29 dere gemeenten een hoofdverblijf heeft verkregen ligt geheel buiten den kring van werkzaamheden van ons bestuur. Eindelijk beweert adressante dat wij ons zouden hebben beroepen op de enge grenzen der gemeente. Eene oppervlakkige lezing van ons rapport zal reeds voldoende wezen het ongerijmde van deze bewering aan te toonen. Van een beroep op de enge grenzen is daajin toch geen sprake. Slechts is ge wezen op de gemakkelijke wijze waarop men zich aan de belasting, speciaal in deze gemeentezoude kunnen onttrekkenwanneer de door adressante omhelsde zienswijze de juiste was. Waar dergelijke argumenten worden aangevoerd moet men zich voorzeker buitengewoon zwak gevoelen in de verdediging van het ingenomen standpunt. Ten slotte wordt in het adres verzocht vernietiging van Uw besluit van 3 April jl., waarbij het 4de suppletoir kohier is vastgesteld. Voor zooverre ons bekendis evenwel bij geene wet aan de Gedeputeerde Staten de be voegdheid toegekend een raadsbesluit houdende vaststelling van kohie ren der plaatselijke belasting te vernietigen; alleen is in art. 265 en 266 der Gemeentewet bepaald dat de Gedeputeerde Staten uitspraak doen aan gaande het ingesteld beroep en dat de kohieren de goedkeuring van ge noemd college behoeven alvorens uitvoering te kunnen erlangen. Wij vermeenen hiermede voldoende te hebben beantwoord de opmerkin gen in bet adres voorkomende en stellen Uwe Vergadering voor, aan de Gede puteerde Statenonder verwijzing naar de betrekkelijke rapportenin over weging te geven het beroep van adressante tegen het raadsbesluit van 3 April jl. ongegrond te verklaren en het 4en suppletoir kohier der plaat selijke directe belasting, dienst 1878 goed te keuren. Met vertrouwen zien wij in deze de uitspraak van het Gewestelijk Bestuur te gemoet. De te nemen beslissing is voorzeker voor deze gemeente van het hoogste gewicht, en al moge men nu de tegen de onlangs ingevoerde belasting bestaande gemoedsbezwaren tot op zekere hoogte eer biedigen en waardeerenzulks kan noch mag een Gemeentebestuur weer houden met kracht op te treden tot onscbadelijkmaking van de in het werk gesteld wordende pogingen om zich aan eene wettig vastgestelde belasting te onttrekken en tot bevordering van een zooveel mogelijk gelijkmatigen druk voor alle belastingplichtigen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N®. 88. Leiden, 24 April 1879. Na overleg met den Wethouder Voorzitter der Commissie van Fabricage stellen wij Uwe Vergadering voor gunstig te beschikken op het door H. Pufkus ingediend verzoekschrift om vóór zijn huis aan bet Utrechtsche Veer n°. 18 een hardsteenen stoep te leggen en daarbij palen te plaatsen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Heeren Burgemeester en Wethouders der stad Leiden. De ondergeteekende verzoekt UEd. Achtb. om voor zijn huis op het Utrechtsche Veer, Wijk VI, N". 18, vergunning te mogen vragen een hardsteenen stoep met palen te stellen met onderwerping van rooiing enz. enz. In afwachting op uwe welwillendheid verblijf ik met hoogachting UEd. Dienaar, Leiden, 25 Maart 1879. H. Pcfkus. Beestenmarkt N°. 46. N°. 89. Leiden, 24 April 1879. In overleg met den hoofdonderwijzer der openbare lagere school n°. I voor onvermogenden en den districts-schoolopziener hebben wij de eer U hierbij over te leggen drie voordrachten ter benoeming van evenzooveel hulponderwijzeressen aan bovengenoemde schoolieder op eene jaarwedde van 550, als: 1°. Voordracht. Mej. Th. Middelkoop, tijdelijk met de waarneming dier betrekking belast, Mej. K. Struyck en Mej. W. H. De Visser. 2°. Voordracht. Mej. K. Struyck, tijdelijk aan voornoemde school werk zaam, Mej. W. H. De Visser en Mej. M. M. Vrijhof. 3°. Voordracht. Mej. W. H. De Visser, mede tijdelijk aan die school werkzaam, Mej. M. M. Vrijhof en Mej. A. C. Japikse. Wij nemen de vrijheid U te verzoeken tot de benoeming van de drie hulponderwijzeressen te willen overgaan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°- 9°- Leiden, 19 April 1879. Bij onze Commissie bestaat geen bezwaar tegen het verleenen van de gevraagde machtiging voor het doen verrichten van verfwerken enz. in het schoollokaal aan de Brandewijnsteegwaarvoor eene som van f 600 wordt noodig geacht, terwijl de daarvoor op de begrooting voor 1878 uitgetrokken gelden zijn moeten worden besteed voor het reinigen van bankenzooals in het rapport der Commissie van Fabricage wordt medegedeeld. De vraag is evenwel gerezen of het niet regelmatiger moet worden geacht die uitgaven te brengen op de begrooting voor 1879, en niet zooals door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld op de begrooting voor 1878 aangezien de werken hierbedoeld nog moeten worden uitgevoerd en niet behooren tot eene ten vorigen jare gehouden aanbesteding. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. M°- 91. Leiden, 19 April 1879. Na kennisneming van de voordracht van Burgemeester en Wethouders betrekkelijk de aanvaarding in erfpacht van domeingrond ten behoeve van de Leidsche Duinwaterleidinghebben wij de eer U mede te deelen dat wij tegen de voorgestelde aanvaarding in erfpachtwaarvan alle kosten komen ten laste van de Duinwaterleiding, geen bezwaar hebben, zoodat wij U in overweging geven daartoe te besluiten. Blijkens de voordracht schijnt overigens het voornemen te bestaan thans mede te besluiten dat de erfpacht aan de Duinwatermaatschappij zal worden overgedragenovereenkomstig de daartoe in het contract opgenomen be voegdheid van de gemeente Leiden. Het komt ons evenwel voor dat het raadzaam is de behandeling van de vraag of al of niet tot de overdracht van de erfpacht zal worden overgegaan uit te stellenten einde te kunnen beoordeelen wat in deze in het meeste belang van de gemeente moet worden geacht en daaromtrent alzoo eene nadere voordracht af te wachten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. ®®- Leiden, 19 April 1879. Tegen de voordrachten van Burgemeester en Wethouders betrekkelijk de tijdelijke voorziening in de vaceerende betrekking van leeraar in het Fransch, de verhuring van het raamland buiten de voormalige Hoogewoerdspoort en den verkoop van eenige voorwerpen van den Burg, bestaan bij onze Com missie geene bedenkingen, zoodat wij U in overweging geven die voor- drachten goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBK.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 3