XVI. Verzoek van Dr. D. De Loos, om ontslag als leeraar aan de' kweekschool voor ouderwijzers. (Zie Ing. St. n°. 79.) Dat ontslag wordt eervol verleend. XVII. Voordracht tot het doen rooien van boomen aan den Stationsweg. (Zie Ing. St. no. 81.) Wordt zonder hootdelijke stemming aangenomen. XVIII. Idem tot uitbreiding van het hulppersoneel aan de Tusschenschool. (Zie Ing. St. no. 81.) Wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XIX. Voordracht betrekkelijk de erfpacht van domeingrond ten behoeve van de duinwaterleiding. (Zie Ing. St. no. 85" en De heer De Laat de Kanteb. Wij achten het wenschehjkin tegen stelling met hetgeen de Commissie van Financiën in haar rapport heeft aangegevennu reeds machtiging van den Kaad te verzoeken om de erf pacht aan de Duinwater maatschappij over te dragen. Vooreerst toch heeft de gemeente bij art. 3 der concessie als verplichting op zich genomen de concessionarissen behulpzaam te zijn in het verkrijgen van den grond. Koeten zijn er niet op voor de gemeente. Ik zie niet in welk nut wij er van zouden hebbenals wij de erfpacht aan ons hielden. Met de gebeele exploitatie hebben wij niets te maken. Als er gronden noodig zijn om de kanalen te verlengen dan is dat eene zaak die de maatschappij aangaat en niet gemeente. Als de Minister van Financiën aan ons verzoek had voldaanzouden wij met dit voorstel niet bier hebben behoeven te komen. Bij het verleenen der concessie hebben wij namelijk den Minister verzocht de onderhandelingen over den grond met de concessionarissen zetven te voeren. Daartegen bestond echter bezwaar bij het Departement, dat wel met bet gemeentebestuur, maar niet met de concessionarissen wilde onder bandelen, omdat het dan de zekerheid niet bad dat bet werk zou worden uitgevoerd. Nadat het werk was opgeleverd en die zekerheid derhalve ver kregen was, hebben wij nogmaals den Minister verzocht de verdere onder handelingen met de Duinwater-maatschappij te voeren. De Minister heeft echter gemeend bij zijn besluit te moeten volharden en heeft het verzoek andermaal geweigerd. Wij zijn dus gedwongen als tusschenpersoon op te treden en als wij de erfpacht aanvaarden, dienen wij die over te geven aan hen die er het gebruik van zullen hebben. Bovendien is het uitdrukkelijk ge vraagd door den Minister, of het voornemen bestond den grond over te dragen aan de Maatschappij. Wij hebben daarop bevestigend geantwoord en dus is de quaestie eigenlijk reeds eenigszin9 gcpraejudicieerd. Ik had het be zwaar van de Commissie van Financiën dan ook niet verwacht. Ik zie niet inw aartoe het kan leiden dezen grond aan ons te houden. Daarom acht ik het wenschelijk dat niet alleen besloten worde ons te machtigen de eifpacht van den domeingrond te aanvaarden, maar ook dien aan de Duinwater-maatschappij over te dragen. De beer Hartevelt. Toen bet gebleken is, dat de Minister niet met de concessionarissen maar met de gemeente wilde contracteeren hebben wij ons afgevraagd, of het niet zijn nut konde hebben, dat Leiden den grond, in erfpacht verkregen, in handen hield, te meer daar, zoo ik wel geïnfor meerd ben, de Duinwatermaatschappij er niet op gesteld is, die erfpacht over te nemen, wegens de dubbele kosten, door de dubbele overschrijving. Wanneer concessionarissen toeh de zekerheid erlangen, dat zij den grond in huur kunnen bekomen, is het niet noodig de erfpacht over te schrij ven. De Commissie van Financiën is niet van plan bezwaren te maken, maar zij geeft slechts haar denkbeeld in beraad. Voor zoo verre mij be kend is, bestaat er geen contract met de concessionarissen, dat ons nood zaakt den grond in erfpacht over te geven; de voorloopigo concessie kan men toch geen formeel contract noemen? De heer De Laat de Kanter. Wat bet laatste punt betreft, is gevolg gegeven aan het voorschrift der concessiewelke door de concessionarissen schriftelijk zonder voorbehoud is aanvaard. Meer schrijft do concessie niet voor. Daarenboven bij bet opmaken der acte van oprichting der Duinwa- termaatschappij is de clausule opgenomen dat concessionarissen inbrengen de de door hen aanvaarde concessie. Daaruit blijkt dus de aanvaarding van de voorwaarden ook in eene notarieele acte. De heer Cock. Er zijn bier twee zakendie ik wel van elkander onder scheid. Er wordt hier gesproken van eene machtiging van den Ilaad om grond in erfpacht van het Kijk te aanvaarden en ten tweede, afgescheiden hiervanmachtiging om dien cam quo verkregen erfpachtsgrond over te dragen aan de Duinwatermaatschapj ij. Ik refereer mijwat het laatste punt betreft, aan de Commissie van Financiën. Als zij, die belast is de financieele zaken der gemeente te onderzoeken, meent dat zij nog tijd noodig heeft om nader de gronden te overwegen van het voorsteldan zal de llaad zeker daartoe wel de gelegenheid willen geven. Iets anders is de machtiging gevraagd om erfpachtsgrond van het Kijk te aanvaarden. Ten dien einde moet een contract van wege het Domeinbestuur met Leiden worden gesloten. Dat contract iszoo niet bet uitvloeisel vantoch eene zaak die in nauw verband staat met bet contract tussclien Leiden en de Duinwatermaatscbappij. Is nu de stads-consulent wel over dat contract met het Kijk geraadpleegd? Tiet ontwerp is van de band van eene partij, van den ontvanger der regis tratie te Noordwijk. Ik geloof gaarne dat bet stuk geheel ter goeder trouw is opgemaakt en tot weinig of geene aanmerking aanleiding zal gevendoch kan daaromtrent op bet oogenblik geen bepaald oordeel uitspreken. Wen schelijk acht ik het dus er onzen stads-consulentden heer Neeb, over te hooren. Zoo ook is het contract met de Duinwatermaatsehappij op mijn verzoek indertijd aan zijn oordeel onderworpen. Het zal mij niets verwon deren of het onderzoek zal nu van weinig belang zijnmaar men moet consequent zijn. Indien de consulent niet geboord is, stel ik voor, alvorens eene beslissing te nemen, het contract in zijne handen te stellen of wel het thans aan te nemen onder voorbehouddat de heer Neeb er geen bezwaar tegen heeft. De Voorzitter. Gij maakt daar dus een afzonderlijk voorstel van? ZlTTIKC VERSLAG 1879. De beer Cock. Dat is afhankelijk van de vraag, of de consulent ge hoord is of niet. De Voorzitter. Hij is niet geboord. De heer Cock. Dan stel ik voor hem te hooren. De beer De Laat de Kanter. De stads-consulent is niet geboordom dat wij niet in de zaak betrokken zijn en alleen wegens de weigering der Kegeering genoodzaakt zijn op te treden als tusschenpersoon. Al9 de Mi nister voldaan had aan ons verzoek en onderhandeld had met de Duinwa termaatscbappij waren wij geheel buiten de zaak geweest en had de Kaad niets van de zaak vernomen. De heer Cock. Het betoog van den Wethouder van Fabricage is zeer duidelijk, wat betreft de wijze waarop ten aanzien van de onderhandelingen met den Minister van Financiën is beslist. Maar mijne vraag gold het hooren van den stads-consulent. Ik stel voor dezen alsnog te hooren. Dit voorstel wordt voldoende ondersteund. De heer Van Hettinga Tromp. Daareven is aangehaald art. 3 der voorwaarden van de concessie ten bewijze dat de gemeente zich verbonden heeft het baar door den Staat te verleenen erfpachtsrecht op den grond aan de Maatschappij over te dragen. Zien wij echter dat artikel indan beeft de gemeente slechts beloofd haren zedelijken steun voor het verkrijgen in eigen dom of gebruik van gronden aan derden toebehoorende. De vraag kwam dus bij de Commissie van Financiën op, of de stad niet beter zou doen het erf pachtsrecht voor zich te behouden en der Maatschappij het gebruik te ver zekeren. Wil de gemeente toch nader de duinwaterleiding overnemen, dan heeft zij niet meer te betalen de kosten van overneming van den erfpachts grond. Is er geen behoefte om den grond aan de Maatschappij over te dragen, waarom is die overdracht dan noodig? De heer De Laat de Kanter. De heer Tromp heeft eene andere op vatting van den zedelijken steun, in art. 3 der concessievoorwaarden bedoeld dan ik. Materieel belang hebben wij niet bij de zaakwij nemen in erf pacht van den Staat, en geven aan do Duinwatermaatscbappij in erfpacht over, met bepaling dat alle kosten voor rekening der Maatschappij komen. Door de weigering der regering om rechtstreeks met de Maatschappij te onderhandelen zijn wij verplicht als tusschenpersoon op te treden; en ik kan daarin niets ander9 zien dan het verleenen van den zedelijken steun waarvRn art. 3 der concessie spreekt. De heer CoCR. Mijn voorstel betreft niet de quaestie hangende tusschen de Commissie van Financiën en die van Fabricage. Ik ben het eens met de eerste dat zij tijd moet hebben om de zaak te onderzoeken. Mijn voorstel strekt allern daartoe, bet eerste contract, van het Kijk met de gemeente, in handen te stellen van onzen stads-consulent. Dat voorstel wordt met 15 tegen 4 stemmen aangenomen. Tegen stemden: de heeren Yan Wensen, De Fremery, De Laat de Kanter en de Voorzitter. De heer Cock. En nu het voorstel van de Commissie van Financiën? De Voorzitter. Dat wordt aangehouden. XX. Kekening over 1878 van de Bank van Leening. (Zie Ing. St. no. 65.) Wordt met algemeene stemmen goedgekeurd. De heer Cock was bij de behandeling niet tegenwoordig. XXI. Idem van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. (Zie Ing. St. n°. 66.) Wordt met algemeene stemmen goedgekeurd. De beeren Hartevelt, Du KieuDe Fremery, Driessen en Van Wensen waren bij de behandeling niet tegenwoordig. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C, DBABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 5