11 N®. 38. Leiden, 23 Februari 1878. Wij hebben de eer op nevensgevoegd adres van A. Roos, die daarbij vergunning verzoekt om een vischverkoopershuisje te plaatsen aan de Aal markt tegenover de Stadswaag en in vereeniging met het tevens overge legde betrekkelijk rapport der Commissie van Fabricage, aan Uwe Vergadering te adviseeren den adressant de gevraagde vergunning te verleenen onder de voorwaarden vastgesteld in bovengemeld rapport. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen A. Rooswonende alhier Turfmarkt n°. 9dat hij requestrant gaarne van UwEdel-Achtbaren de vergunning moge erlangen om een vischverkoophuisje te mogen zetten aan den Rijn tegenover de Waag in den vorm als het bestaande huisje op de Aalmarkt, hetwelk eene lengte heeft van 4 el, breed 2.50 en hoog 3.50. Indien dit mijn verzoek door UwEdel-Achtbaren worde toegestaandan zal niet alleen ik ii zeer dankbaar zijn maar ook de gemeente, die reeds lang naar een tweeden vischverkooper heeft verlangd om daardoor uit de macht te raken van een, die doordat hij alleen is, een ongehoorde prijs laat betalen, en dat zal ophouden zoo er een tweede bijgekomen isj ik behoef UwEdel-Achtbaren niet te zeggen dat het zeker eigen belang van mij is maar ook een groot belang voor de burgerijhopende dat UwEdel-Achtbaren dit verzoek in eene gunstige overweging moge nemen. Hetwelk doende Leiden, 12 December 1877. A. Roos. Leiden, 20 Februari 1878. Bij het in onze handen gesteld request wordt door A. Roos vergunning gevraagd om een vischverkoophuisje te plaatsen aan den Rijn, tegenover de Stadswaag, even als het bestaande huisje op de Aalmarkt, hetwelk door den pachter van Stadsvroonvisscherij wordt gebruiktdie daarvoor f 8 's jaars aan de gemeente betaalt, volgens een besluit van 23 Februari 1809, dat wel betrekking had tot een aalverkooper maar sedert steeds aan den pachter werd vergund. De requestrant kan gebruik maken van de Rivierviscbmarkt volgens de verordening van den 9 Januari 1868maar het plaatsen van bedoeld huisje moet door den Gemeenteraad worden vergundkrachtens art. 5 der Algemeene Politie-verordening regelende het gebruik van openbaren gemeen tegrond. De Commissie van Fabricage heeft derhalve geeD bezwaar dat aan A. Roos wordt vergund tot wederopzeggens toe het gebruik van tien centiaren der openbare straat aan den kant van den wal vóór de Stadswaag, teneinde daarop te plaatsen een overdekt huisje breed vier, lang 2.50 en hoog 3.50 meters, onder toezicht van den Gemeente-architect, tegen betaling van het recht bepaald bij art. 3n°. 42van het tariefvastgesteld den 5en Maart 1857behalve het marktgeld voor hetgeen hem vergund wordt daarbuiten uit te stallen. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricageenz. en Wethouders. N°. 39. Leiden, 26 Februari 1878. De firma Tieleman en Dros vraagt bij het hierbij overgelegd adres ver gunning om hare fabrieksgebouwengelegen aan weerszijden van de Vlee- rensteeg, aan den hoek der Middelstegracht, door middel van eene overdekte loopbrug, ongeveer 3.50 meter boven den beganen grond, te verbinden. Ons vereenigende met het betrekkelijk rapport der Commissie van Fabricage hebben wij de eer Uwe Vergadering voor te stellen aan gemeld verzoek eene gunstige beschikking te verleenen onder de in bovengenoemd rapport voorgestelde voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen Tieleman Dros, fabri kanten alhierdat zijom gemeenschap te krijgen met de verschillende lokalen hunner fabriek, aan de Middelstegracht wenschen te leggen eene overdekte loopbrug over de breedte der Vleerensteegminstens 3.50 meter boven den beganen grond, waarvoor zij beleefd Uwe toestemming verzoeken. Hetw^k doende Leiden2 Februari 1878. Tieleman Duos. Leiden, 20 Februari 1878. De firma Tieleman Dros vraagt bij het hierbij gevoegd request ver gunning om de bovenlokalen harer fabrieksgebouwenstaande aan de beide zijden van de Vleerensteeg, op den hoek der Middelstegracht, te mogen verbinden door eene overdekte loopbrug. De Commissie van Fabricage heeft tegen dit verzoek geen bezwaar, omdat eene gelijke vergunning bij Raadsbesluit van 18 December 1873 is verleend aan W. Hoogenstraten Zn. in de Jodenkerksteeg en stelt der halve vooraan die firma te vergunnen het maken van een overdekten vlonder met houten beschot niet lager dan 3.50 meters boven de straat, breed 1.50 en hoog 1.70 meter en bedekt met zink; voorts tot wederop zeggens toe en onder verplichting om alles in behoorlijken staat te onder houden, onder toezicht van den Gemeente-architect, en tegen betaling van een recht van één gulden 's jaars ten behoeve der gemeente. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Fabricage, enz. N°. AO. Leiden, 26 Februari 1878. Onder overlegging van het adres van J. C. Van der Tas en G. Splinter, vergunning verzoekende om over de sloot bij de Heerenlaan aan den Singel tusschen de voormalige Heeren- en Zijlpoort twee bruggen te leggen en onder referte aan het betrekkelijk rapport der Commissie van Fabricage hebben wij de eer Uwe Vergadering te adviseeren dat verzoek toe te staan onder de voorwaardenvermeld in liet rapport der Commissie voornoemd. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Ing. bipkkbn 1878. Aan Edel-Achtb. Heereu Burgemeester en Wethouders der stad Leiden. Ondergeteekenden geven met verschuldigden eerbied te kennendaar zij eigenaars zijn van een huis en tuinin de gemeente Leiderdorpnaast de Heerenlaanover de voormalige Heerenpoortdat ondergeteekenden daar eenige werkmanswoningen bouwenverzoeken zij beleefdelijktot toegang naar die woningenop den Singel twee bruggetjes te mogen leggen. 't Welk doende, Leiden, 14 Febr. 1878. J. C. Van des Tas: G. Splinteb. Leiden20 Februari f 87T8. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van J. C. Van der Tas en G. Splinter te berichtendat bij haar geen bezwaar bestaat tegen het verleenen der gevraagde vergunning om twee bruggen te leggen over de sloot bij de Heerenlaan aan den Singel tusschen de Zijlpoort en de voormalige Heerenpoort voor hunne woningen aldaar gebouwd y onder de gemeente Leiderdorp gelegen, mits niet lager dan 35 centimeters boven A. P., ODder toezicht van den Gemeente-arcbitect en tegen betaling van het recht bepaald bij art. 3 n®. 35 van het tarief vastgesteld den 5 Maart 1857. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage y enfc en Wethouders. N°. Al. Leiden, 28 Februari 187Öv In de zitting van 14 Februari jl. werd mededeeling gedaan van het hierbij overgelegd schrijven van den Raad van Administratie der Hollandscbe IJze ren Spoorweg-Maatschappijwaarbij wordt gewezen op de bezwaren y verbon den aan de oprichting van een afzonderlijk personen-station voor den spoor weg LeidenWoerdentengevolge waarvan de behandeling van de vraag wat voor deze gemeente wenschetijker wordt geacht, een afzonderlijk dan wel een gemeenschappelijk station, tot eene volgende vergadering werd aangehouden. De opmerkingen door den Raad van Administratie in hef midden ge bracht zijn voorzeker niet van gewicht ontbloot, en mochten inderdaad aan een afzonderlijk personen-station zoodanige bezwaren zijn verbonden als in het betrekkelijk schrijven wordt opgemerkt, dan zoude het in het alge meen belang hoogst gewenscht wezen, zoo de Hollandsche Spoorweg-Maat schappij kon goedvinden aan de inrichting van een gemeenschappelijk station hare medewerking te verleenen j en niet, zooals uit den brief van het Be stuur van den spoorweg LeidenWoerden schijnt te moeten worden opge maakt; daarvoor eischen te stellen die niet wel voor inwilliging vatbaar zijn. Overigens is de vraag of door de inrichting van een afzonderlijk personen- station de geregelde aansluiting min of meer zal belemmerd of bemoeielijkt wordeneene zaak waarbij deze gemeente als zoodanig niet bepaaldelijk is betrokkenals betreffende het doorgaand vervoer, en bij het nemen van eéne beslissing dienaangaande, zal de Regeering ongetwijfeld niet nalaten de noodige aandacht aan de beoordeeling van dit punt te wijden.- De aanslui ting zelve en de verbinding met den Hollandschen spoorweg is voorgesohre- ven in art. 3 der concessie, luidende: »Nabij Leiden en Woerdeö moet de spoorweg aan de bestaande spoorwegen aansluiten en daarmede in verbinding worden gebrachtzoodat de wagens der onderscheidene ondernemingen onge hinderd van den eenen spoorweg op den anderen kunnen doorloopen." Ver der is in art. 26 dier concessie bepaald: De Minister van Bindenlandsche Zaken (thans die van Waterstaat, Handel en Nijverheid) is bevoegd aan de concessionarissen de verplichting op te leggen om de reizigers en koop mansgoederen van zijne stations naar die van andere spoorwegondernemingen in de nabijheid te vervoeren; terwijl in dé vobrwaarden, vastgesteld in de Raadszitting van 26 Juui 1875, waaronder een subsidie uit de gemeentekas is toegezegdbepaald is dat de aan te leggen spoorweg nabij Leiden aan- sluite aan den Hollandschen spoorweg, en dat het bij art. 26 der concessie bedoeld vervoer van het station van den aan te leggen weg naar het station van den Hollandschen spoorweg te Leiden geschiede per spoorweg. Welke nu ook de beslissing zij aangaande de plaats van het personen- station daardoor kan uit den aard der zaak geene wijziging worden gebracht in de verplichting van de spoorwegmaatschappij LeidenWoerden tot aan sluiting en tot het doorgaand vervoer per spoorweghetgeen blijkens de discussiën in de zitting van 14 Februari wel eenigermate schijnt te zijn uit het oog verloren. Van eene ontheffing van verplichtingen bij de con cessie of het Raadsbesluit van 26 Juni 1875 opgelegd, was geene sprake hoegenaamd. Het gold alleen de vraag wat voor deze gemeente meer gerief zoude aanbiedeneen personen-station buiten de voormalige Wittepoort of een gemeenschappelijk station met den Hollandschen spoorweg buiten de voormalige Rhijnsburgerpoort. Bij het uitbrengen van ons advies van 4 Februari jl. hebben wij dan ook de zaak uit dat standpunt beoordeeld, en als ons gevoelen te kennen gegeven dat een station buiten de voormalige Wittepoort meer gelegen moest worden geacht voor het meerendeel der ingezetenen en alzoo de plaat- .sing van een station aldaar wenschelijk scheenevenwel onder de uitdruk kelijke voorwaarde dat gelegenheid werd gegeven om, desverkiezendeook aan het station van den Hollandschen spoorweg af te stappenen dat tevens aan het Bestuur van den spoorweg LeidenWoerden in overweging zoude moeten worden gegeven om, wanneer een gemeenschappelijk station mocht tot stand komen, alsdan ook plaatskaartjes aan het goederen-station buiten de voormalige Wittepoort te doen afgeven. Wij waren van oordeel dat, nu de aansluiting en het doorgaand vervoer per spoorweg door de vroeger vastgestelde bepalingen verzekerd wasde zaak op deze wijze het meest in het belang van de gemeente Leiden zoude kun nen worden geregeld. Intusschen mogen wij niet ontkennen dat door de oprichting van een afzonderlijk personen-station wellicht eene geregelde aansluiting en het door gaand vervoer eenigermate zoude kunnen worden belemmerd of bemoeielijkt en al is dit eene aangelegenheid van zuiver algemeen belang, waarbij de belangen van de geraeenté Leiden als zoodanig niet zijn betrokken, zoo mag deze omstandigheid wel van eenigen invloed zijn op het doorliet Gemeente bestuur in deze uit te spreken oordeel over de plaats waar het station zal worden opgericht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1878 | | pagina 1