35 De heer Juta. Ik zoude gaarne weten of de termijn geheel verstreken was, dan wel of de reclame op den laatsten dag is ingekomen. De Voorzitter. De reclame is ontvangen na het opmaken van het rapport, derhalve na het verstrijken van den termijn, en dus zijn geen inlichtingen kunnen gegeven worden. De heer Du Bieu. Op het bezwaarschrift van mevr. Van Schilfgaarde is door Burg. en Weth. afwijzend beschiktniettegenstaande zij verklaart hoe groot haar inkomen is; mijns inziens had men zulk eene verklaring moeten aannemen. Burg. en Weth. geven als reden van hunne afwijzing aan dat zij tot maatstaf genomen hebben de huurwaarde of aanslag in de vorige belasting. Die grondslag is ten vorigen jare afgekeurd en daarvoor treedt de tegenwoordige belasting in de plaats; ik ben van oordeel dat men op dien verworpen grondslag niet mag voortbouwen. De Voorzitter. Voor de eerste maal dat Burg. en Weth. de raoeielijke taak te vervullen hadden om de aangiften te beoordeelennamen zijbij gerezen twijfel of de opgave juist was, als regel aan, daar waar andere gegevens gemist werden, den aanslag van het vorige jaar, d. i. volgens het vermoedelijk inkomenals maatstaf te nemen. De alzoo ambtshalve verhoogde aangeslagenen werden bij gesloten brief daarvan in kennis ge steld met uitnoodiging omzoo zij zich bezwaard mochten gevoelende noodige inlichtingen aan Burg. en Weth. te verstrekken. Op deze wijze zijn een aanzienlijk aantal belanghebbenden voor ons verschenen, waarvan zeer velen al spoedig tot de overtuiging werden gebracht, dat zij, hoewel meestal geheel ter goeder trouween te laag cijfer hadden aangegeven. Ook mevr. Van Schilfgaarde is daartoe in de gelegenheid gesteld en had, des- verkiezende door iemand van harentwegede noodige inlichtingen kunnen doen geven. De door haar aan het Dagelijksch Bestuur gerichte brief zal toch wel niet als zoodanig beschouwd worden. Er waren dus gecue redenen om op dien aanslag terug te komen. De heer Scheltema. Ik heb het woord gevraagd om te zeggen dat ik mijne stem niet kan geven aan de goedkeuring van dit kohier. Het hoofd beginsel van onze nieuwe belasting is dat ieder zal betalen naar zijn inko men en wel naar zijn zuiver inkomen. Het zuiver inkomen is de eenige grondslag van belasting. Het kohier moet daataan beantwoordeneene vluchtige inzage is voldoende om zich te overtuigen dat het dit niet doet, dat over het algemeen het zuiver inkomen niet als grondslag genomen is bij de aangiftenen evenmin hij de beoordeeling daarvan door Burg. en Weth. of bij aanslagen door hen ambtshalve gedaan. Burg. en Weth. kun nen naar mijn oordeel het inkomen van de meeste belastingschuldigen ook niet weten, en zijn bij gevolg niet in staat de opgaven te beoordeelen, nog minder het inkomen der belastingschuldigen te berekenen. Maar dit is dan ook niet door mij aan Burg. en Weth. opgedragen. Ik heb tegen deze belasting gestemd. Burg. en Weth. hebben zichzelvcn daarmede be last. Zij hebben de nieuwe belasting zeiven voorgestelden hebben vrij willig op zich genomen de aangiften te beoordeelen en ambtshalve aan te slaan wie geen aangifte gedaan heeften nu zou men recht hebben te verwachten dat het kohier, door Burg. en Weth. opgemaakt, zou beant woord hebben aan hetgeen de belasting wil, en in de verordening is be paald dit namelijk dat het zuiver inkomen van den belastingschuldige de grond slag van zijn aanslag is. Het kohier beantwoordt daaraan niet en daarom zal ik tegen stemmen. De heer Van Iterson. Ik wenschte u wel te verzoeken, mijnheer de Voorzitter, de verschillende bezwaren, die zijn ingekomen, niet en bloc, maar een voor een te behandelen. De Voorzitter. Ik zal alsnu het eerst aan de goedkeuring van den Baad onderwerpen den aanslag van Filippo. Burg. en Weth. stellen voor dien te brengen van 55.44 op f 73.92. Met betrekking tot den aanslag van A. Lind Jr. stellen wij u voor dien te doen vervallen en het kohier met het bedrag daarvan te verminderen. Omtrent dien van W. L. P. A. Moolengraaft en G. A. F. Moolengraaffstellen wij Uwe Vergadering voor die te behoudenwaarbij Burg. en Weth. moeten opmerkendat de in deze gemeente wonende voogden van minderjarige elders verblijvenden alhier niet zijn aangeslagen. Omtrent den aanslag van mevr. Van Schilfgaarde hebben Burg. en Weth. de noodige inlichtingen gegeven en op grond daarvan stellen zij voor den aanslag te handhaven. De verschillende voorstellen van Burg. en Weth. worden achtereenvolgens aangenomen, het laatste met 17 tegen 5 stemmen. Tegen stemden: de heeren Dn Bieu, Van Iterson, Scheltema, Verster en Cock. De heer Krantz hield zich buiten stemming. Het kohier, hierop in zijn geheel in stemming gebracht, wordt, met de wijziging in de cijfers omtrent de aanslagen van Filippo en Lind aange nomen met 19 tegen 4 stemmen. Tegen stemdende heeren Du BieuLe PooleScheltema en Verster. De Voorzitter. Het kohier zal nog acht dagen ter visie liggen, alvo rens het ter goedkeuring aan Gedep. Staten zal worden opgezonden. XVI. Verzoek van mej. W. S. J. S. Hubrecht, betrekkelijk het gebruik van het lokaal der school n®. 2 voor onvermogendeotot bet geven van godsdienst onderwijs. (Zie Ing. St. nos. 31 en 103.) De Voorzitter. Aan het indertijd geopperd grondwettig bezwaar is thans gevolg gegeven. Ik geloof niet dat er nu andere redenen tegen de inwilliging bestaan. Zonder stemming wordt het verzoek toegestaan. De heer Verster ver klaart zich buiten stemming te houden. XVII. Bekening van het Nederlandsch Israëlietisch armbestuur, over 1877. (Zie Ing. St. n#. 95). De Voorzitter. Uit deze rekening blijkt dat de ontvangsten hebben bedragen f 1381.14£ en de uitgaven /"1241.30}, zoodat er een goed slot is van f 139.84. Ik stel derhalve voor deze rekening goed te keuren. Met algeraeene stemmen wordt biertoe besloten. De Voorzitter. Verlangt nu ook nog iemand het woerd? De heer Dbiessen. Ik verlang, alvorens de vergadering w°rdt gesloten nog eene vraag te doen. Wanneer ik mij niet bedrieg wordt het duin water, voor de straatreservoirs benoodigdnog altijd van Halfweg gehaald; is dat nu nog wel noodig? De heer De Laat de Kanter. Zoolang de standpijpen nog niet in werking zijnmoeten toch de reservoirs gevuld worden en dit heeft plaats door middel van schuiten v die het water van Halfweg halen weet de heer Driessen een ander middel aan te gevenhet zal mij aangenaam zijn en ik zal trachten het in toepassing te brengen. De heer Driessen. Ik geloof dat bet kan gevonden door bet aanbren gen van kranen aan de pijpen bij de bruggen. De heer De Laat de Kanteb. Dat zou kunnen gebeurenmaar dan hebben wij weder meters noodig. De heer Driessen. Het was slechts eene vraagdie ik deed met het oog op de kosten. De beer De Laat de Kanter. Ik zal gaarne onderzoeken of het mo gelijk is aan het verlangen van den vorigen geachten spreker te voldoen en of het noodig is voor den korten tijd dat het nog zal duren tot eene verandering over te gaan. Ik zeg den heer Driessen dank voor den gegu- ven wenk. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DBABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1878 | | pagina 3