16 gunst wordt bewezen want dal wel in aanmerking genomen mag worden i dat de zorg roor 's lands dtfensie en althans voor de marine niet op de 1 gemeente rust. Dit is daarentegen wel het geval met de schutterij. De schutterij is eene gemeentelijke inrichting en het gemeentebestuur is dus heiast met de zorg daarvoor. Het is wel te betreuren dat het zoo is, maar het is helaas niet anders. En wanneer nu de gemeente een nieuw excer- citieterrein maakt, dan mag zij het, dunkt mij, toch wel in de eerste •plaats voor hare eigene schutterij beschikbaar houden. En dan zou bet in de tncede plaats nog de vraag zijn, ot het garnizoen zoo al niet voor gaat dan tocli gelijk staat met de Kweekschool. Wanneer er geen quaestie was om een excercitieterrein te makendan zou ik dit punt niet aangevoerd hebbenmaar nu voorgesteld wordt eene zoo aanzienlijke som te be steden voor een i xcercitieterrein ten behoeve van de Kweekschool voor Zeevaait, nu geloof ik dat het waarlijk niet te veel van de Kweekschool gevergd is dat zij het ook laat gebruiken voor de excercitiën van schutterij en garnizoenwanneer deze geen ander terrein bobben. De heer De Goeje. Naar aanleiding van het gesprokene door den heer Scheltema, wensch ik te zeggen, dat er geen quaestie van kan zijn, dat het terrein door aanplemping te winnen geschikt zou wezen vooroefeningen der schutterij, naar mijne meening zelfs dan nietindien het samen gebruikt werd met bet tbans aanwezige terrein. En hiertegen zou van den kant der Kweekschool groot bezwaar bestaan. Verder wensch ik enkele opmerkingen te maken over bet tweede gedeelte van het rapport der Commissie van Financiën. De Commissie hesft zich van haar eigenaardig standpunt tot de vraag bepaald: welke waarborgen de llaad eischen moet, cpdat ook in het ergste geval dat mogelijk is, de gemeentekas voor schade zal behoed zijn, d. i. als de Kweekschool eens mocht opgeheven worden en dan de waarde van den grond minder zou zijn dan de kosten van aanplemping bedragen hebben. Doch ik voor mij geloofdat ieder die de Kweekschool kent die weet hoezeer zij de toegenegenheid en het vertrouwen van het volk en van de Ilegecring geniet en welke maatregelen het Bestuur genomen beeft om baar hij voortduring deze waardig te doen blijven, toestemmen zal dat deze mogelijkheid eene groote onwaarschijnlijkheid is, zoo groot dat men daarvoor geene voorzorgen behoeft te nemen. Verder, al neemt men aan dat de Kweekschool eens zal worden opgehevendan zal de schade die daaruit kan ontstaan, naar het oordeel eener zeer bevoegde autoriteit, de Commissie van Fabricage, toch grootendeels worden goedgemaakt door de waardeverhooging van het aangrenzend terrein. En ik mag hier nog bijvoegen dat de aanplemping niet enkel ten bate der Kweekschool zal zijn, maar ook den ingang der stad aan den Haagweg zeer zal verfraaien. Ein delijk nog dit: in de vergadering van 15 Juli 1878 werd door den Raad verklaarddat de Kweekschool een sieraad der gemeente is. Zij verdient dus behandeld te worden op den voet der meest bevriende inrichtingen. Op grond hiervan zal ik mijne stem uitbrengen tegen het amendement van den heer llartevell. De heer Van-der Zweep. Ik heb als lid van de Commissie van Fabri cage medegewerkt tot het voorstel om de Kweekschool 4J pCt. te doen uitkeerenmaar ik wist toen nog niet dat de gemeente geen geld voor 4^ pCt. kon krijgen; daarom zal ik mij nu vereenigen met het voorstel van de Commissie van Financiën. De lieer Sciieltema (met toestemming der vergadering voor de derde maal het woord voerende). Alleen wensch ik den heer De Goeje even te antwoorden. Die geachte spreker beeft beweerd, dat het nieuwe terrein niet voor de oefeningen van schutterij of infanterie geschikt zal zijn. Ik moet dit bepaald tegenspreken. Het terrein zal daarvoor zeer geschikt zijn natuurlijk niet voor oefeningen op eenigszins groote schaal, maar voor kleine afdeelingen voor oefeningen in de recrutenschoolja zelfs ook in de com pagnieschool. Doch ik zal niet mijn gezag stellen tegenover dat van dien geaebten spreker. Ik zal een veel meer bevoegde noemen dan ik benen wel den kolonel-commandant van bet 4de regiment infanterie, die een terrein als bij de Kweekschool verkregen zal worden zeer geschikt en gewensebt aclit voor oefeningen. De heer De Laat de Kanter. Het advies van den heer Du Itieu was zeker wel het kortste, maar naar het mij voorkomt niet zeer afdoende. Het is gemakkelijk gezegd: als de Kweekschool meer terrein noodig heeft laat zij dan zelve daarvoor zorgenmaar het ligt voor de hand dat, als zij dit doen kon, zij er dan den Raad niet om zoude lastig vallen. Ik geloof dus dat dit advies ons niet veel verder brengt. In de tweede plaats, het denk beeld van den lieer Scheltema. Die geachte spreker wenscht het terrein ook beschikbaar te stellen voor de exercitiën der schutterij. Ik geloof niet dat dit uitvoerbaar zoude zijnevenmin als men er aan zal denken de pleinen eener kazerne ter beschikking te stellen voor de exercitiën van troepen die daar niet thuis behooren. De Commissie der Kweekschool moet i>p baar terrein geheel vrij zijn. De llaad kan het verzoek afwijzen maar wanneer hij het inwilligt en daaraan de conditie door den heer Scheltema genoemd verbindt, zal die inwilliging alle waarde verliezen. De heer De Goeje beeft er reeds op gewezendat de aanplemping tevens tot verfraaiing der stad zal strekken. Het voornemen be9taat dat terrein weder aU tuin aan te leggen voor zoover (lit met do ruimte voor de exercitiën be staanbaar is, zoodat men, aan die zijde de stad binnenkomende, daar weder hetzelfde fraaie gezicht beeft als vóór den bouw der nieuwe Kweek school. Het advies der Commissie van Financiën is ook reeds door den heer De Goeje besproken. Ik geloof, evenmin als die geachte spreker, dat de school vooreerst zal verdwijnen; mocht liet binnen korter of langer tijd blijken dat de inrichtingen tot opleiding van matrozen te talrijk zijn, dan zou ik wel durven beweren dat eerder een van de opleidingsschepen dan de Kweekschool zal vervallen. Dat bezwaar acht ik zeer overdreven en bovendien zal de grond wel altijd meerdere waarde dan 5 per MJ hebben. Nog een enkel woord aan den beer Van der Zweep. Naar mijne meening houdt zijne bewering geen steek dat bet voorstel der Commissie van F'inanciën aanbeve'ing verdient, omdat de gemeente de laatste 4J pCts. leeniog niet geheel a pari heeft kunnen sluiten. De Kweekschool zal altijd datgene van de gemeente moeten vergoedenwat deze ter zake der aan plemping moet uitgeven, zoodat zij er nimmer nadeel bij kan bebben. De heer Scheltema. Tot mijn leedwezen zie ik mij verplicht ten vierden male het woord te vragen omdat ik eene opmerking van den heer De Kanter niet onbeantwoord mag laten, dat namelijk de schutterij niet zou kunnen exerceeren op het terrein van een ander wapen of van eene kazerne. Dit geschiedt steeds. De oefeningen van de schutterij hebben geregeld plaats in de Manege en ook op het terrein van de Doelen-kazerne. Zij zijn ook wel gehouden aan de kazerne aan de Morschpoort. De schutterij heeft bij ongunstig weer of als het schuttersveld niet bruikbaar is geen geschikt terrein en moet het nu hier en dan daar zoeken. Het excerceeren bij de Doelen-kazerne heeft nooit eenig bezwaar opgeleverddan alleen het schieten met Flaubert-pstronenomdat dit de pajrden onrustig maakt maar de andere oefeningen hinderen niet. De heer Juta. Ik kan mij niet vereenigen met bet denkbeeld van den vorigen spreker, om bij bet te nemen besluit eene clausule te voegen volgens welke de aan te leggen exercitieplaats ook beschikbaar zou moeten worden gesteld voor de oefeningen van schutterij en garnizoen. Hoe i9 bet mogelijk dat er een exercitieplein worde gevestigd naast eene school? Zou bet mogelijk zijn de jongelingen te onderwijzen terwijl het onderwijs eik oogenblik gestoord kan worden door luide commando'sseinen op trom hoornsignalen of het geknal van Flaubert-patronen? Indien de Raad een dergelijk araendement aanneemt, dan zoude de zaak niet uitvoerbaar zijn, en de vergunning dus met eene weigering gelijk staan. Wat aangaat het voor stel van de Commissie van Financiën, moet men niet vergeten dat de Kweek school altijd zal betalen 4j- pCt. 's jaars van bet bedrag dat de gemeente zal moeten uitgevenplus 1 pCt. voor de aflossing. Indien nu in het geheel 2 pCt. 's jaars van de op te nemen som zal worden afgelost, dan zal door de gemeente ook l pCt. 's jaars worden bijgedragen. Na verloop van 25 jaren zal dus de helft der opgenomen som van 7000 zijn afgelost; van die 3500 heeft de Kweekschool dan 1750 betaald, maar desniet temin zal deze inrichting steeds voortgaan met betalen 5} pCt. van 7000 of 385 's jaars. Dit nu acht ik onbillijk. De heer Van der Lith. Ten opzichte van hetgeen door den heer De Kanter in het midden gebracht is, moet ik in de eerste plaats doen op merken, dat ik niet adviseer tot het aanwinnen van den grond, noodig voor de Kweekschool, omdat ik bevreesd ben, dat die inrichting dit niet uit eigcu middelen zou kunnen doen. Hoezeer ik ook met de Kweekschool ben ingenomen, zou ik dit niet kunnen aannemen, daar het niet op den weg der gemeente ligt om bijzondere inrichtingen, zooals de Kweekschool, door geldleening te ondersteunen. Maar het is bier een ander geval. Moch ten wij er toe overgaan om de benoodigde werken niet voor gemeentcreke- ning "daar te stellen dan zou er een zeer ongewenschte toestand ontstaan. Immers zou een groot deel van den grond die, welke nu aan de Kweek school ten gebruike is afgestaan aan de gemeente beboorenmaar een ander deel zou aan eene particuliere inrichting behoorenindien de Kweek school tot de aanwinning van den grond voor eigen rekening mocht over gaan. En nu behoeft het toch wel geen betoog, dat het voor de gemeente zeer weuschelijk is, de beschikking over het geheele terrein te hebben, indien, hetgeen ik hoop dat nimmer gebeuren zal, de Kweekschool mocht worden opgeheven. Het is dan ook uitdien hoofde, dat ik mij met het rapport van de Commissie van Financiën heb kunnen vereenigen. Het was mij niet alleen te doen om de Kweekschool te helpenmaar om het belang der gemeente zelve. De heer De Kanter heeft in de tweede plaats opgemerkt, dat het den Gemeenteraad wel wat waard mocht zijndeze inrichting in haar mid den te behouden en dat de grond in het vervolg niet in waarde zou ver minderen, ja, hij meent dat de prijs, waarop de gronddien wij aanwinnen, ons zal komen te staanf 5 de centiareniet boven de koopwaarde van den grond zal zijn. Het is mogelijk, maar de ondervinding heeft toch geleerd, dat men uiterst voorzichtig moet zijn en daarop is dan ook het voorstel van de Commissie van Financiën gegrond. Tot nu toe is er geen enkele reden om die hooge waarde voor den grond aan te nemen; wel het tegendeel. Men vergete niet dat de Kweekschool slechts een wettelijk bestaan heeft van ongeveer 25 jaren. Ten opzichte van hetgeen de heer Juta heeft aangevoerd over den vreemden toestanddie in het leven wordt geroepen dat de Kweekschool renten zou moeten betalenzelfs als de helft der door haar gedane bijdragen zou zijn afgelost, moet ik herinneren dat de Kweekschool na 25 jaren eene nieuwe goedkeuring voor haar wettelijk bestaan noodig heeft, en dat het dan het oogenblik zal zijn, om te be slissen, of het noodig ware, dat zij nog 5.} pCt. bleef bijdragen. Ik geloof dat dit niet noodig zijn zal, maar de Commissie heelt gewenscht, dat de gemeente, al9 de Kweekschool eens na 25 jaren niet meer mocht bestaangedekt zij en dat men dan noch aan den Gemeenteraadnoch aan de Commissie van Financiën mocht kunnen verwijten dat men niet intijds voor de belangen en de financiën der gemeeote had gewaakt. De heer Habtevelt. Het komt mij voor dat de berekeningdoor den heer Juta voorgedragen niet juist is. De betaling van L pCt. extra zal de Kweekschool ƒ70 'sjaars kosten; dit maakt over 25 jaren 1750. Trek ik die van de ƒ7000 af, die de gemeente moet uitgeven, dun zal de aange plempte grond na 25 jaren 4 per centiare kosten; de ƒ70 'sjaars voor zien dus voor een deel in de aflossing van het primitief uitgegeven kapitaal. De heer De Laat de Kanter. Sommige sprekers verliezen bij de be handeling V8n deze zaak, naar het mij voorkomt, te veel uit het oog, dat ook bet belang van de gemeente bij deze zaak betrokken is. Ik wijs er bijv. op dat verschillende gemeenten zich de uitgaven bebben getroost van het bouwen van kazernes; eenige jaren geleden is hier op kosten der ge meente de infirmerie op de Groenhazengracht gebouwd alleen om garnizoen te krijgen of te behouden. Het is, dunkt mij, voor de gemeente geene onverschillige zaak waar htt eene vermeerdering van het garnizoen met omstreeks 300 personen betreft. De Voorzitter. Met de meeste belangstelling heb ik de discussiën gevolgd, die over deze voordracht zijn gevoerd. Onwillekeurig kwam mij daarbij voor den geest, boe wij nu een jaar geleden bedreigd werden met de opheffing van onze Kweekschool voor Zeevaart en hoe wij het waardeerden dat er toen mannen gevonden werden, die eene regeling tot stand brachten waardoor wij niet alleen behielden wat wij bezaten maar eene uitbreiding verkregen van eene instelling waarop wij terecht roemen mogen. En nu vraag ik, of zulk eene geringe geldelijke opoffering niet ten volle gerecht vaardigd zou zijn. En ik dring daarop des te meer aanomdat het hier

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 2