27 -veroorzaakt door nalatigheid eu gebrek van onderhoud van het erf, en voor ■de rechten, die de erfpachter door zijne schuld mocht hebben laten ver jaren." Ik begrijp ook niet, dat dit art. bezwaar kan opleveren. Als wij de erfpachtsrechten niet overdragendan moeten wij den grond toch aan de maatschappij verhuren, verpachten of in gebruik geven en nu is het mij niet duidelijk dat wij tegenover den Staat in eene andere verhou ding komenwanneer wij den grond in gebruik gevenverhuren of ver pachten dan wanneer wij dien in erfpacht aan de Duinwater-maatschappij overdragen. Wij blijven toch altijd de verantwoordelijke personen tegenover de regcering en hebben in liet eene zoowel als in bet andere geval ver haal op de maatschappij. Men heeft nog als een bezwaar genoemddat na verloop van 50 jaren «de duinwaterleiding kan worden overgenomen door de gemeentedie het recht heeft haar na het einde der concessie te naastenen dat dan de erf- rpacht weder van de maatschappij op de gemeente muet worden overgeschre- -ven, alzoo dubbele overdrachtskosten. Wanneer dit geschiedt, zullen er overdraehtsrechten betaald moeten worden voor eene inrichting, welke bij hare oprichting reeds 4^ ton heeft gekost. Of daar een erfpachtsrecht van f427 al of niet bijkomt, zal wel geene zaak van groot gewicht zijn; maar bovendien is bet bezwaar denkbeeldig, aangezien de erfpacht juist voer den tijd der concessie gegeven is en dus toch na afloop daarvan ver nieuwd zal moeten worden. Ik zie dus, voorshands en tenzij ik beter inge licht word er geen bezwaar in om 'ons voorstel in zijn geheel aan te ne men en alzoo den meergemelden grond in erfpacht aan de Duinwater-maat schappij af te staan, waartoe wij, naar mijne opvatting van art. 3 der voorwaarden van de concessieook zedelijk verplicht zijn. De heer VER3TER. Het doet mij leed, dat de heer Cock lieden afwezig is, omdat juist hij het is geweest, die in de vorige vergadering op het hooren van den stads consulent heeft aangedrongen. De heer Cockzelf rechtsgeleerde, oordeelde voorlichting ten deze wenschelijk. Het advies van den heer Neeb is zeer categorisch en ontraadt de overdracht der gronden in erfpacht. Ik betreur het dat de heer Weth. van Fabricage den heer Neeb niet heeft kunnen spreken, ten einde diens gevoelen omtrent nog enkele punten te vernemen, en ik zoude wel willen weten of de zaak zóó urgent is, dat niet eerst nog een nader advies kan worden afgewacht. Wij zouden dan m. i. den voorzichtigen weg bewandelen. Zoo als de zaak nu ligt, moet ik bezwaar maken tegen het advies van den stadscoiisulent te stemmen. De heer De Laat de Kanter. Er is inderdaad wel haast bij deze zaak. De Minister heeft herhaaldelijk op afdoening aangedrongen en per tinent gevraagdof de gemeente den grond in erfpacht aan de Duinwater- maatschappij wenscht over te dragen. Ik doe daarbij opmerkendat de heer Cock in de vorige zitting geen bezwaar heeft gemaakt tegen de zaak zelve, maar alleen om der consequenties wille verlangde, dat de stadscon- sulent over het contract zou worden geboord. De heer Verster. De heer Cock heeft in de vorige zitting verlangd, dat de advocaat-consulent zou worden gehoord en het blijft nog altijd de vraagof de heer Cock thans voor het voorstel zoude stemmennadat de «consulent zich zoo categorisch daartegen heeft verklaard. De heer De Laat de Kanter. De consulent heeft zicb naar mijne opvatting volstrekt niet zoo categorisch verklaard. Zijn bezwaar is dat wij aansprakelijk zouden blijven. Nu behoett men geen rechtsgeleerde te zijn om te begrijpen dat, als wij de erfpacht niet overdragen aan de Duin water-maatschappij, wij dan zeer zeker aansprakelijk blijven. Dat kan dus geen overwegend bezwaar opleverende kracht van het argument moet dus in de aangehaalde wetsartikelen zittenen daar ik mij volkomen onbe voegd acht om wetsartikelen uit te leggen, heb ik de voorlichting van de rechtsgeleerde leden van den Raad gevraagd. De heer Hartevelt. Na het advies van den consulent gelezen en na den heer De Laat de Kanter geboord te hebbenmoet ik verklarendat ik geen bezwaar meer tegen het gedane voorstel heb, en dat ik van verdere oppositie daartegen afzie. Of wij de erfpacht behoudenof die aan de Duinwater maatschappij overdragen, de gemeente blijft in beide gevallen verantwoordelijk en aansprakelijk tegenover de regeering. De heer Van Iterson. Natuurlijk zal ik cr mij voor wachten om een oordeel over de rechtskundige quaestie uit te spreken; maar een punt moet mij opgehelderd wordenvoordat ik vrijheid vinden kan om een stem uit te brengen in strijd met het advies van den stads-advocaat. Terwijl ik toch als onbetwijfelbaar op den voorgrond meen te mogen stellen, dat het stedelijk bestuur en de gemeenteraad jegens de Duinwater-maatschappij bij zonder welgezind zijn en steeds bereid gevonden zullen worden haar de meest mogelijke faciliteiten te verleenen, komt het mij onbegrijpelijk voor waarom deze maatschappij niet tevreden is met de rechten, die de stad, krachtens door haar te verkrijgen erfpacht, bereid is te geven zoo ruim in omvang als mogelijk en noodig zijn zal. De heer De Laat de Kanter. De heer Van Iterson wil alle mogelijke faciliteiten gevenbehalve juist de faciliteit welke de maatschappij verlangt. In de vorige zitting is reeds medegedeeld dat de regeering over het afstaan van groDden in erfpacht niet wil onderhandelen met particulierenmaar alleen met gemeentebesturendat is de oorzaak waarom de tusschenkomst van het gemeentebestuur van Leiden wordt gevorderd. Zonder deze omstan digheid zoude de zaak geheel buiten bemoeiing van den Raad zijn af gedaan. De heer Van Iterson. Ik zieook na hetgeen de vorige spreker in het midden gebracht heeftniet in welk belang de Duinwater-maatschappij bij het bezit van den grond in erfpacht heeft. Het zal geenszins noodig zijn dat zij zich telkens om allerlei kleinigheden tot den Raad richt. De bezwaren die aan dergelijke formaliteiten verbonden mochten wezenkunnen voorkomen wordenwanneer bij een enkel raadsbesluit al datgene aan de maatschappij wordt toegestaanwaarvan wij krachtens ons erfpachtsrecht mogen beschik ken. En welk is ik herhaal die vraag het belang der maatschappij waardoor meer gevorderd wordt dan hetgeen zij op die wijze zou verkrijgen. De heer De Laat de Kanter. De maatschappij verlangt uit den aard der zaak de faculteit te hebben ora over den grond te kunnen beschikken wanneer zij dien mocht noodig hebben..» De heer Van Iterson. Voorzichtigheidshalve zal ik mij aan het advies van den stads-Consulent houden, aangezien ik op de gestelde vraag geen antwoord ontvangen heb, dat mij bevredigen kan. De heer d'Aomerie. Ik ben in de laatste vergadering niet tegenwoordig geweest, maar lees in het ver-lag, dat de heer Cock heeft gezegd; ,Er zijn hier twee zakendie ik wel van elkander onderscheid. Er wordt hier gesproken van eene machtiging van den Baadom grond in erfpacht van liet Rijk te aanvaarden en ten tweede afgescheiden hiervan om dien casu quo verkregen erfpachtsgrond over te dragen aan de Duinwater-maatschappij en dat de heer Cock heeft gewenscht en overeenkomstig zijn voorstel is besloten den stads-consulent te raadplegen over het contract van het Rijk met de gemeente. Nu heb ik wel over het contract, tusschen Leiden en de Duinwater-maatschappij te sluiten, hooren spreken, maar niet aangaande het contract van het Rijk met de gemeente, en meen ik te moeten vragen of de stads consulent over dat contract is geraadpleegd. De heer De Laat de Kanter. Al de stukken tot deze zaak betrek kelijk zijn Ban den stads-consulent gezonden. -Uit zijn advies blijkt, dat zijn bezwaar alleen gelegen was in art. 6. Voor bet overige had hij geen aan merkingen. De Voorzitter. Tot bevestiging van hetgeen de vorige spreker zeide, kan ik mededeelen dat ik den consulent ook mondeling over deze zaak heb onderhouden en dat zijn etnig bezwaar in art. A gelegen was. In omvraag gebrachtwordt de voordracht met 11 tegen 6 stemmen aangenomen. Tegen stemden: de heeren Juta, Verster, Du Rieud'Aurnerie, Van Iterson en Le Foole. XI. Rekening der stedelijke gasfabriek over 1878. (Zie Ing. St. no. 94). De heeren Du Rieu en De Fremery verlaten de vergadering. De Voorzitter. Met het overschot zal worden gehandeld zooals be sloten is toen de gemeentebegrooting werd vastgesteld. De rekening wordt met algeraeene stemmen goedgekeurd. Niets meer aan de orde zijnde wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. D KAR BR.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 3