29 Zitting Tan Donderdag 23 Mei 1873, geopend 's namiddags te 2 uren. Voorzitter: de lieer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandelcr. Te behandelen onderwerpen: 1°. Verzoek van N. Van der Poel, betrekkelijk de demping van de sloot aan hel Delflsche jaagpad. (80) 2'. Idem van Mej. W. S. J. S. Hubrecht, betrekkelijk het gebruik van liet lokaal der school n". 2 voor onvermogendentot hel geven van gods dienstonderwijs. (81) 3". Staat van af- en overschrijving van de begrooting der dienstdoende Schutterij voor 1877. (79) 4*. Voordracht tot verkoop van Inschrijving op het Grootboek. (83) 5". Slaat van af- en overschrijving en suppletoire slaat van de gemeente- begrooling, dienst 1877. (84) 6*. Voordracht betrekkelijk de politie. (82) Tegenwoordig de heeren Verster, Eigeman, Wilhelmy Damsté, Van der Zweep, Van Hettinga Tromp, Du Bieu, d'Aumerie, Obreen, Van Iterson Krantz, Van Wensen, De Fremery, De Laat de Kouter, Hartevelt, Le PooleGoudsmit, Driessen Juta en Van den Brandeler. De heeren Librecht Lezwijn en Cock gaven kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 9 Mei 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede 1°. Dispositie van de Gedep. Staten, dd. 14/17 Mei, n°. 7, ten geleide van de goedgekeurde raadsbesluiten van 9 Mei jl.tot verhuring van de woning boven het Telegraafkantoor aan het Kijk en tot wijziging van het tarief voor het gebruik der Gehoorzaal. 2®. Missive van Dr. A. E. J. Holwerda, berichtende zijne infunctie treding op 1 Juni a. s. Deze missive is van den volgenden inhoud: 'Schiedam, 9 Mei 1878. Edel-Achtbare Heeren. De ondergeteekendein uwe zitting van 4 April jl. benoemd tot leeraar aan de Hoogere Burgerschool en bet Gymnasium in uwe gemeente, heelt bij dezen de eer, onder dankbetuiging voor die benoeming, UEd. Achtb. mede te deelendat hij in de heden gehouden zitting van den Schiedamschen Gemeenteraad tegen 1 Juni e. k. eervol uit zijne betrekkingen alhier ont slagen is, en hij dus op dien datum zijne werkzaamheden in uwe gemeente hoopt aan te vangen. Met verschuldigden eerbied UEd. Achtb. dw. dn. Aan den Baad der gemeente Leiden." A. E. J. Holweeda. Beide stukken worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1*. Adres van J. Van der Wiel, om eene stoep te leggen. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te stellen in handen van Burg. en Weth. 2°. Kekening van het Stedelijk Werkbnis over 1877. 3°. Kekening van het Ned. Israelietisch Armbestuur over 1877. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen van de Commissie van Financiën. 4°. Adres van S. J. Fontein, houdende klachten over het houden van varkens aan de Haven. Dit luidt als volgt: Aan den Gemeenteraad van Leiden. Ondergeteekende S. J. Fonteinbewoner van perceel Wijk VIIIn°. 5 aan de Havengeeft met verschuldigden eerbied te kennen dat een zijner kinderen lijdende is aan typhus, welker ontstaan de heeren doctoren toeschrijven aan het houden van een varkens-mesthok in het naaste perceel, belendende aan het zijne dat zij als gronden daarvoor opgevendat twee jaren geleden eenige zijner kinderen door dezelfde ziekte zijn aangetast, dat zij het vorige jaar daarvan verschoond bleven dat het vorige jaar daar geen varkens zijn ge mest maar wel in de jaren dat bij hem de ziekte is uitgebroken dat zij het aanwezig zijn van die inrichting dus schadelijk vinden voor den gezondheidstoestand dezer gemeente; weshalve hij verzoekt dat de Ge meenteraad moge besluiten tot het verwijderen van bovengenoemd mesthok. 't Welk doende, Leiden, 20 Mei 1878. S. J. Fontein. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te renvoyeeren aan Burg. en Wetb. ter beschikking. 5°. Voordracht voor de benoeming van een onderwijzer 2de klasse aan de jongensschool der lsle klasse. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze in de leeskamer ter inzage van de leden neder te leggen. De Voorzitter deelt nog het volgende mede: 1°. Dat is ingekomen eene dankbetuiging van wege Z. K. H. prins Hendrik, wegens de gelukwensching van het Gemeentebestuur, naar aan leiding van het voorgenomen huwelijk van Z. K. H. 2®. Dat de werken van de duinwaterleiding door deskundigen zijn onder zocht en in volkomen goeden staat bevonden en dat de duinwaterleiding den 15den dezer is opengesteldalzoo ongeveer éón jaar vóór den vast- gestelden termijn. 3®. Dat, ingevolge raadsbesluit van 4 Juni 1863, volgens den rooster, de Commissie voor de loting bij de schutterij dit jaar zal zijn samengesteld ZlTTlNQVERSLAG 1878. uit de leden Goudsmit en Du Rieuterwijl de leden Hartevelt en Van der Zweep de Commissie van onderzoek bij de schutterij zullen uitmaken. Deze raededeelingen worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter. Alvorens over te gaan tot de behandeling van de onderwerpendie aan de orde van den dag zijn gesteldwensch ik te antwoorden op de vragen in de vorige zitting door den lieer Van Iterson gedaan. Bij gelegenheid van het ontslagdat in de vergadering van den 4den October aan den heer Van Logbem op zijn verzoek als leeraar in de wiskunde aan de scholen voor hooger-en middelbaar onderwijs werd gegeven, is aan Burg. en Weth. machtiging verleend om tijdelijk in die vacature te voor zien. Hierop werd Dr. Lorentz tot vervulling van die betrekking voorge dragen maar daar die heer inmiddels tot hoogleeraar werd benoemd, is die voordracht zonder gevolg gebleven. Burg. en Wetb. zijn alstoen in overleg getreden met de gemengde Commissie van toezicht voor hooger- en middelbaar onderwijsomtrent hetgeen verder in deze te doen stond. Op dat oogenblik weder eene oproeping te doen achtte menook met het oog op het gebrek aan bevoegde sollicitanten, niet wenschelijk, to minder daar de heer Van Deventer, die tijdelijk belast was met het bedoelde onderwijs, bij uitstek voldeed aan de hem opgedragen taak. Daarbij kivam nog dat men huiverig was midden in een cursus weder eene verandering te brengen hetgeen niet anders dan tot nadeel moest strekken voor een geregeld voort gezet onderwijs. De heer Van Iter30N. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter, voor de gedane mededeeling. Ik heb de vraag geenszins gedaan omdat ik twijfelde aan de behartiging van deze aangelegenheid door Burg. en Weth. In ver band echter met de vragen in de voorlaatste vergadering door den heer Hartevelt tot u gericht, neem ik de vrijheid in overweging te geven, om, indien in het vervolg zich weder buitengewone omstandigheden mochten voordoen, waardoor de aanvulling van eene vacature wordt uitgesteld, de redenendie tot dat uitstel aanleiding gevenaan den Raad mede te deelen. Het had nu den schijn alsof men met de vervulling der vaceerende betrek king traineerde, zonder dat van noodzakelijkheid of wenschelijkheid ge bleken was. De Voorzitter. Ik zou zulks onnoodig achten en buitendien zou dan de vraag rijzen, wanneer het oogenblik daar zou zijn dat die mededeeling aan den ltaad zou moeten geschieden. De heer Van Iterson. Het komt mij voor dat de grens, die de Voor zitter verlangde gesteld te zienvoor de hand ligt. Volgens de gewone wijze van handelen wordt er, wanneer er eene vacature ontstaateene oproe ping gedaan en eene voordracht aan den Raad aangeboden. Vóór dat alle betrokken collegicn of autoriteiten gehoord zijn, gaat er altijd een geruime tijd voorbij. Er wordt dus een geruime tijd vereischt, eer dat de Raad eene benoeming kan doen. Die voorbereidende maatregelen wenscb ik niet te verhaasten; het onderzoek omtrent de candidaten moet ampel plaats kunnen hebben. Als er echter in den gewonen loop van zaken eene stag natie ontstaat, als men met opzet, om welke reden dan ook, de oproeping, het onderzoek of de voordracht verschuift en met de afdoening geen voort gang maaktjade zaak voor langen tijd laat rustendan geloof ik dat het oogenblik daar is om den Raad in kennis te stellen met de redenen, die tot deze vertraging nopen. De Voorzitter. Het komt mij voor dat de vergadering, die eenmaal de machtiging aan Burg. en Weth. gaf, zooveel vertrouwen in bet college van Dagelijksch Bestuur en de gemengde Commissie van toezicht kan stellendat die tijdelijke waarneming niet langer zal voortduren dan het belang van het onderwijs vordert. Verlangt de heer Van Itersou ook een voorstel te doen? De heer Van Iterson. Het is volstrekt mijn oogmerk niet een bepaald voorstel te doen. Ik maakte alleen mijn verlangen kenbaar dat bij voor komende gelegenheid aan den Raad mededeeling worde gedaan van de redenen die tot uitstel eener benoeming leiden. De heer Hartevelt. Ik moet verklarendat ik het volkomen eens ben met den vorigen spreker. Wanneer aan zijn verlangen wordt voldaan, dan voorkomt men het doen van vragen zooals die nu bij herhaling in deze vergadering zijn gedaan, liet is dan ook billijk dat, wanneer de vervulling eener vacature bijzonder lang wordt uitgesteldhet openlijk blijke, welke de reden daarvoor is. Waar is de grens van het wachtenen mag het publiek geen aanspraak maken met de redenen bekend te worden die tot dit wachten aanleiding geven? De heer Goüdsmit. Ik ben niet van het gevoelen van de beide laatste sprekers. Immers de beste waarborg tegen misbruik ligt in het doen eener interpellatieals bij herhaling geschiedten van dat recht heeft de heer Van Iterson nu met goed gevolg gebruik gemaakt. Immers kennen wij nu de redenen, die tot uitstel hebben geleid. En evenzoo kan dit ook later geschiedenwanneer daartoe grond moebt bestaan. De heer Van Iterson. Ik doe opmerken dat ik geen voorstel heb gedaan, waartoe ik ook geen aanleiding meen te vinden. Maar dit wil ik er bijvoegen, dat ik, zoodra en zoo dikwijls het mij noodig voorkomt, de vrijheid zal nemen u inlichtingen te vragen, mijnheer de Voorzitter, omtrent punten als in de vorige vergaderingen zijn ter sprake gebracht. Aan de orde is: I. Verzoek van N. Van der Poel, betrekkelijk de demping van do sloot aan het Delftsche jaagpad. (Zie Ing. St. n°. 80.) Overeenkomstig de conclusie van het rapport van Burg. en Weth. en der Commissie van Fabricage, wordt het verzoek onder dc daarbij gestelde voorwaarden met algemeene stemmen toegestaan. II. Verzoek van Mej. W. S. J. S. Hubrecht, betrekkelijk liet gebruik van het lokaal der school n". 2 voor onvermogendentot het geven van godsdienstonderwijs. (Zie Ing. St. n°. 81.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1878 | | pagina 1