34
waaruit dus als van zelfs voortvloeit dat de requestranten wel degelijk tot
het kader van ambtenaren behooren althans destijds zoo werden beschouwd
welk gevoelen de Edel-Acbtbare beeren Burgemeester en Wethouders ook
nu nog schijnen te deelennaar aanleiding der missive van IiEd. Achtb.
dd. 27 Mei jl. aan Uwe Vergadering, immers wij lezen daarin «nu door
die omstandigheid eenige personen uit den dienst der gemeente ontslagen
worden".
Om alle welke redenen de requestranten de vrijheid nemen zich met
eerbied tot UEd. Achtb. te wendenmet verzoek dat het op heden door
UEd. te behandelen voorstel van heeren Burgemeester en Wethouders, in
overleg met de Commissie van Fabricage aan Uwe Vergadering gedaan
om hun requestranten gedurende een jaar na de opheffing hunner bedie
ning een wachtgeld toe te kennen van ƒ3.50 per week, zijnde de helft
van hunne tegenwoordige bezoldiging, zal worden aangenomen.
't Welk doende, enz."
Leiden, 17 Juni 1878.
De heer De Laat de Kanteb. Daar niemand anders het woord vraagt,
acht ik mij verplicht, naar aanleiding van het advies der Commissie van
Financiëneen enkel woord te zeggen tot aanbeveling van het voorstel van
Burg. en Weth. Ik kan niet anders zeggendan dat ik door dat advies
eenigszins teleurgesteld ben. Als er eenige tak van dienst wordt opgeheven
dan is het noch bij het rijknoch bij de provincienoch bij de gemeenten
de gewoonte om de personenwelke tot dien tak van dienst in betrekking
stonden, zonder eenige tegemoetkoming aan den dijk te zetten. Zoo her
inner ik dan ook dat bij de verandering die het belastingstelsel van de
gemeente onderging door de opheffing der gemeente-accijnsen de ambtenaren
die daaraan verbonden warengedurende eenigen tijdals ik mij niet vergi
gedurende drie jareneene tegemoetkoming hebben genoten ten einde hen
in de gelegenheid te stellen zich een ander middel van bestaan te ver
schaffen. Dut stelsel wenschten wij ook hier in toepassing gebracht te
zien, omdat wij het billijk achten. Men bedenke toch wel dat het hier
personen betreft, die gedurende vele jaren in dienst geweest zijn en zekeren
leeftijd hebben bereikt, waardoor het hun moeieiijk valt om zoo dadelijk
weder aan den kost te komen. Er zijn dusnaar wij meenenalleszins
termen om deze personen gedurende een jaar in het genot van een matig
wachtgeld te stellen. Werd het voorstel vau de Commissie van Financiën
aangenomen, om de tegemoetkoming slechts voor den tijd van drie maanden
te verleenendan zou het gevolg daarvan zijndat die menschen na ver
loop van dien tijdniets zouden hebben en den winter zouden moeten
ingaan zonder eenig raiddel van bestaan. Ik meen dus op de aanneming
van het voorstel van Burg. en Weth. bij den Baad te moeten aandringen.
De heer IIartevelt. Ik zal mij niet verder uitlaten over het voorstel
van Burg. en Weth. of het advies van de Commissie van Financiën, maar
ik meen den Raad in overweging te moeten geven om, hetzij men tot
eene tegemoetkoming van een jaar of van drie maanden besluite, er in
allen gevalle den naam van wachtgeld niet aan te geven. Het ware dan
beter het eene gratificatie te noemen.
De heer De Laat de Kanter. Tegen den naam van gratificatie heb
ik volstrekt geen bezwaar. Immers noch bij de Commissie van Fabricage,
die in deze zaak het initiatief heeft genomen, noch bij Burg. en Weth.,
beslHRt het denkbeeld de tegemoetkoming langer dan een jaar te doen voort
duren. Beider bedoeling was om de personen in quaestie slechts gedurende
een jaar in bet genot te stelleu van de helft van hun loon ten einde hun
de gelegenheid te verschaffen gedurende dien tijd een ander middel van
bestaan te zoeken. Ik heb er dus geen bezwaar tegen dat het woord
«wachtgeld" in «gratificatie" wordt veranderd.
De heer IIartevelt. Dan stel ik namens de Commissie van Financiën
voor, om aan de meergemelde personen bij wijze vnn gratificatie gedurende
den tijd van drie maanden de helft toe te kennen van het loon dat zij
ontvingen.
Dat voorstel wordt voldoende ondersteund.
In omvraag gebracht wordt het verworpen met 13 tegen 10 stemmen.
Voor stemden: de heeren Van Hettinga Tromp, d'Aumerie, Du Rieu,
IIartevelt, DriessenVan Iterson, Cock, Suringar, Obreen en Krantz.
Daarna wordt het voorstel van Burg. en Weth. (met de wijziging dat
«wachtgeld" in «gratificatie" wordt veranderd) in omvraag gebracht en aan
genomen met 12 tegen 11 stemmen.
Tegen stemden: de heeren Van Hettinga Tromp, d'Aumerie, Du Rieu,
Hartevelt, Driessen, Van Iterson, Scheltema, Cock, Suringar, Obreen
en Krantz.
VI. Suppletoire staten der begrooting van het R. K. Armbestuur,
dienst 1877.
(Zie Ing. St. n'. 91.)
Wordt met algemeene stemmen aangenomen.
VII. Voordrachten tot het verleenen van afschrijving van plaatselijke
directe belasting, dienst 1877.
(Zie Ing. St. nos. 92 en 104.)
Deze worden aangenomen met 22 stemmen tegen 1die van den heer
Vers ter.
VIII. Voordracht tot benoeming van een hoofdonderwijzer der school
n°. 3 voor minvermogenden.
(Zie Ing. St. n°. 94.)
Wordt met algemeene stemmen aangenomen.
IX. Staten van af- en overschrijving op de gemeente-begrootingdienst 1877.
(Zie Ing. St. n°. 96.)
Deze worden met algemeene stemmen goedgekeurd.
X. Staten van af- en overschrijving op de gemeente-begrooting, dienst 1878.
(Zie Ing. St. n°. 97.)
Deze worden met algemeene stemmen goedgekeurd.
XI. Voordracht betrekkelijk do rooiing van boomen op de Nieu.vstraat.
(Zie Ing. St. n°. 98.)
Wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
XII. Verzoek van het bestuur der Kweekschool voor zeevaartter beko
ming van gemeentegroud.
(Zie Ing. St. n". 100.)
De heer De Laat de Kanter. Namens het bestuur van de Kweek
school voor zeevaart verzoek ik de vergadering deze zaak niet te behan
delen. Het is zijn voornemen een nader verzoek aan den Raad te doen
waardoor dit vervalt en dus niet verder behandeld behoeft te worden.
De Voorzitter. Ingevolge dit verzoek stel ik voor deze zaak niet
verder te behandelen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
XIII. Verzoek van S. Hoogtijling, betrekkelijk het leggen van een dam.
(Zie Ing. St. n°. 101.)
Het voorstel van Burg. en Weth. omovereenkomstig het rapport van
de Commissie van Fabricage, op dit adres gunstig te beschikken, wordt
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
XIV. Voordracht betrekkelijk de tijdelijke opneming van gelden, met
suppletoiren staat van begrooting, 1878.
(Zie Ing. St. n°. 102.)
De heer Van der Zweep. Ik heb het woord gevraagd om te verklaren
dat ik niet kan medegaan met het voorstel van het Dagelijksch Bestuur
en wel om twee redenen. In de eerste plaats omdat ik eene geldleening
tegen 5 pCt. veel te duur voor Leiden acht. Verleden week werd door de
gemeente Sloten eene geldleening tegen 4 pCt. van pl. ra. 3 ton uitge-
schievenmet dit resultaat dat voor het dubbel werd ingeschreven. Zoodat
ik wel geloof dat het bcnoodigde geld ook voor Leiden tegen minder dan
5 pCt. zal te verkrijgen zijn. In de tweede plaats ben ik tegen de voor
dracht, omdat het plan schijnt te bestaan deze maand ƒ11125 als rente
aan de duinwater maatschappij te betalen, die wij niet schuldig zijn. De
termijn daarvoor isnaar mijn oordeelnog niet verschenen. Zoolang
het boekjaar niet is afgesloten, weten wij niet hoe de uitkomsten der duin
water exploitatie zijn geweest, en dat dient toch uit de boeken te blijken,
daar het daarvan zal ai hangen of wij zullen moeten betalen ja dan neen.
Ik heb gemeend deze mijne bezwaren tegen de voordracht te moeten ken
baar maken.
De heer De Fremerv. Ik meen den heer Van der Zweep te moeten doen
opmerken dat de Raad bij contract verbonden is tot uitkeering van de
rentenzoolang die niet uit de exploitatie zelve kunnen gekweten worden
ook op de begrooting van dit jaar is het bedrag beschikbaar gesteld. Den
30sten Juni vervalt de eerste coupon, en nu kan er m. i. geen quaestie van
zijn dat de gelden niet zouden moeten worden uitgekeerd. Wij wenschen
het kapitaal, benoodigd om te voorzien in de tijdelijke behoefte aan kas
geld niet op te nemen tegen te hooge rentedat is volstrekt niet de be
doeling. l)e begrooting bepaalt dat de renten niet hooger mogen zijn dan
5 pCt. Kunnen wij het geld tegen 4 pCt. of zelfs minder verkrijgen,
het zal ons zeker genoegen doen en aan de belangen der gemeente bevor
derlijk zijn. Het geld is echter slechts tijdelijk benoodigd en kan misschien
over weinige weken of maanden weder worden teruggegevenen dan wordt
in dergelijk geval dikwijls eene hoogere rente bedongen dan bij een leening,
die voor een aantal jaren wordt aangegaandit moet wel in het oog
worden gehouden. Ik hoop dat de heer Van der Zweep zich met het
door mij aangevoerde zal kunnen vereenigen en dat hij er dus op zal wil
len terugkomen om ons voorstel af te keuren. Overigens moet ik herhalen
dat wij ons verbonden hebben de renten voor de geldleening der duinwa
terleiding uit te keeren en dat wij dus daaraan ook moeten voldoen.
De heer Van der Zweep. Ingevolge art. 19 der concessie garandeeren
wij 5 pCt. rente (wij geven gepn subsidie), maar dan moet blijken dat wij
het schuldig zijn. Elke maatschappij stelt haar dividend eerst vast na het
sluiten der boeken. Hier nu zal de rente op de helft van het jaar worden
voldaan en dat is, geloof ik, nergens ooit het geval. Gesteld eens dat
tusschen nu en December de winst der duinwater exploitatie zoo groot zal
zijn. dat wij in Januari niets zullen behoeven te betalen, dan hebben wij
toch immers de helft te veel betaald. Daarom kan ik mij niet met het
gedane voorstel vereenigenen ik herhaal hetbij geen maatschappij wordt
op deze wijze te werk gegaan.
De heer Hartevelt. Het is ook mijne meening dat de heer Van der
Zweep in erreur verkeert. Wanneer zich het geval mocht voordoen, dat
er met het einde dezes jaars werkelijk winst door de maatschappij was be
haald, en alzoo de gemeente had betaald, wat dan blijken zal niet door
haar verschuldigd te zijndan zal de maatschappij zooveel aan de gemeente
terug te betalen hebben. Wat aangaat de opname van geld tot hoogstens
5 pCt.hierop heeft de heer De Fremery reeds aangevoerd dat er geen
quaestie is van eene geldleening, maar alleen van het voorzien in tijdelijke
behoefte aan kasgeldik ben het met den heer De Fremery eensdat het
opnemen van geld voor korten tijd bij een kassier meer renten kost, dan
wanneer eene geldleening werd aangegaan. Wanneer Leiden 3 of 4 ton
moest leenen, dan geloof ik vast dat niet meer dan 4 pCt. zoude behoeven
te worden betaald.
In stemming gebracht, wordt de voordracht met 18 tegen 5 stemmen
aangenomen.
Tegen stemden: de heeren Scheltema, Verster, Cock, Van der Zweep
en Obreen.
XV. Kohier der plaatselijke directe belasting 1878.
(Zie Ing. St. n°. 105).
De Voorzitter. Van mevrouw de wed. Kleyn geb. Van den Esis
ingekomen eene reclamedie daags nadat de termijn tot het inbrengen
van bezwaren was geëxpireerd bij ons is ontvangen. Ik stel Uwe Vergade
ring voor deze buiten behandeling te laten.