84 De Voorzitter. Ik moet opmerken dat Burg. en Weth. van oor deel zijn den juisten maatstaf genomen te hebben door de waarde te berekenen der andere omliggende landen bij de stad. Nu wordt door den beer Driessen aangemerkt dat de qualiteit van het land minder is, ver geleken met andere landen. Ik moet opmerken dat liet niet de bedoeling is over te gaan tot verpachting. De heer De Laat de Kanter. De vergelijking van den heer Driessen kan, geloof ik, hier in dit geval, niet opgaan. Men zou, om een juisten maatstaf te krijgenhet middel van den heer Goudsmit moeten te baat nemendat van publieke aanbesteding. Bat zoude echter geen steunen maar de belemmering van de industrie zijn. Wij stellen dus voor in bet belang van de industrie te doen wat wij anders in geen geval doen n. 1. ondershands land verpachten. Nu vraagt men: hoeveel is de waarde? De vergelijking van dit bij Hndere stukken land zou zeker niet ten voordeele van de raamlanden uitvallen maar men dient daarbij in het oog te houden dat de pachters van weilanden moeten zorgen voor goed onderhoud en be hoorlijke bemesting, en dat zij het land in denzelfden staat moeten terug geven waarin het zich bevond toen het verpacht werd. Van die verplich ting zijn de pachters der raamlanden ontheven. Vraagt men nu: is de toestand waarin de raamlanden zich bevinden goed, dan zeg ik neen. Die toestand is niet zoo goed als van andere weilanden. Maar hij is zoo ge wordenomdat sinds onheuglijke jaren de industrie die landerijen in huur gekregen beeftzonder de verplichting om ze in goeden staat te houden. Nu gaat het m. i. niet aan zich op dien slechten toestand te beroepenom daarmede een lager pacht te rechtvaardigen. Er is, zegt men een tijd geweest, dat die landen 600 opbragten maar waarop steunde dat cijfer De Commissie van Fabricage en Burg. en Wctb. hebben, omdat het moeilijk is een juist cijfer te noemen en er geen sprake van mag zijn de industrie te ondersteu nente subsidieeren als het ware, maar alleen aan baren bloei bevorderlijk te zijn, gemeend een goeden maatstaf te vinden in de prijzen waarvoor het land, om de stad gelegen, bij openbare mededinging verpacht wordt. De heer Driessen. Mijne bedoeling is niet om den weg van den heer Goudsmit te bewandelen. Daardoor toch zouden wij, gelijk reeds werd opgemerkt, de aanvragers in de wielen rijden. Ik blijf echter bij mijne meening, dat 1000 eene redelijke huur is, meer moet de stad niet ver gen en stel derhalve voor, den huurprijs te bepalen op 1000. De beer Du Kieu. Ik geloof dat de voorstelling van den heer De Kanter onjuist is. l)ie landen zijn 200 jaar geleden voor gebruik afgestaan aan de deken fabriekeurs om dekens te kunnen ramen. Ik geloof niet dat het opgaat te zeggen dat de landen niet in goeden staat zijn gehouden want ik meen dat het eigen belang beeft meegewerkt om de landen wel in goeden staat te houden daar op de raamlanden het grasgewas onders hands verpacht en voor eene goede bemesting van dien grond gezorgd wordt. Daaromtrent heeft de heer De Kanter dus eene verkeerde beoordeeling geveld. Vergelijkt men den huurprijs bij goede, beste landerijen bij de stad, die voor ƒ200 per hectare verhuurd worden, dan gBat die vergelijking niet op. De waarde is niet zoo groot. Door verschillende taxateurs is de waarde geschat; ik geloof de 1 hectaren op eene waarde van ƒ12000 en van /1S000 of 20000, zoodat eene som van 1500 a 1600 te hoog is. Ik geloof dat een prijs van f 1000 zeer voldoende is. liet zou van veel belang zijn en een groot offer voor eene industriedie zich met veel moeite staande houdt en haar ouden roem handhaaft, baar 500 'sjaars meer te doen betalen. De beer Cock. Ik begin met te zeggendat ik den gulden weg van den heer Goudsmit het uitschrijven van eene publieke verpachting in dit geval zóó schadelijk voor de aanvragers acht, dat het nog beter zou zijn hun het vierdubbele bedrag der tegenwoordige huursom te vragen. Daarin kan ik dus niet treden hoe rationeel dat denkbeeld op zich zelf mij ook toescbijue. Ik heb mij niet uit te laten over den toestand die 4 of 5 jaren geleden bestond; want die is bij de laatste verhuring geheel ge wijzigd, bij welke gelegenheid eene alleszins voldoende, ja buitengewoon hooge buur door de stad is bedongen. Ik ondersteun dus volgaarne het voorstel van den heer Driessen. l)it verhindert niet dat ik alle hulde breng aan de Commissie van Fabricage, die met het oog op onze ge meente-finnncicn een nog veel hooger pacht tracht te bedingen. Maar het komt mij voor, dat die Commissie in deze te ver gaat en bovendien een verkeerden maatstaf van vergelijking heeft gebruikt. Tot regtvaardi- ging van baren eisch van ƒ200 per hectare wijst zij op de huurprijzen van eenige kleine perceeltjes land hoofdzakelijk onder Oegstgeest gelegen die werkelijk aan onze gemeente enorme pachtsommen opbrengen. Doch de vergelijking gaut niet op, omdat die perceeltjes in een inderdaad geheel exceptionelen toestand verkeeren. Zij liggen alle in de onmiddellijke nabij heid van onze Beestenmarkt, namelijk in den Marendijkschen en in den Pesthuis-polder, dus nabij de Mare-, llijnsburger en Morschpoorten. Zij hebben bij gevolg voor de talrijke vaste bezoekers van die markt, niet het minst voor den pachter van den mest der Beestenmarkt, en voor alle per sonen die met den veehandel in betrekking staan eene exceptioneele waarde. Om eens een voorbeeld te noemeneen pachter van zulk een perceelje heeft slechts op de vooravonden van onze drie bekende lammertjes markten een paar duizend lammertjes aldaar, tegen tien cents per stuk voor één nacht, te herbergen of te stallen want van weiden kan bij zulk een aantal nauwelijks sprake zijn of hij heeft daardoor alleen reeds 200 verdiend. Er komt nog bij, dat het land door een zoodanig ge bruik voldoende wordt bemest en dus goed blijft. Hetzelfde kan in geenen deele gezegd worden van de raamlanden buiten de lloogewoerdspoort. Die landen zijn veel verder verwijderd van de stad en zijn niet gelegen in de nabijheid van de markt of het drukke gedeelte der stad. Het is zeer slecht land en, vergis ik mij niet, boezemland. Dus vind ik de vergelijking tot de prijsbepaling niet juist en de redeneeringdat deze perceelen lands, die bovendien veel uitgestrekter zijnook wel f 200 huur kunnen be talen dewijl de landerijen onder Oegstgeest gemiddeld meer dan 200 opbrengengaat derhalve hier niet op. Ieder kenner ziet dat. Op het oogenblik betalen de fabriekanten p. m. 140 per hectare, een prijs, die niet zoude kunnen behaald wordenindien het land niet in de na bijheid van eene groote en bevolkte stad gelegen was. Mij komt het voor, dat een prijs van ƒ140 voldoende is. Voor eenige jaren is de prijs reeds op 1000, dat is ongeveer ƒ140 per hectare, gebracht. Nu nog meer te vragenzoude zijn misbruik maken van de positie der fabriekantendie het land a tout prix moeten hebbenomdat zij er hunne raamtoestellen op hebben staan en deze bijna niet te verplaatsen zijn. Ik ben geen voorstan der van kunstmatige bescherming der industrie, maar bij een prijs van ƒ140 per hectare voor zulk slecht land, kan daarvan geen quaestie zijn; eerder van het tegendeel. Het voorstel van den heer Driessen dat voldoende ondersteund iswordt in rondvraag gebracht en verworpen met 10 tegen 9 stemmen. Voor stemden: de heeren Wilhelmy Damsté, Suringar, Verster, Schel- tema, Du Kieu, Cock, Obreend'Aumerie en Driessen. Het voorstel van Burg. en Weth. wordt hierna aangenomen met 17 tegen 2 stemmen. Tegen stemdende heeren Du Rieu en Driessen. XIII. Voordracht tot wijziging van de verordening tot heffing van eene plaatselijke directe belasting. (Zie Ing. St. n°. 237.) De heer Scheltema. Alvorens dit punt in behandeling wordt gebracht, wensch ik bij wijze van motie van orde, voor te stellen deze voordracht eerst te doen behandelen in de sectiën. Heden ochtend heb ik reeds Burg. en Weth. en den Voorzitter der Commissie van Financiën met mijn voorstel in kennis gesteld, opdat zij er van zouden zijn gesaisisseerd. Ik ben tot het doen van dit voorstel geleidomdat ik geloof dat het gewiebt der zaak en het belang van het onderwerp een grondig onderzoek alleszins vorderen. Ten vorigen jare, en ook vroeger reeds is over eene incometax veel gesproken, maar toen wist men er nog niets van hoe bier in Leiden de werking daar van wezen zou. Eerst nu deze belasting een jaar in werking is, kan men de praktijk er van beoordeelen. Aan de behandeling, die nu plaats zal hebbeobecht ik meer gewicht dan aan de vroegere. De gebrekendie zich in de werking hebben voorgedaan kunnen niet anders dan na gezette behandeling worden opgeheven. Ik ben met de bestaande belasting niet ingenomen, maar ik ben het ook niet met deze voordracht; ik geloof dat, om tot een gewenscht resultaat te komenhet belang van het onderwerp en om de belastingen zoo goed mogelijk te doen zijn, vordert eene behan deling dezer voordracht in de sectiën te doen plaats hebben. De Voorzitter. Ik moet den heer Scheltema doen opmerkendat het mij nog a! vreemd voorkomt in de sectiën voorstellen tot wijziging te be handelen van eene verordening, die primitief niet in de sectiën is on derzocht. Mij dunkt, dat de nu voorgestelde wijziging niet van zoo ingrijpenden aard is, of zij kan zeer goed in eene openbare vergadering behandeld worden. De heer Scheltema. Het doet mij leed dat ik met u van meening moet verschillen. Aan de laatste discussiën omtrent deze zaak heb ik geen deel genomen, omdat ik toen niets nieuws aangaande dit onderwerp had verno men en ik er vroeger reeds zooveel over had geschreven en gesproken. Men kon toen ook niet weten hoe zij hier zou werken. Nu evenwel weten wij meer, nu is er eene proef met de incometax genomen en kan eene herziening met meer vrucht plaats hebben. Ik persisteer dus bij mijn voor stel om deze zaakvóórdat zij in openbare beraadslaging komteerst in de sectiën te behandelen. Het voorstel van den heer Scheltema, voldoende ondersteund zijnde, wordt hierop in stemming gebracht en verworpen met 12 tegen 7 stemmen. Voor stemden: de heeren Suringar, Goudsmit, Verster, Scheltema, Cock, Obreen en d'Aumerie. De Voorzitter. Thans stel ik voor, de voordracht in behandeling te nemen. De beer Goudsmit. Ik zie mij genoodzaakt voor te stellen de be raadslagingen over deze voordracht te sluiten. Het is nu reeds half vijf en ik geloof dat, al waren wij met den meest mogelijk blakenden ijver bezield wij deze zaak toch niet zouden kunnen afdoen. Ik voor mij althans zie niet dat er kans zou zijn de raadzaal vóór 10 uren te veriaten. Daarom 4oe ik het voorstel thans de beraadslagingen te sluiten. De Voorzitter. Ik wil gaarne aannemen dat dit punt thans niet zal kunnen worden afgedaan en ben bereid het tot eene volgende vergadering aan te houden, maar ik wensch toch den Raad te verzoeken eenige andere zakendie aan de orde zijn en die haast hebbennog in behandeling te nemen. De beer Cock. Ik ondersteun gaarne het voorstel van den heer Goudsmit. De zaak der belastingen is van te gewichtig belang om die nu maar even tjes te behandelen. Er kan over deze zaak zooveel worden gezegd, ook naar aanleiding van hetgeen er reeds over is gesproken en geschreven. Er kunnen tevens zooveel zaken bijkomen die besproken en overwogen moeten worden dat ik het hoogst onraadzaam zou achten nu met den donker dit onderwerp te behandelen. Ik wensch in overweging te geven dit punt aan te houden en thans de onderwerpendie haast hebbenaf te doen. De Voorzitter. Dit was ook de strekking van het voorstel van den heer Goudsmit. Ik stel voor, op een later te bepalen dag de behandeling der voordracht te doen plaats hebben. Dienovereenkomstig wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. XIV. Verzoek van M. C. E. Van Maanenom ontslag als hulponder wijzer aan de school n°. 1 voor minvermogenden. (Zie Ing. St. n°. 241.) Dat ontslag wordt eervol verleend. XV. Verzoek van Dr. H. Brongersma, om ontslag als leeraar aan de gemeente-instellingen voor hooger- en middelbaar onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 242.) Overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. wordt ook dit ontslag eervol verleend.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1878 | | pagina 4