroep op
Curatoren.
Art. 18. De rector belegt eene vergadering van de leeraren van het
-gymnasiumop verzoek van Curatorenof wanneer hij zelf dit noodig acht,
of wanneer ten minste drie leeraren hem daartoe uitnoodigen.
De vergadering, waarin de rector het voorzitterschap bekleedt, overweegt
hetgeen in het belang van het gymnasium door Curatoren, door den rector
of door een der leeraren bij haar aanbangig wordt gemaakt.
Art. 19. In de maand Mei wordt, in eene daartoe belegde vergadering,
door den rector in overleg met de overige leeraren het leerplan voor het
volgende schooljaar ontworpen. Het behelst voor elk vak bet aantal les
uren, de namen der leeraren, de boeken en, zooveel mogelijkden omvang
van het onderwijs.
Vóór 1 Juni wordt dit leerplan aan Curatoren toegezonden enzoo het
door hen is goedgekeurd, aau den Inspecteur der gymnasia toegezonden en
vóór l Augustus door den rector ter keunis van het algemeen gebracht.
Het opmaken van den rooster der lesuren is opgedragen aan den rector,
behoudens goedkeuring door Curatoren.
Art. 20. Een leeraar, door ongesteldheid verhinderd onderwijs te geven
verwittigt daarvan aanstonds den rector. Voor verzuim van één of meer
lessen o^m eenige andere reden heeft hij de vergunning van den rector noodig.
Voor de afwezigheid van den rector of van een der andere leeraren ge
durende meer dan ééne week, buiten ongesteldheid, wordt de vergunning
van Curatoren vereischt, welke voor de leeraren door tusschenkomst van
den rector wordt aangevraagd. Van de door Curatoren verleende vergun
ningen wordt aan Burg. en VVeth. kennis gegeven.
In het onderwijs, dat door de tijdelijke afwezigheid van een der leeraren
niet zou worden gegevenvoorzien de overigen zooveel mogelijkvolgens
daaromtrent door den rector te treffen schikking, waaraan de leeraren zich
onderwerpenbehoudens beroep op Curatoren.
Art. 21. De leeraren handhaven orde en tucht in de klassen, waarin zij
onderwijs geven, en worden daarin, zoo noodig, door den reetor bijgestaan.
De rector is bevoegd, eenen leerling, wegens wangedragvoor ten hoogste
veertien dagen van het gymnasium te verwijderen.
Tot verwijdering voor langer tijd of voor goed wordt, op schriftelijk
advies van rector en leerarenbesloten door Curatorendie daarvan aan
Burg. en VVeth. kennis geven.
Art. 22. De rector zendtin overeenstemming met de leerarenten
minste zes malen in den loop van het schooljaar aan ouders of voogden
een testimonium over de vorderingen, de naarstigheid en het gedrag der
leerlingen.
Art. 23. De hulpmiddelen voor het onderwijsin de lokalen van het
gymnasium voorhanden, staan onder het toezicht van den leeraar, die met
het geven van dat onderwijs is belast, en onder het oppertoezicht van den
rector.
Art. 24. De bedienden van het gymnasium staan den rector in de uit
oefening van zijne betrekking ten dienste en gedragen zich naar zijne bevelen.
Hunne verplichtingen worden, zoo noodig, door Curatoren bij huishoudelijk
reglement omschreven.
Art. 25. De zorg voor het gymnasium wordt opgedragen aan een college van
Curatoren. Het waakt voor de getrouwe nakoming van de wettenbesluiten
en verordeningen het gymnasium betreffendedient den Gemeenteraad of
Burg. en Weth. van bericht en raad nopens de belangen van die instelling
en doet dienaangaande uit eigen beweging de voorstellen die het dienstig acht.
Art. 26. Het college van Curatoren wordt door den Gemeenteraad be
noemd en bestaat uit zes leden.
Het kiest uit zijn midden een voorzitter en een onder-voorzitter.
Aan het college is toegevoegd een op zijne voordracht door den Gemeen
teraad benoemd onbezoldigd secretaris.
Art. 27. De Curatoren worden benoemd voor den tijd van zes jaren.
Om het andere jaar tredenvolgens roostertwee hunner af op den lsten
October. De aftredenden zijn terstond herkiesbaar.
De secretaris wordt benoemd tot wederopzegging.
Benoemingen tusschentijds gelden voor het tijdvak waarvoor zijwier
plaats vervuld wordt, zitting hadden.
Art. 28. Ter vervulling van eene opengevallen plaats in zijn midden
zendt het college eene aanbevelingslijst van twee personen aan den Gemeen
teraad.
Art. 29. Curatoren zien toe op de handhaving van de schooltucht vol
gens art. 19 dezer verordening en maken daaromtrent, zoo noodig, nadere
huishoudelijke bepalingen in overleg met den rector.
Art. 30. Zij doen aan den Gemeenteraad of aan Burg. en Weth. de
noodige voordrachten tot benoemingschorsing of ontslag der bedienden
van het gymnasium.
Art. 31. Zij geven den Inspecteur der gymnasia telkens kennis van de
belangrijke veranderingen, die in het gymnasium plaats hebben, en doen
jaarlijks vóór I Maart aan den Gemeenteraad een beredeneerd verslag
omtrent den toestand van het gymnasium in bet vorig jaar en vóór I Sep
tember aan den Inspecteur gelijk verslag over het afgeloopen schooljaar.
OVERGANGSBEPALINGEN.
Art. 32. Aan de Curatoren van het thans bestaand gymnasium en aan
hun secretaris wordt met 31 Augustus 1879 ontslag uit hunne betrekking
verleend.
De leden van het met 1 September 1879 optredende nienwe college en
de daaraan toe te voegen secretaris worden zoodra mogelijk, door den Ge
meenteraad benoemd die voor elke plaats eene aanbeveling van twee per
sonen van Burg. en Weth. ontvangt.
Art. 33. Na de overgangsexamens aan het thans bestaande gymnasium
in de maand Juli 1879 te houdenen zoo noodig na de daaruit voort
vloeiende herexamens in enkele vakkenwordt bepaald tot welke klassen
van het gymnasium met zesjarigen cursus voor de tegenwoordige leerlingen
de toegang zal openstaan.
Ten aar.zien van hendie met 1 September 1879 tot de eerste klasse
verlangen te wojrden toegelatengeldt het bepaalde bij art. 6 dezer ver
ordening.
Art. 34. Behalve de overgangsbepalingen, voor zoover deze reeds vroe
ger moeten worden toegepast, treedt dit reglement in werking op 1 Sep
tember 1879.
Op dat tijdstip zijn de vroegere verordeningen het gymnasium betref
fende afgeschaft.
CONCEPT-VERORDENING, regelende het getal der leeraren verbonden
aan het gymnasium te Leiden en het bedrag hunner jaarwedden.
Art. 1. De jaarwedden der leeraren verbonden aan het Gymnasium
worden vastgesteld als volgt
a. voor den rector, opf 3400.
b. voor den conrector, op 2400.
c voor twee leeraren in de oude talen, voor ieder op 2000.
d. voor twee leeraren in Nederlaudsche taal- en letterkunde,
geschiedenis en aardrijkskundevoor ieder op 2000.—
e. voor twee of drie leeraren in de Franschede Hoogduit-
sche en de Engelsohe taalvoor elk dier vakkenop 1000.
f. voor één leeraar in de wiskunde, op2000.
g. voor één leeraar in de natuurlijke historieop 900.
h. voor den leeraar of de leerarenaan wie het onderwijs in
de natuurkande en de scheikunde wordt opgedragen, op 500.
i. voor één leeraar in de Hebreeuwsche taalop 200.
Art. 2. De bezoldiging van den leeraar in de gymnastiek wordt afzon
derlijk geregeld.
Art. 3. De leeraren genoemd in art. 1 onder letter a tot en met g,
genieten tweemaal eene verhooging van jaarwedde, telkens van 200.
l)e eerste verhooging gaat in, voor dén rector: op den dag waarop hij
in dien rang drie jaren, hetzij elders, hetzij te Leiden werkzaam is geweest
voor den conrector en de overige leeraren op den dag waarop zij een drie-
jarigen diensttijd aan eene hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus of
aan een gymnasium volbracht hebben.