63
De heer De Fremery. Ik zie er ook bezwaar in om een nieuw voorstel
te doen. De regeling, die mij gewenscht voorkomt, kan zeer gemakkelijk
plaats hebben bij de begrooting.
De heer Goudsmit. Nu weten Burg. en Weth. waaraan zij toe zijn.
Als mijn voorstel wordt aangenomen zal voorloopig de verordening blijven rusten
en zullen Burg. en Weth. gemachtigd worden de onontbeerlijke verbeteringen
aan te brengen. Dan weten Burg. en Weth. dat zij de machtiging hebben
van den Eaad voor hetgeen dringend noodzakelijk is.
De heer De Laat de Kanter. Hetgeen dringend noodzakelijk is, dat
is juist de betere bediening van de bruggen. Als de Raad het middel niet
wil om die verbetering aan te brengen, dan vervalt het geheele voorstel.
Gedeeltelijk de verordening in werking te stellengaat niet aan.
De heer Goudsmit. Ik heb het voorstel gedaan dat behoorlijk is onder
steund om de behandeling dezer verordening voorloopig uit te stellen en
Burg. en Weth. te machtigen die verbeteringen in de heffing in te voeren,
die dringend noodzakelijk zijn.
De heer De Fremery. Dan zou ik wel wenschen dat dit voorstel werd
gesplitst. Het eerste gedeelte acht ik zeer aannemelijk, het andere niet.
Van geen der leden van het Dagelijksch Bestuur kan verwacht worden dat
zij eenig ander voorstel zullen indienen zonder aanwijzing der noodige
middelen is geen verbetering mogelijk. Geen brugwachter kan worden
aangesteld zonder belooning. Wat de heer Du Rieu wenscht, een jaar de
ontvangsten te controleeren, is ook niet uitvoerbaar, als de middelen niet
worden aangewezen.
De heer Goudsmit. De heer De Fremery gaat uit van het denkbeeld
alles of niets. Maar de mogelijkheid zou toch kunnen bestaanniet zooveel
als thans is voorgesteld maar enkele verbeteringen te maken waarvoor ge
legenheid bestaat. Het gaat niet aan te zeggen dat de Raad de middelen
geweigerd heelt. De Raad wil de middelen aangewend zienmaar op de
beste en minst drukkende wijze. Ik wensch dus mijn voorstel te handhaven.
De heer Scheltema. Straks heb ik gevraagd, of niet bij enkele bruggen
een betere bediening zou kunnen worden ingevoerd. De Wethouder van
Fabricage heeft daarop geantwoord: neen, de verordening moet in haar
geheel worden uitgevoerd. Nu wensch ik te vragen, of het voorstel van
den heer Goudsmit niet op hetzelfde neerkomt als wat ik gevraagd heb.
De heer Goudsmit. Burg. en Weth. hebben, gelijk betaamt, een voor
stel gedaandat een ondeelbaar geheel uitmaaktmaar de Raad is daardoor
niet gebonden. De Raad kan mecnen dat de maatregel zonder zulke groote
kosten kan worden beproefd en gedeeltelijke verbetering mogelijk is. Nu
Burg. en Weth. zien dat de Raad niet den geheelen weg met hen willen
meemaken, kunnen zij met mijn voorstel toch genoegen nemen.
De heer Scheltema. Ismag ik vragen de bedoeling van den beer
Goudsmit dan nu alleen te verbeteren de bediening, maar niet het ver
anderen van het tarief
De heer Goudsmit. Mijn voorstel is (Jparin voorloopig geen verande
ring te brengen.
De heer Van der Lith. Het is toch raoeielijk vooruit te loopen op
het voorstel van Burg. en Weth. De heer Goudsmit wil alleen gedeeltelijke
verbetering der bediening, geen verhnoging van het tarief. Dat gaat echter
toch niet aanwant zij verklaren de geheele organisatie noodig en dooi; de
wet geboden en men kan toch Burg. en Weth. niet de verplichting opleg
gen voorstellen te doen in strijd met hunne overtuiging!
De lieer Goudsmit. Ik leg niets op aan Burg. en Weth. Mijn voorstel
voorkomt de objectie dat er dingen zijn die geen uitstel gedoogen.
De heer Van der Lith. En dat terwijl de Wethouder van Fabricage
zegt: geen verbeteiing of in haar geheel. Dus wil het voorstel Burg. en
Weth. de verplichting opleggen eene verklaring te doen die zij niet willen.
De heer De Laat de Kanter. Door de stemming over het voorstel
van den heer Goudsmit wordt, zonder stemming over art. 1, uitgemaakt
dat de kosten op de gemeentebegrooting moeten komen. Of men partieel
of geheel regelt, bezoldigen moet men altijd, en die bezoldigingen zullen,
wordt het voorstel van den heer Goudsmit aangenomenop de gemeente
begrooting moeten worden gebracht. Zonder stemming over art. 1 zonde
dus door dit voorstel uitgemaakt worden dat de lasten op de begrooting
zullen komen. Dat maakt voor mij het voorstel van den heer Goudsmit
onaannemelijk.
De heer Goudsmit. Ik heb juist een brug willen leggen voor Burg. en
Weth. Willen zij liever art. 1 in stemming gebracht hebbenhet is mij
welmaar ik voorspel hun dat zij daarop geen mooi weer zullen hebben.
De Voorzitter. Na al het gesprokene geloof ik dat, om tot eene eind
stemming te geraken het zuiverste zal zijn te beginnen met artikel l.
De heer Van der Lith. Met art. 1 van het eerste gedeelte der voor
dracht. Mocht dit toch worden verworpendan volgt daaruit nog niet dat
de andere concept-verordening, het 2de gedeelte der voordracht, is vervallen.
Eerst moet uitgemaakt worden of het bruggeld zal worden verhoogd. Het
tweede voorstel, de reorganisatie der brugbedieningstaat op zich zelf. Ik
merk dit slechts op tot juist verstand der zaak opdat bij verwerping van
art. 1eerste gedeeltehet niet beschouwd worde dat ook het tweede
voorstel is vervallen.
De heer Goudsmit. Ik acht het wenschelijk dat eerst mijn voorstel in
stemming kome. Ik heb voorgesteld voorloopig de behandeling der veror
dening uit te stellen en Burg. en Weth. te machtigen dringend noodige
verbeteringen aan te brengen.
De heer Van Iterson. Eenige nadere explicatie schijnt mij toch wel
wenschelijk. De lieer Goudsmit spreekt van machtigen van Burg. en Weth.
om dringende verbeteringen aan te brengen. Is de bedoeling dat zulks ge
schiede zonder of met voorkennis van den Raad?
De heer Goudsmit. De bedoeling ia natuurlijk dat Burg. en Weth.
gemachtigd zijn voorstellen te dien opzichte te doen.
De heer Van Iterson. Daartoe hebben Burg. en Weth. geen bepaalde
machtiging noodig.
De heer Goud3MIT. De Raad meent dat men niet dan gedeeltelijk den
weg moet uitgaan thans voorgesteld. Dat is de beteekenis van het voorstel.
De Voorzitter. Ik zou dan toch liever het woord #uitnoodigen" bo
ven rmachtigen" verkiezen.
De heer Goudsmit. Met die wijziging heb ik vrede.
In stemming gebrachtwordt het voorstel van den heer Goudsmit ver
worpen met 11 tegen 9 stemmen.
Vóór stemden: de heeren Scheltema, d'Aumerie, DriessenVan Wensen,
De Fremery, Goudsmit, Verster, Juta en Suringar.
De Voorzitter. Dan is nu aan de orde art. 1 van bet besluit tot
beffing.
De heer Van der Lith. Ik wenschte eene kleine opheldering te vragen
aan het Dagelijksch Bestuur. Door de verwerping van art. 1 wordt niets
uitgemaakt omtrent de reorganisatie. Alleen wordt daarbij beslist de hoe
grootheid van het te heffen bruggeld. Is dit niet de bedoeling?
De heer De Laat de Kanter. Ik zou denken dat een der leden van
de Commissie van Financien wel zou doen als amendement of liever als
subsidiair voorstel in overweging te geven om als art. 1 verworpen mocht
worden daaruit af te leiden dat het bestaande tarief is behouden.
De heer Van der Lith. Als de overige leden der Commissie er niets
tegen hebbenvind ik dat goed.
De heer Wilhelmy Damsté. Ik wenschte wel eene vraag te doen.
Het voorsteldat nu gedaan is om het bruggeld te verhoogenkan ik
niet goedkeuren. Ook is het niet billijk dat alle schepen 5 cents zullen
moeten betalenzelfs de kleinste schuiten. Ik zou gaarne daarom zien dat
iemand voorstelde in art. 1 te lezen: schuiten beneden 10 ton 2\ ets.,
van 1040 ton 5 cents en daarboven 10 cents. Dat zou ik billijker
vinden. Zoo is de brug over den Ouden Singel aan de Beestenmarkt zoo
laag dat zij voor zeer kleine schuiten opengedraaid moet worden. Ook
daarvoor 5 cents te heffen is te hoog.
De Voorzitter. Maakt gij er een voorstel van?
De heer Wilhelmy Damsté. Neen, ik geef het denkbeeld alleen aan
de Commissie van Financiën in overweging.
De heer Van der Lith. Ik zocht nog steeds naar een middel om mijn
denkbeeld te formuleeren. De heer Van Iterson doet mij daar een middel
aan de hand, al zij het dan ook slechts om mij te helpen en zonder dat
het zijn stem eenigszins bindt, namelijk om art. 1 te lezen zoo, dat in
plaats van het heffen van een hoogere som behouden worde de som die
nu wordt geheven. Daarmede wordt de zaak misschien gevonden. Ik stel
dus voor, art. 1 te behouden gelijk nu is voorgesteld, met inlassching van
het oude tarief. Daarin ligt opgesloten dat wij medegaan met de brug
wachters-organisatie.
De heer De Laat de Kanter. Mij dunkt dat eerst omtrent artikel 1
en het daarop voorgestelde araendement eene beslissing moet vallen en dan
de volgende artikelen in discussie moeten worden gebracht. Dan blijft
ieder vrij.
De heer Van der Lith. De hoofdzaak is eigenlijk gelegen in art. 2
van de verordening op de invordering, dat er niet meer aangesteld zullen
worden brugwachters die zich zeiven betalen.
De heer Van Iterson. Maar er is toch eigenlijk geen voorstel gedaan
tot reorganisatie van de bediening der bruggen.
De heer De Laat de Kanter. Het voorstel tot reorganisatie der be
diening van de bruggen is niet afhankelijk van den onveranderden inhoud
van* het voorgestelde art. 1.
De heer Van Iterson. Dit punt is niet afhankelijk van het besluit om
trent de heffing of de invordering. Er is geen voorstel omtrent de reor
ganisatie der bediening, zooals ik reeds heb opgemerkt.
De Voorzitter. Maar er zou bij kunnen gevoegd worden »op den door
Burg. en Weth. voorgestelden voet." Ik kan in stemming brengen de
vraag, of men wil meegaan met de reorganisatie, gelijk die door Burg. en
Weth. is voorgesteld.
De heer Van der Lith. Eerst behoort de reorganisatie in principe te
zijn uitgemaakt. Dan komt de quaestie van het geld.
De heer Cock. Ieder zal wel zijn voor eene verbeterde organisatie der
bediening van de bruggen. Maar de vraag is, wie betalen zal de meerdere
kosten daarvande schipperij of de burgerij.
De heer Van Iterson. Ik geloof ook dat het beste zal zijn van de rij
af de artikelen te behandelen aan te vangen met art. I.
De heer Goudsmit. Ja; wordt art. 1 niet aangenomen dan kunnen
Burg. en Wetb. de voordracht comme non avenu beschouwen.
De heer Van der Lith. Ja, maar dan mijn amendement.
De heer Van Iterson. Dan kunt gij tegenstemmen.
De heer Van der Lith. Ik wensch te doen uitkomen dat het niet te
doen is om de zaak ter zijde te stellen. Ik stel dus voor, in plaats van
het tarief nu in art. 1 voorgesteldte lezen »het oude tarief".
De heer Cock. Dat is geen amendement. Dat is eenvoudig de zaak
omkeeren.
De heer Van der Lith. Ik dacht dat ik het recht had op elk artikel
een amendement voor te stellen.
De heer De Fremery. Ik wensch aan den heer Van der Lith te
vragen, of zijn voorstel er toe leiden zal om het ontbrekende bij lager
tarief aan te vullen door verhooging van de plaatselijke directe belasting.
De heer Van der Lith. Ja, tenzij aangenomen worde het voorstel
van de Commissie van Financiën om de inwerkingtreding tot later uit
te stellen.
De heer Van Iterson. Als het amendement van den heer Van der
Lith, dat ik, al beeft hij gezegd dat het door mij is uitgevonden, niet
beaamwordt aangenomendan zou dit willen zeggen dat wij krijgen eene
reorganisatie van de brugwachters personen gekleed in uniform met politie
macht enz. En dat een en ander te betalen uit eene verhooging van de
plaatselijke belasting. Het gaat, dunkt mij, niet aan zulk een wijdstrek-
kende beteekenis te geven aan de stemming over eenig voorstelwelks
inhoud r.iets van dat alles doet vermoeden.