33 N°. 101. Leiden, 23 Mei 1879. Blijkens bericht van de Commissie voor liet Stedelijk Museum is de catalogus van het Museum thans uitverkochtzoodat een herdruk noodig is. Het toenemend aantal voorwerpen, met de helft vermeerderd maakt thans eene meer wetenschappelijke indeeling en beschrijving der verzameling moge lijk de catalogus zal alzoo in omvang moeten toenemen en ongeveer 15 a 20 vel druks beslaanzijnde de aan het drukken verbonden kosten ge raamd op ongeveer 300. Wij nemen uit dien hoofde de vrijheid de vereischte machtiging aan te vragen om den catalogus voor rekening van de gemeente te doen drukken zullende te zijner tijd een voorstel tot aanwijzing van de noodige gelden worden ingediend. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. M°. 1©2. Leiden, 19 Mei 1879. Door Curatoren van het gymnasium zijn ingevolge daartoe gedane uit- noodigingconcept-verordeningen opgemaakt betreffende de inrichting en het bestuur van het gymnasium en regelende bet getal der leeraren en het be drag hunner jaarwedden, welke stukken met de toelichting hierbij worden overgelegd,^ terwijl tengevolge van een met Curatoren gehouden overleg enkele wijzigingen in die concept-verordeningen zijn aangebracht. Omtrent één punt zijn wij met Curatoren niet tot overeenstemming kunnen geraken; het geldt de bepaling van art. 16, omtrent de tijdelijke waarneming der lessen gedurende vacatures. In de concept-verordening wordt bepaald dat bij ontstentenis van een leeraardoor Curatoren onder goedkeuring van Burg. en Wetb. en, voor zooveel noodig, van den Gemeenteraad, de waarneming van zijn dienst tijdelijk aan een bevoegd persoon, buiten de leeraren van het gymnasiumkan worden opgedragen en datwanneer die opdracht plaats heeft voor langer dan drie maanden, zij wordt onderworpen aan de goedkeuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken. Wij hebben aan Curatoren in overweging gegeven te bepalen dat de opdracht van eene tijdelijke waarneming geschiedt door Burg. en Weth. op voordracht van Curatoren en dat, wanneer de vacature langer dan drie maanden zal duren, alsdan eene tijdelijke benoeming aan den Baad zal worden voorgedragen.. Curatoren hebben ons daarop medegedeeld, dat zij zich volkomen kunnen vereenigen met liet voorstel om bij de verordening te bepalen dat de benoeming van een tijdelijk leeraarzoo de vacature langer dan drie maanden mocht duren, aan den Gemeenteraad wordt voorgedragen doch dat het hun minder raadzaam voorkomt om wijziging te brengen in hun voorstel omtrent de tijdelijke vervanging van een leeraar voor korter tijd_ dan drie maanden, te meer nu door hen is voorgesteld, dat eene der gelijke tijdelijke vervanging eerst de goedkeuring van Burg. en Weth. be hoeft. Het betreft, huns inziens, het inwendig bestuur van het gymnasium en voorafgaande goedkeuring van het besluit van Curatoren door Burg. en Weth. maakt daarenboven misbruik onmogelijk. Naar onze meening moet ais regel vaststaan dat aan eene gemeentelijke inrichting van onderwijs bet geven van onderwijs niet mag worden opgedragen aan personen buiten het personeel der leeraren dan na voorafgaande benoe ming of aanwijzing door het Gemeentebestuur, en wij zien niet in welke bezwaren daaraan zouden kunnen zijn verbonden. Nu door Curatoren zeiven eene voorafgaande goedkeuring van Burg. en Weth. wordt voorgesteld kan bezwaarlijk bet spoedeischende in sommige gevallen als argument worden aangevoerddaar de opdracht der tijdelijke waarneming door Burg. en Wetb. niet meer tijd kan vereischen dan het bekomen der vereischte goed keuring van dat college. Wij stellen u alzoo voor bet art. 16 aldus vast te stellen: »Bij ont stentenis van een leeraar kan dopr Burg. en Weth., op voordracht van Curatoren, de waarneming van zijn dienst tijdelijk aan een bevoegd persoon, buiten de leeraren van bet gymnasium, worden opgedragen. Moet die opdracht plaats hebben voor langer dan drie maanden, dan wordt aan den Gemeenteraad eene tijdelijke benoeming voorgedragen en deze onder worpen aan de goedkeuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken." Tevens leggen wij hierbij over concept-verordeningen op de heffing en invordering van bet schoolgeld, waarbij overeenkomstig bet voorstel°van Curatoren is opgenomen de bepaling, dat het schoolgeld wordt verminderd wanneer twee of meer leerlingen uit één huisgezin het gymnasinm bezoe kenevenals zulks ten aanzien van de boogere burgerschool en de lagere scholen is vastgesteld. Thans zoude voor zeven leerlingen zoodanige vermindering van schoolgeld moeten worden toegepast. Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging tot de vaststelling van de betrekkelijke verordeningen over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 23 April 1879. Bij Uwe missive van 31 Augustus 1876, n°. 633, werden wij uitgenoo- digd, naar aanleiding van het besluit van den Gemeenteraad, in zijne zitting van 24 Augustus 1876, te zijner tijd de noodige voorstellen te willen indienen tot het opmaken van een definitief plan voor de reorganisatie van het gymnasium, in verband met de wet van 28 April 1876 (Staatsbl. n°. 102). r v Het is aan uw college bekendwelke gewichtige redenen ons weerhiel den om reeds vroeger aaft die vereerende opdracht gevolg te géven. Thans achten wij den tijd daartoe gekomen, en wij hebben mitsdien de eer u toe te zenden: eene concept-verordeningbetreffende de inrichting en het bestuur van het gymnasium der gemeente Leiden. eene concept-verordening,^ regelende bet getal der leeraren, verbonden aan het gymnasium te Leidenen het bedrag hunner jaarwedden. Tot toelichting van de door ons voorgestelde bepalingen meenen wij met enkele opmerkingen te kunnen volstaan. De bepaling van art. 26 der concept-verordeuing, sub a, inhoudende dat bet college van curatoren uit zes leden bestaaten niet voorschrijvende dat drie hunner uit den Gemeenteraad moeten benoemd wordenzooals tot nu is bepaald, zou de meening kunnen doen ontstaan, dat wij de thans bestaande regeling afkeuren. Dit is echter geenszins het geval. Ino. stokken 1879. Eene dergelijke bepaling is alleen daarom weggelatenomdat wij baar in strijd zouden achten met art. 25 der wet op liet booger onderwijs, dat de benoeming van bet college van curatoren zonder beperking aan den Gemeenteraad opdraagt. Naar onze meening dient dus de Gemeenteraad in zijne keuze geheel vrij to blijven. Onder de overgangsbepalingen komt geen artikel voor over de leeraren aan het thans bestaande gymnasium verbondenomdat wij het in bun belang achtendatvoorzoover zij aan bet gymnasium met zesjarigen cursus of aan de hoogere burgerschool, tengevolge der organisatie, zullen geplaatst wordenzij geene nieuwe benoeming van den Gemeenteraad ont vangen, doch geacht worden in hunne tegenwoordige betrekking te zijn gecontinueerd. Bij de concept-verordeningregelende het getal en de jaarwedden der leera ren is voor du leeraren, sub e en g genoemd, alleen uitgetrokken het bedrag der jaarwedde, welke zij voor bun onderwijs aan het gymnasium ge nieten. Het znl wel geen betoog behoeven dat wij daaroij op betoog hadden dat die leeraren voor het onderwijsdoor hen aan andere gemeente-instel lingen te gevenafzonderlijk zullen bezoldigd worden. In de verordening betreffende de inrichting van het gymnasium wordt niet gesproken over het minerval. Wij zouden meenen, dat deze zaak beter bij afzonderlijke verordening geregeld kan wordenwaarbij dan tevens moet bepaald wordenhoe veel door de toehoorders voor do bijwoning van de lessen in één of meer vak ken moet worden betaald. Wij geven u in overweging het bedrag van het minerval vast te stellen op ƒ100 'sjaars, doch daaraan te verbinden de bepaling, welke nu alleen voor de leerlingen der hoogere burgerschool bestaat, dat bij twee ot meer leerlingen uit één huisgezin het minerval voor ieder met één vierde wordt verminderd en alzoo gesteld op ƒ75 'sjaars. Het nu bestaande onderscheid daaromtrent tusschen bet gymnasium en de hoogere burgerschool komt ons niet gegrond voor. Voor de bijwoning van enkele lessen zou het schoolgeld kunnen bepaald worden als volgt: in een enkel vak: eenmaal 's weeks15.—'sjaars; tweemaal 20. driemaal w 25.— vier of meermalen 30. Op dit oogenblik kan nog niet uitgemaakt worden of bet tegenwoordige gebouw van het gymnasium voldoende zal zijn voor de nieuwe inrichting. Wij behouden ons voor daaromtrent nadere voorstellen aan uw college in overweging te geven. Eindelijk kunnen wij u mededeelen, dat de heer Inspecteur der gymnasia door ons officieus over de beide verordeningen is gehoord en dat bij zich over bet algemeen met onze voordrachten volkomen kan vcreenigen. Curatoren van het Gymnasium te Leiden Aan Heeren Burgemeester en V. d. Branuëleu Voorzitter. Wethouders alhier. F. Was, Secretaris. CONCEPT-VERORDENING betredende de inrichting en het Bestuur van het gymnasium, der gemeente Leiden. Art. 1. Het gymnasium te Leiden is, van I September 1879 af, inge richt naar de voorschriften der wet van 28 April 1876 (Stbl. n°. 102). Art. 2. Aan het gymnasium wordt onderwijs gegeven in: a. de Grieksche taal en letterkunde; b. de Latijnsche taal en letterkunde; c. de Nederlandscbe taal en letterkunde d. de Franscbe taal; e. de Hoogduitscbe taal; de Engelsche taal g. de geschiedenis; h. de aardrijkskunde; i. de wiskunde; k. de natuurkunde; l. de scheikunde; m. de natuurlijke historie; n. de liebreeuwsche taal; 0. de gymnastiek. De bijwoning van de lessen in dc Hebreeuwsche taal en de gymnastiek is facultatief. Art. 3. Het schooljaar vangt aan met den eersten dag der maand September de dag van de opening der lessen wordt telken jare door Curatoren bepaald, waarvan door hen aan Burg. en Wetb. wordt kennis gegeven. Art. 4. Er zijn vier vacantiën, eene van ongeveer zeven weken, eindi gende met den aanvang van het nieuwe schooljaar; eene van ongeveer twee weken met Kerstmistwee van ongeveer eene week met Paschen en Pinksteren. Art. 6. Het onderwijs wordt, buiten de vacanticn en behalve op Zon-en feestdagen, dagelijks gegeven, en wel des Woensdags en Zaterdags gedu rende vier en op de overige dagen gedurende zes uren of zoo veel korter als jaarlijks op den rooster der lessen zal worden aangewezen. Het onderwijs in de vakken, vermeld in art. 2 sub n en owordt zoo noodig buiten de bier genoemde uren gegeven. Art. 6. Zijdie verlangen tot eenige klasse van liet gymnasium te wor den toegelaten onderwerpen zich vooraf aan een examen datonder toezicht van Curatoren, door de betrokken leeraren onder leiding van den rector, wordt afgenomen. Dat examen omvat: Voor de toelating tot de eerste klasse r a. het lezen: b. het schrijven; c. bet rekenen; d. de beginselen der Nederlandscbe taal e. de beginselen der aardrijkskunde; f. de beginselen der geschiedenis; g. de beginselen der Fransche taal.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 1