7
N°. 16. Leiden, 7 Februari 1879.
Onder overlegging van de rapporten der Commissie van Fabricage op
de verzoeken van
de Leidsche Melkinrichting, ter bekoming van een gedeelte der Singel-
sloot tusschen de Aloëlaan en den Marendijk
M. B. Tukker en J. Vermeulen, ter bekoming van een gedeelte der
gedempte sloot aan dén Hoogen Rijndijk onder Zoeterwoude
c. de firma Gebrs. Van Hoeken ter bekoming van een gedeelte der
gedempte Minnebroersgrachthebben wij de eer Uwe Vergadering in over
weging te geven om overeenkomstig de conclusie van die rapporten te be
sluiten.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Baad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Jan Rinkes Borger, directeur
der Leidsche Melkinrichting alhier:
1°. dat hij eene walbeschoeing en rijbrug wenschte te plaatsen, voor
het terrein aan den Singel, tusschen de voormalige Mare en Rijnsburger-
poorten grenzende aan de Aloëlaanvolgens de hierbij gevoegde situatie
en bewijzen van bet Hoogheemraadschap van Rijnland.
2°. dat hij wenschte de verwijdering van een boom op den Singelweg,
welke voor de geprojecteerde brug staat, mede op de situatie aangegeven.
Hiertoe uwe toestemming verzoekende,
'tWelk doende.
Leiden, 14 Januari 1879. Jan Rinkes Borger.
Leiden, 5 Februari 1878.
De Commissie van Fabricage beeft de eer op het request van den Direc
teur der Leidsche Melkinrichting te berichtendat er geen bezwaar bestaat
om evenals aan de Leidsche Bouwvereeniging is geschied, te vergunnen dat
langs het terrein der bedoelde inrichting, tusschen de Aloëlaan en den
Marendijk, eene houten schoeiing worde geplaatst en daartoe van de Stads-
sloot worde ingenomen over eene lengte van p. ito. 50 meters, bij eene
gemiddelde breedte van drie decimeters eene uitgestrektheid van vijftien
centiarenwaardoor de toestand aldaar wordt verbeterd terwijl er voorne
men bestaat, om tot het verkrijgen van een behoorlijken oprid met wauens
over de brug, waartoe bij Raadsbesluit van 23 Januari II. vergunning is
verleendéén boom op den Stadssingel te rooien.
De Commissie heeft derhalve de eer voor te stellen
1°. om vijftien centiaren water uitmakende een gedeelte van het perceel
bij het kadaster bekend onder Sectie A, N°. 198, aan den openbaren
dienst te onttrekken en vervolgens aan de Leidsche Melkinrichting kosteloos
af te staan ten einde te worden verheeld over de lengte van het terrein
aan haar toebehoorende aan den Singel tusschen de voormalige Mare- en
Rijosburgsche poorten, onder verplichting, ora daar langs te stellen eene
houten schoeiing, onder toezicht van den gemeente-architect en tegen beta
ling der kosten van overdracht;
2°. om één boom te rooien vóór de te leggen brug over die sloot.
Aan HH. Burgemeester, De Commissie van Fabricage, enz.
en Wethouders.
Aan de Gemeenteraad van Leiden.
Geven eerbiedig te kennen M. B. Tukker, timmerman, wonende op het
Levendaal n®. 78 alhier en J. Vermeulen, wonende aan den Hoogen
Rijndijk, buiten de Hoogewoerd, ouder Zoeterwoude;
dat zij den grond, welke door aauplemping die hun vroeger is toege
staan, verkregen is of wordt, in eigendom wenschten over te nemen, ten
einde dien op aan te wijzen rooiing te omheinen, en als tuin of plantsoen
te gebruiken
dat blijkens de hierbij overgelegde kadastrale teekening (waarop het aan
geplempte en nog te plempen gedeelte wegsloot is aangegeven) de opper
vlakte ongeveer zou bedragen voor den eerstgenoemden 24 centiaren en voor
laatstgenoemden 39 centiaren.
Redenen waarom zij Uwen Raad eerbiedig verzoeken, aan hen bedoelde
overname van grond in eigendom te willen toestaan.
't Welk doende enz.
Leiden, 17 Januari 1879. M. B. Tukker.
J. Vermeulen.
Leiden, 5 Februari 1879.
Bij verschillende raadsbesluiten is gunstig beschikt op de requesten van
eigenaars van perceelen grenzende aan de sloot, loopende langs het Haag-
sche en Delftsche jaagpad, om die sloot te mogen dempen en den grond
in eigendom te verkrijgen, waardoor aldaar een betere toestand wordt ver
kregen en de onbevaarbare smalle sloot kan worden vervangen door bouw-
of tuingrond.
Bij raadsbesluit van 4 Juli 1878, is een aanvang gemaakt met een ge
deeltelijke demping der sloot loopende langs het voetpad van den Hoogen
Rijndijk, onder Zoeterwoude en bij het in onze handen gestelde request
van M. B. Tukker en J. Vermeulen wordt nu gevraagd de eigendom van
de gedempte halve sloot en een gedeelte van den daaraan grenzenden berm
van het bedoelde voetpad.
De Commissie van Fabricage heeft tegen dat verzoek geen bezwaar
omdat die sloot ook onbevaarbaar is en door de onreinheid eene demping
hoogst wenschelijk is, terwijl de toestand evenzeer verbeterd wordt, wanneer
een gedeelte van den berm door de eigenaars wordt ingenomenmits het
voetpad uit de binnenzijde der boomenrij eene breedte van 3^ meter
behoudt.
Zij stelt mitsdien voor, op dezelfde voorwaarden als bij het Haagsche
en Delftsche jaagpad af te staan den eigendom van de halve sloot en berm
bij het kadaster der gemeente Zoeterwoude bekend onder Sectie A, n°. 2415
1°. aan M. B. Tukker ter grootte van 22 centiaren;
2®. aan J. Vermeulen ter grootte van 36 centiaren;
mits met een behoorlijk rasterwerk af te scheiden, alsmede tegen een
koopprijs van één gulden de centiare, benevens de kosten van overdracht.
Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz.
en Wethouders.
iNO. STUKKEN 1879.
Aan den Edel-Achtb. Gemeenteraad van Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen de firma Gebroeders Van
Hoeken houtkoopers alhier, dat zij tot het bouwen van eeu houtmagazijn
een gedeelte wenschen te gebruiken van de gedempte Minnebroersgracht
volgens hierbij gaande schetsteekeningeu ter grootte van 408 metersdat
zij verlangen deze grond hun tegen eenen billijken prijs in koop worde afge
staan dat zij aangezien er eene meer dan voldoende ruimte 8 meters
straatbreedte overblijft, vertrouwen dat er geen bezwaar zal worden gemaakt,
redenen waarom zij de toestemming van I1EAB. met eene gunstige beschik
king verwachten.
't Welk doende
Leiden, 8 Januari 1879. Gebr. Van Hoeken.
Leiden, 5 Februari 1879.
De firma Gebroeders Van Hoeken verlangt bij het hiernevens gevoegd
request, den eigendom van 408 centiaren der gedempte Minnebroersgracht,
ten einde daarop te bouwen een houtmagazijn, waarna die nieuwe straat
nog eene breedte van acht meters zou behouden.
Aangezien die breedte nog meer dan de helft bedraagt van de gedempte
gracht en slechts zes meters daarvan zou worden afgenomen is tegen dien
afstand geen bezwaar, in verhouding ook tot de hoogte der daaraan ge
legen onaanzienlijke woningen. Bovendien loopt het aangevraagd gedeelte
langs de perceelen aan de firma toebehoorende ter lengte van 68 meters
van den Rijn of de Haventot aan de zoogenaamde Pottenbakkersgang die
rechtstreeks van de gedempte .Minnebroersgracht zich uitstrekt tot de
Kijfgracht.
Met betrekking tot de waarde van dien grond moet opgemerkt worden
dat de bebouwing met een gewoon houtmagazijn niet aan de gemeente
zooveel voordeel geeft als zou geschiedenwanneer daarop woningen werden
gesticht, die in de plaatselijke belastingen kunnen worden aangeslagen. In
verhouding tot de tegenwoordige waarde van bouwgrond zou du3 een koop
prijs van vijf gulden per centiare niet te hoog kunnen worden geacht, in
aanmerking genomen het gerief en het voordeel uit die bebouwing voor de
genoemde firma voortspruitende.
De Commissie van Fabricage heeft derhalve de eer voor te stellen dat
408 centiarenvan de openbare straat der gedempte Minnebroersgracht
aan den openbaren dienst worden onttrokken en vervolgens aan de firma
Gebroeders Van Hoeken in eigendom ter bebouwing worden afgestaan, op
de volgende voorwaardenals
1°. dat het verleggen van daarin liggende kolken en riolen geschiede
op kosten der firmadoor of van wege de gemeente
2°. dat de bestaande bestrating worde opgebroken op kosten der firma
en de latere verstrating of bijstrating op hare kosten geschiede
3°. dat het houtmagazijn worde gebouwd met inachtneming van het verbod
van art. 2U4 der Algeraeene Politieverordening en alzoo de gevels en
zijwanden van steen gebouwd en gedekt met pannen, leien, tegels of andere
niet brandbare stoffen
4°. dat do koopprijs worde bepaald op vijf gulden de centiare en benevens
de kosten van overdracht dadelijk worde betaald.
Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz.
en Wethouders.
N#. It. Leiden, 7 Februari 1879.
Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hiernevens ter vaststelling
over te leggen een staat van af- en overschrijving op de begrooting dienst
1878, strekkende tot verbooging van Volgn. 119: Kosten van het huis
van bewaring enz. met f 30. Volgn. 145: Kosten van verpleging van
arme krankzinnigen met f 210, en Volgn. 151, Kosten van verpleging in
het Ziekenhuis der Rijks Universiteit met 450.75, te vinden door afschrij
ving- van een bedrag van f 690.75 uit den post Volgn. 149: Suhsidien
aan Werkhuizen enz., op welken post, uitgetrokken ad f 3000 slechts f 2000
behoeft te worden uitgegeven.
Aan der. Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 7 Februari 1879.
De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen de vast
stelling van nevensgaanden staat van af- en overschrijving op de begrooting
dienst 1878.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
18. Leiden, 7 Februari 1879.
Vermits de betrekkingen van leeraar in de wiskunde aan de gemeente
instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs en van leeraar in de staats
wetenschappen Ban de Hoogere Burgerschool vacant zijn, geven wij Uwe
Vergadering, na overleg met de betrokken scboolautoriteitenin overweging
ons college te machtigen om tijdelijk in de vaceerende betrekkingen te
voorzien en te dien einde over de daarvoor op de begrooting uitgetrokken
gelden te beschikken.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 19. Leiden, 5 Februari 1879.
Wij hebben de eer u hierbij over te leggen een staatvermeldende de
namen van eenige aangeslagenen in de plaatselijke directe belasting over
het jaar 1878, die in den loop van dat jaar deze gemeente hebben verlaten
of overleden zijn, benevens één aangeslagene over het jaar 1877 die,
blijkens onderzoek vóór den aanvang van dat dienstjaar naar elders is ver
trokken, met voorstel om aan die personen geheele of gedeeltelijke afschrij
ving of restitutie te verleenen tot een bedrag als in de 11de kolom van
dien staat is aangewezen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.