23 N°. Ï9. Leiden, 9 Mei 1878. De Commissie van Financiën, geene bedenkingen hebbende tegen den in bare handen gestelden staat van af- en overschrijving op de begrooting over 1'877 van de dienstdoende schutterij alhier, heeft de eer Uwe Verga dering voor te stellen dien goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. N#. 80. Leiden, 11 Mei 1878. Onder overlegging van de betrekkelijke stukken, hebben wij de eer aan Uwe Vergadering te adviseeren, eene gunstige beschikking te nemen op het request van Nicolaas Van der Poel, om de sloot voor zijn perceel aan het Haagsche en llelftsche jaagpad, gedeeltelijk toebehoorende aan de gemeente Leidenover eene lengte van 19 meters te dempen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad van Leiden Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Nicolaas Van der Poel, bouwman, wonende aan het Haagsche en Delfsche trek padn#. 102, onder de Gemeente Zoeterwoude; dat hij de sloot voor zijn pand gelegenover eene lengte van p. m. 19 meters zoude willen dempen; dat hij daartoe moet besluiten door de meer en meer opstijgende onge zonde dampenwelke uit die moddersloot voorkomen en hetwelk er met de aanstaande warme zomerdageu niet op zal verbeteren dat zoo hij meent, de eene helft der sloot is eigendom der eigenaren der perceelen daaraan grenzende, en de wederhelft de eigendom der Ge meente Leiden dat hij gaarne om eene behoorlijke beplanting daar te stellenbehoefte heeft aan dat gedeelte, hetwelk aan de Gemeente Leiden toebehoortwaar tegen naar zijne bescheiden meening geen bezwaar kan bestaan. Beden waarom hij zich wendt tot den Gemeenteraadeerbiedig verzoe kende om de sloot te mogen dempenen hem dat gedeelte gemeentegrond aangeduid bij bijgaande schetsteekening aan hem in eigendom over te dragen. 't Welk doende, Zoeterwoude, 18 April 1878. N. Van dee Poel. Leiden, 8 Mei 1878. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van Nicolaas Van der Poel te berichten, dat bij haar geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van zijn verzoek om den eigendom te verkrijgen van de halve sloot langs zijn perceel aan het Haagsche en Delftsche jaagpad, onder de gemeente Zoeterwoude, bij het kadaster dier gemeente bekend onder Sectie A. n°. 2810, ten einde na de demping van die sloot, onder goedkeuring van het Hoogheemraadschap van Bijnland, den verkregen grond ter grootte van ongeveer negentien centiaren te verheelen aan zijn eigendomgeteekend n°. 102. Bij Baadsbestuit van 27 September 1877 is een dergelijk verzoek toe gestaan aan W. B. A. Van Harteveld en de commissie heeft derhalve do eer voor te stellen, dat aan genoemden Nicolaas Van der Poel in eigendom worde afgestaan 19 centiaren van de sloot bij het kadaster der Gemeente Zoeterwoude bekend onder Sectie A. n". 2810, niet tot den openbaren dienst bestemd, mits met een behoorlijk rasterwerk van het jaagpad af te scheiden tegen een koopprijs van één gulden de centiare, benevens de kosten van overdracht. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. N®. 81. Leiden, 13 Mei 1878. Bij Baadsbesluit van 8 December 1870 werd aan mevrouw W. Kuenen Muurling c. s.tot wederopzeggensvergunning verleendom des Zondags om de veertien dagen, van des middags half een tot half twee, gebruik te maken van bet lokaal der openbare school n'. 2 voor onvermogenden tot het geven van godsdienstonderwijs aan kinderen van 6 tot 12 jaren, onder voorwaarde dat door haar zorg worde gedragen dat het meublement, als tafels enz.niet worde verplaatst en zij bovendien verantwoordelijk worden gesteld voor de in het lokaal voorbanden leermiddelen, kaarten, boeken enz. Bij nevensgaand adres wordt thans door mej. W. S. J. S. Hubrecht, namens de dames, die dat onderwijs geven, vergunning gevraagd om in het vervolg van bovengemeld lokaal gebruik te mogen maken van des mid dags twaalf tot twee uren, wegens de vermeerdering van het aantal kinderen. Overeenkomstig het ingewonnen en hierbij overgelegd rapport van den betrokken hoofdonderwijzer, hebben wij de eer aan Uwe Vergadering te adviseeren het onderwerpelijke verzoek in te willigen onder dezelfde voor waarden als dievermeld in uw bovenaangehaald besluit. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Bij besluit van den Gemeenteraad van 8 December 1870 is op het ver zoek van mevrouw W. KuenenMuurliug c. s. de toestemming verleend omtot wederopzeggens toeonder de gestelde voorwaardengebruik te mogen maken van het lokaal der openbare school n°. 2 voor onvermogen den, tot het geven van godsdienstonderwijs aan kinderen van 612 jaren. Die vergunning is gegeven voor den Zondag om de veertien dagen van half één tot half twee. Het steeds toenemend getal der kinderen die van dit onderwijs gebruik wenschen te maken, heeft bij de dames, die dit onderwijs geven, den wensch doen ontstaan om, zoo mogelijk, de leerlingen in twee deelen te splitsen en voortaan gedurende twee uren onderwijs te geven. Bij gemelde besluit is echter het gebruik van het schoollokaal slechts verleend van half één tot half twee en op grond van het bovenvermelde neemt de ondergeteekendeW. S. J. S. Hubrecht, ook namens de overige Ikg. stukken 1878. damesde vrijheidHeeren Burgemeester en Wethouders te verzoekendat het gezegde gebruikin plaats van den nu gestelden tijdhaar worde verleend van twaalf tot twee uren. 't Welk doende, Leiden, 6 Mei 1878. W. S. J. S. Hcbbecht. Leiden, 9 Mei 1878. Ter voldoening aan den inhoud uwer apostille van den 7den dezer n". 954 en onder terugzending van het adres van mej. W. S. J. S. Hubrecht dd. 6 dezer, houdende verzoek om mijne school tot het geven van godsdienst onderwijs te mogen gebruiken des Zondags om de 14 dagen van 122 uur, in plaats van, van 12^ly uur, zooals bij uw besluit van 8 December 1860 aan mevrouw W. KuenenMuurling was toegestaan, heb ik de eer te berichten dat er bij mij geen bezwaren bestaan tegen de inwilliging van dit verzoek mits onder dezelfde voorwaardenwaarop die 8 December 1870 aan mevrouw W. KuenenMuurling is verleend. De hoofdonderwijzer der Openb. School n°. 2 voor Onvermogenden. J. P. Lancel. Aan HH. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. N°. 88. Leiden, 13 Mei 1878. Ten gevolge van de gewijzigde wetgeving op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie zijn o. m. de commissarissen van politie ontheven van de waarneming van het Openbaar Ministerie bij de Kantongerechten. Zooals wij meermalen in de gelegenheid waren op te merken blijven wij van oordeel dat eene regeling der politie onder éénen commisssaris alhier in vele opzichten is te verkiezen boven de tegenwoordige inrichting en meenen alzoo dat thans de tijd is gekomen om de noodige maatregelen te nementen einde de verlangde reorganisatie kunne worden ingevoerd. Het ligt in den aard der zaak dat de betrekking van eersten commissaris van politie niet zal kunnen worden opgeheven en aan den tegenwoordigen titularis, vroeger hoofdzakelijk belast met de waarneming van het Openbaar Ministerie bij het Kantongerechtgeen eervol ontslag zal kunnen worden verleendalvorens hem een pensioen of wachtgeld is toegezegd. Naar het ons voorkomt zal daarvoor een bedrag van ƒ1200, zijnde f van de tegen woordige jaarwedde ad 1800, moeten worden aangenomen en wel in den vorm van een wachtgeld, hetwelk alsdan zoude kunnen worden verminderd, in geval aan den belanghebbende eene andere betrekking mocht worden opge dragen. Tevens zal dan de jaarwedde van den tegenwoordigen tweeden commissaris van politie, thans bedragende 1600, moeten worden verhoogd en wij meenen dat die jaarwedde bij aanneming van de voorgestelde reor. ganisatie, voorloopig behoort te worden vastgesteld op ƒ2200. In de derde plaats wordt het met het oog op de opheffing van de betrek king van eersten commissaris dringend noodig geoordeeld het aantal bezol digde inspecteurs met één te vermeerdéren en op vier te brengenwelk getal wordt vereischt om in eene behoorlijke dag- en nachtdienst te voorzien. Thans is reeds, zooals Uwe Vergadering bekend is, een vierde inspecteur in functie doch zonder bezoldiging; aan hem is evenwel opgedragen het toezicht op de richtige invordering van de hondenbelasting, aan welke be trekking eene vaste jaarwedde van ƒ200 en 10 pCt. van de ophrengst der belasting is verbonden, zoodat zijne inkomsten op ongeveer ƒ400 kunnen worden geraamd. Eene jaarwedde van 800 komt ons voor de betrekking van vierden inspecteur van politie voldoende voor, terwjil twee inspecteurs thans eene jaarwedde hebben van ƒ900 en de derde van ƒ800. De jaarwedde zoude dus in verband met de inkomsten ter zake van de hondenbelasting behooren te worden vastgesteld op 400. Wij geven Uwe Vergadering op grond van een en ander in overweging 1° aan den eersten commissaris van politiezoodra hem door Z. M. den Koning een eervol ontslag uit den dienst zal zijn verleendeen wachtgeld toe te kennen van /1200 per jaar; 2° ons college te machtigen om de noodige maatregelen te nemen ten einde de betrekkingen van eersten en tweeden commissaris van politie worden opgeheven en de jaarwedde van den commissaris van politie worde vastge steld op 2200 j 3° te besluiten dat zal worden aangesteld een vierde bezoldigde inspec teur van politie op eene jaarwedde van ƒ400. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N#. 83. Leiden, 13 Mei 1878. Op de gemeentebegrooting voor het jaar 1877 werd op den post Aankoop van Inschrijving Grootboek, uitgetrokken 1500, als 1000 voorden derden termijn van de af te lossen schuldvordering ten laste van de voor malige hoofdkerken en 500 voor de belegging van zoodanige ontvangsten, die uit haren aard tot kapitaal moeten worden aangelegd. De ontvangsten bovenbedoeld hebben op den dienst 1877 bedragen 3857.51 als 2000 voor den verkoop aan het Kijk van grond aan den Vestwal bij de Kaiserstraat; verkoop van grond aan A. Veelo en H. Feykes, J. H. Sala, K. W. Ziirhaar, G. Tibboel en W. B. A. Van Hartevelt ƒ808.50, verkoop van boomen enz. 749.01 en aflossing van een gedeelte der schuldvordering ten laste van het St. Janshof 300, zoodat voor aankoop van Inschrijving eene som van 3357.51 meer zal moeten worden bestemd, dan daarvoor is uitge trokken en alzoo 4857.51. Op den post Verkoop van Inschrijving der begrooting voor 1877 daar entegen is uitgetrokken 5000wegens de deelneming in de door de gemeente Katwijk gesloten geldleening, ten behoeve van den aanleg van een kanaal naar Katwijk aan Zee. Deze post is bij suppletoire staten verhoogd 1°. krachtens raadsbesluit van 28 Juni 1877, goedgekeurd door Gede puteerde Staten den 2 Juli, met 5200 voor den aankoop van twee wonin gen aan de Langegracht ter uitbreiding van het terrein van de gasfabriek

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1878 | | pagina 3