8 dat bedoelde grond uitmaakt een gedeelte ter opgegeven grootte van het perceel Gemeente Leiden, Sectie A, nommer 659 bosch wandelplaats, voor het geheel groot 2 hectaren, 62 aren, 35 centiaren. Redenen waarom het zich tot UEdel Achtbare wendt met verzoek boven vermelden grond aan gemeld Bestuur in gebruik te willen afstaan op zoo danige voorwaarden als de Gemeenteraad zal meenen te behooren. 't Welk doende enz. Het Bestuur voornoemd Leiden, 22 Januari 1878. H. W. F. Bakker Voorzitter. S. A. De Graaff, Secretaris. Leiden, 13 Februari 1878. Het Bestuur der Vereeniging Musis Sacrum vraagt bij het bierbij gevoegd request, uitbreiding van het terrein op het Plantsoen, bij raadsbesluiten van 28 Juli 1870 en 24 Augustus 1871 aan die Vereeniging in gebruik afge staan en wel door een gedeelte grondter groott6 van 500 centiaren daar aan grenzende. Dit gedeelte betreft een boschje hakhout en een pad achter het terrein waarvan bet verlies voor de openbare wandeling geen bezwaar heeftmits volgens eene door ons voorgestelde wijziging op de schetsteekeninghet bestaande pad verbreed en een nieuw pad in het opvolgend boschje aange legd wordtwaardoor van het in gebruik gegeven terrein een strook ter grooite van 40 centiaren wordt afgenomen en mitsdien slechts 460 centiaren daaraan worden toegevoegd. Onttrekking van dit gedeelte heeft daarom ook geen bezwaar, omdat het betreft een voor de openbare wandeling en voor den sierlijken aanleg minder noodzakelijk en niet onmisbaar vak van bet Plantsoen. Integendeel zal het smalle pad, langs de Binnenvestgracht ver breed en eene betere richting verkregen wordenzonder het ingesloten ter rein te benadeelen. De Commissie van Fabricage stelt derhalve voor, die 460 centiaren, uit makende een gedeelte van het perceel op het kadaster bekend onder Sectie D, n®. 659aan den openbaren dienst te onttrekken en vervolgens aan de Vereeniging Musis Sacrum in gebruik te gevenop dezelfde voorwaarden als bij raadsbesluiten van 28 Juli 1870 en 24 Augustus 1871 ten aanzien van den overigen grond is bepaald, terwijl de rooiing geschiedt op aanwij zing der Commissie van Fabricage en de kosten van het verbreeden van het bestaande en het maken van een nieuw pad komen voor rekening der Vereeniging. Aan H H. Burgemeester De Commissie van Fabricageenz. en Wethouders. N°. 3©. Leiden, 15 Februari 1878. Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering over te leggen een adres van Herman F. A. Damenvergunning verzoekende om in de Stadhuistoren- of poortsteeg tegen de achterzijde van het llaadhuis een afdak te maken tot het bergen van zijn tweewieligen wijnkooperswagen. Ons vereenigende met het betrekkelijk rapport der Commissie van Fabricage, stellen wij U voor, te verklaren dat de bedoelde grond niet meer voor den openbaren dienst bestemd is en verder des adressants verzoek in te willigen onder de voor waarden, vermeld in het rapport der voornoemde commissie. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan Edel Achtb. HH. Burgemeester en Wethouderen der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekende Herman F. A. Damen, wijnhandelaar Warmoesmarkt alhier; dat hij ofschoon door de politie meer dan eens aangemaand zijn wijnkoopers tweewielige wagen des 's nachts in huis te bergen, hieraan onmogelijk gevolg kan geven, daar de ingang van huis of kelders hiertoe geene genoegzame ruimte biedt; en dus de stadhuispoort (zijde Koornbrugsteeg) tot hiertoe steeds heeft moeten dienen, tot groote schade van weder, wind en baldadigheid aan gezegden wagen. En nu is zijn bescheiden verzoek, dat het den Raad moge behagen hem de kleine ruimte tusschen de beide uilbouwsels aan de achterzijde van het stadhuis af te staanten einde daar een afdak te laten maken tot berging van genoemden wagen, zullende hij volgaarne de daartoe te betalen recognitie voldoen. 't Welk doende, met eerbied, Leiden, 30 Jan. 1878. Hekman F. A. Damen. Leiden, 13 Februari 1878. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van H. F. A. Dnmen te berichtendat in de Stadhuistoren- of poortsteegwaarvan de ingang is in de Korenbrugsteeg reeds verschillende uitbouwingen zijn toe gestaan, laatstelijk bij Raadsbesluit van 27 Januari 1859, ten gerieve van eigenaars van panden, die daarin uitgang hebben, zonder dat daaruit eenige last of hinder is ontstaanzoodat er dan ook geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van het verzoek van den requestrant, om tot het ber gen van een wagen aldaar een loodsje te maken en daartoe in te nemen eene oppervlakte van 6.75 centiaren en wel ter breedte van anderhalven bij 4.50 meter van gemelde poort, die niet bij het kadaster is genommerd en zulks nadat die grond aan den openbaren dienst is onttrokken op de volgende voorwaarden als: 1'. dat bet loodsje wordt geplaatst onder toezicht van den Gemeente- architect en geene meerdere hoogte verkrijgt dan twee meters gelijk met die van den aangrenzenden uitbouw, gedekt met zink en behoorlijk te onderhouden 2°. dat de vergunning wordt verleend praecario en tot kennelijk weder- opzeugens toe, alsmede tegen betaling van eene jaarlijksche recognitie van 1:35 of 20 conts de centiare, ten behoeve der gemeente. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. NV31. Leiden, 18 Februari 1878. Onder overlegging van nevensgaand adres van den uitgever van het Leidsch Dagbladden heer A. W. Sijthoffhebben wij de eer U mede te deelen dat, naar onze meening, eene openbare aanbesteding van de levering van het Verslag der Handelingen van den Gemeenteraad ook met het oog op het daarbij betrokken geringe bedrag niet wenschelijk kan worden geacht. Sedert geruimen tijd heeft dan ook Uwe Vergadering dat werk telkenmale, laatstelijk bij besluit van 25 Februari 1875 bij vernieuwing opgedragen aan den heer Drabbedie steeds tegen eene zeker niet ruime belooning de bij voortduring in omvang toenemende taak op voortreffelijke wijze heeft vervuld. In het onderwerpelijk adres vinden wij alzoo geen aanleiding om wijziging te brengen in ons advies van 11 Fe bruari aangaande het verzoek vao Dr. Drabbe. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Raad der Gemeente Leiden geeft met verschuldigden eerbied te kennen Albertus Willem Sijthofluit gever van het Leidsch Dagblad dat hij verzoekt om niet bij voortduring ééne firma te begunstigen met de uitgave van het Verslag der Gemeenteraads-vergaderingenmaar dat dit blijve geschieden bij publieke aanbesteding, dat hij wijders verzoekt te bepalen in het vervolg die aanbesteding zóó tijdig te doen plaats hebbendat concurrentie mogelijk zij en niet zooals nu gebruikelijk is, kort vóór of na expiratie van den loopenden termijn dat hij zoo vrij is Uwe aandacht te vestigen op het wenschelijke om te letten op de meerdere of mindere publiciteit (in casu de oplaag, of het getal geabonneerde!)), die het blad aanbiedt. Hij acht dit een en ander mede in bet belang van de Gemeente en hare ingezetenen. 't Welk doende Leiden, 16 Februari 1878. A. W. Sijthoff. N°. 33. Leiden, 18 Februari 1878. Zooals Uwe Vergadering bekend is, zijn er vroeger plannen opgemaakt voor eene verbouwing van bet Telegraafkantoor alhier wegens de dringende behoefte aan een ruimere en meer geschikte localiteit ook in verband met eeue noodige uitbreiding van de telegraaftoestellenen is het aan de Regeering niet mogen gelukken een ander geschikt lokaal in de gemeente daarvoor aan te koopen. Inmiddels was het ter onzer kennis gekomen dat er sprake was van eene verplaatsing van het Rijkstelegraafkantoor naar het gebouw der voormalige Rechtbank op bet Rapenburg. Vermits tegen de bedoelde plaats met het oog op de ligging, naar onze meening gewichtige bezwaren bestonden heb ben w(j ons verplicht geacht ons ter zake tot de Regeering te wenden terwijl ook de Kamer van Koophandel en Fabrieken Z. Exc. den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid gewezen heeft op het ongerief, het welk de voorgenomen verplaatsing zoude ten gevolge hebben voor het fabriekswezendat in een geheel ander deel der stad is gevestigdterwijl voor de fabrieken verreweg bet meest van de telegraaf gebruik wordt ge maakt. De Minister voornoemd heeft ons daarop te kennen gegeven dat werke lijk voorbereidende maatregelen waren genomen voor de verplaatsing van het kantoor naar het voormalig gerechtsgebouw doch dat Z. Exc., op grond van de daartegen aangevoerde bezwaren, bereid was daarvan af te zienmits door het Gemeentebestuur toestemming worde verleend dat de localiteitthans door den telegraafdienst ingenomenop Rijkskosten worde verbouwd en naar de tegenwoordige behoeften van den dienst worde ingericht. Hiertegen kan naar onze zienswijze geen bezwaar bestaan en wij hadden dan ook reeds vroeger aan de Regeering te kennen gegeven dat wij bereid waren in dien zin een voorstel bij den Gemeenteraad aanhangig te maken onder bepaling dat de gemeente zich de bevoegdheid zoude moeten voor behouden om de vrije beschikking van het gebouw, wanneer dit voor ge meentelijke doeleinden mocht noodig blijken, terug te erlangen. Wij stellen Uwe Vergadering alsnu voor de vereischte toestemming te verleenen dat het gebouw op de Aalmarkt op Rijkskosten worde verbouwd en naar de tegenwoordige behoeften van den dienst worde ingerichten het voor Telegraafkantoor bestemde gedeelte van dat gebouw kosteloos aan het Rijk te dien einde in gebruik te geven onder bepaling dat de gemeente na 1 Januari 18S1 bevoegd zal zijn om, wanneer liet gebouw mocht blijken voor gemeentelijke doeleinden benoodigd te wezen, bet gebruik op te zeg gen in welk geval één jaar na die opzegging het gebouw wederom ter be schikking van de gemeente zal moeten worden gesteld. In de tweede plaats deelen wij U mede dat de tegenwoordige huurder van de bovenwoning, de Directeur van het Telegraafkantoor, die woning weldra zal verlatenterwijl de huur met l Januari jl. was verstreken en met het oog op de onzekerheid van de aan het gebouw te geven bestem ming tot dusverre tot geene nieuwe verhuring kon worden overgegaan. Voor het geval het onderwerpelijk voorstel Uwe goedkeuring wegdraagt, stellen wij U voor de bovenwoning voor den tegenwoordigen huurprijszijnde f 120 per jaar, te verhuren aan G. H. Kokxhoornambtenaar ter Secretarie, en zulks in verband met de boven medegedeelde bepalingen voor den tijd van vier jaren, in te gaan 1 Mei 1878. Aangezien ons college opmerkzaam was gemaakt op de bezwarendie in verband met het geheim der telegrammen wellicht zouden kunnen bestaan tegen eene verhuring van de bovenwoning aan een ander persoon dan een beambte van de telegrafie, zijn wij ook daaromtrent met de Regeering in overleg getredenmet de vraag of zijwanneer die bezwaren gegrond werden geacht, bereid was de jaarlijksche huursom van 120 aan de gemeente te voldoen, in welk geval tot geene verhuring zoude worden overgegaan. De Minister heeft ons daarop geantwoord dat het bezwaar tegen de ver huring van de bovenwoning niet in zoodanige mate als gegrond kan worden erkend dat het Rijk, om dit te ontgaan een geldelijk offer zou mogen brengen als door ons was bedoelddoch tevens het verzoek tot ons college gericht, om te willen zorg dr.-igen dat de woning zooveel mogelijk aan stilleordelijke lieden zoude worden in gebruik gegeven. Op dien grond achten wij ons te meer gerechtigd om de voorgestelde onderhandsche verhuring te mogen aanraden.- Eindelijk stellen wij voor de huursom verschuldigd door den vorigen huurder voor het gebruik van de woning sedert l Januari 1878 te bepalen op ƒ10 per maand, zijnde 1/12 van den huurprijs, waarvoor de woning tot dusverre per jaar was verhuurd. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1878 | | pagina 8