20
Art. 7. De pachter zal boven en behalve betgeen bij de vastgestelde
tarieven voor bediening, verwarming, verlichting en ververschingen is toe
gelegd niets anders in rekening mogen brengendan eene kleine ver
goeding voor bet bewaren van kleedingstukken.
Voor het geven van partijen of diners, kan bij met de belanghebbenden
de noodige schikkingen makenmits daardoor geen hinder of bemoeilijking
worde toegebracht aan de gebruikers van andere lokalen.
Art. 8. De pachter neemt voor zijne rekening alle personeele lasten die
door het Rijk worden gehevenvoor de bewoning der Stads-Gehoor- of
Concertzaal en de uitoefening van zijn bedrijf.
Art. 9. Hij is verplicht in het gebouw te zijn en te blijven, zoolang
van een der lokalen wordt gebruik gemaakt.
Art. 10. Hij zorgt voor het tijdig in orde brengen der lokalenvoor
het aanleggen der kachelshet aansteken der lichten en verder voor de
behoorlijke bediening van de huurders der lokalen.
Art. 11. Hij bewaart op een door Burg. en Wetb. aangegeven plaats
de sleutels van het gebouw en van alle vertrekken en geeft die aan niemand
anders dan aan de rechthebbenden af.
Art. 12. De verpachting geschiedt voor den tijd van tien jareningaande
den 1 October 1878 en eindigende den laatsten September 1888.
Art. 13. De betaling der pacht geschiedt bij driemaandelijksche termij- j
nen, telkens bij vooruitbetaling op den eersten werkdag van elk kwartaal
tenkantore van den gemeente-ontvanger te voldoen.
Art. 14. De verpachting geschiedt in het openbaar, bij inschrijving met
gesloten op zegel geschreven biljetteninhoudende in letters en cijfers het
bedrag der som welke de gegadigde aanbiedt per jaar, en de mede-onder-;
teekening vpn twee borgen, met vermelding van hunne woonplaats en beroep.
De verpachters behouden zich het recht voor omna de opening van
de inschrijvingsbiljetten, tot opbod over te gaan en de pacht aan den hoog-
sten inschrijver of den eerstmijnende al of niet te gunnen, geheel naar
goedvindenzonder dienaangaande eenige verantwoording schuldig te zijn.
Art. 15. De verpachters behouden zich mede het recht voor om de pBcht te
doen eindigen, zoodra en wanneer bun mocht blijken, dat de pachter in
gebreke blijft met de stipte en getrouwe vervulling van een of meer der
voorwaarden van deze verpachtingter hunner beoordeeling.
Vastgesteld enz.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. ÜRABBE.