HANDELINGEN TAN DEN GIIEENTERAAD TAN LEIDEN.
Zitting van Donderdag ÏO Januari I8J8,
geopend 's namiddags le 2 uren.
Voorzitterde lieer Burgemeester Dr. VV. C. Van den Brandeler.
Te behandelen onderwerpen .-
1*. Benoeming van. een onderwijzer 2de klasse aan de openbare lagere school
n". 1 voor minvermogenden. (3)
2°. Verzoek van P. D. Steenhuizen, om eene loods te plaatsen buiten de
Morschpoort, voor het droogen van schapenvellen. (263 en 289)
3". Voordracht tot het verleenen van vergunning voor overtochten enz., ten
behoeve van den spoorweg Leiden Woerden. (272 en 284)
4". Idem, betrekkelijk de regeling der jaarwedden van het hulppersoneel aan
de openbare lagere scholen. (235, 282 en 1).
Tegenwoordig de heeren VVilhelmy Damsté, Van Hettinga Tromp, Le
Poole, Van der Zweep, SuringarGoudsmitLibreclit Lezwijn, l)e Ere-
raery, De Laat De Kanter, Hartevelt, Van Wensen, Krantz, Van Jter9on,
Van der Lith, Van Heukelom, d'Aumerie, Obreen, Cock, Du Bieu,
Scbeltema, Ver9ter, Juta en Van den Brandeler.
De heer Eigeman gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te woDen.
De Voorzitter. Mijne HeerenVoor de eerste maal dat ik het voor
recht heb U in deze vergadering tegenwoordig te zienis het mij eene
ware behoefte U hartelijk geluk te wenscheu met de intrede van bet jaar
1878. Ik wensch U, Mijne Heeren! zoowel in uwe maatschappelijke be
trekking als in uwen huiselijken kring van harte alles goeds toe. Moge
onze gemeenschappelijke arbeid bevorderlijk zijn aan de belangen van de
stad onzer inwoning en deze onder den zegen des Allerhoogsten steeds meer
en meer in bloei toenemen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 27
December 1877 worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
Dispositie van de Gedeputeerde Staten, dd. 24/28 December 11. n°. 4,
ten geleide van een afschrift van het Koninklijk Besluit van 18 December
n° 4waarbij de termijn van de tarieven voor de Bank van Leening met
drie jaren wordt verlengd.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Adres van Th. Plummerom in het Pensioenfonds te worden opge
nomen.
2". Verzoek van J. J. Wijntjes c. s.tot wijziging van de markt aan
de Heerengracht.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten 'deze te stellen in handen
van Burg. en Weth.
3°. Adres van F. O. De Vries, ter bekoming van gemeentegrond.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te stellen in handen van
Burg. en Weth. en van de Commissie van Financiën.
4°. Voorstel van de hh. Le Poole, Scbeltema en Cock, in zake P. D.
Steenhuizen.
5°. Adres van J. H. Van den Worm, betrekkelijk het adres van P. D.
Steenhuizen.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten het eerste aan te houden
tot bij punt 2 der aan de orde gestelde onderwerpen en het tweede tegelijk
met dat punt te behandelen.
6°. Missive van Bestuurderen van het Departement Leiden van de Maat
schappij tot Nut van 't Algemeen.
Deze missive luidt als volgt:
vLeiden 10 Jauuari 1878.
Het Bestuur van het Departement Leiden der Maatschappij tot Nut van
't Algemeen heeft in zijne vergadering van den 8sten dezer met blijdschap
kennis genomen van uwe missive dd. 11 December 1877, n°. 983.
Naar aanleiding daarvan nemen Bestuurderen de vrijheid u beleefd te ver
zoeken den llaad dezer gemeente hunnen dank te brengen voor het gunstig
besluit, waarbij ten behoeve van de volkszangscholen een subsidie van drie
honderd gulden op de begrooting is uitgetrokken. Eene der nuttigste instel
lingen in deze stad is daardoor voor een anders wissen ondergang behoed.
U de belangen van het Departement ook voor het vervolg aanbevelende,
hebben wij de eer ons te noemen
Bestuurderen van het Departement Leiden
D. De Loos, Voorzitter,
A. M. L. Rümke, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden."
Deze missive wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter deelt verder nog mede, dat het geheele legaat van wijlen
den beer Buzzi aan de gemeente Leiden gemaakt, ten behoeve van het
Stedelijk Werkhuis, thans is ontvangen, en dat in eene volgende vergadering
een voorstel zal worden gedaan betrekkelijk de belegging.
Aan de orde is:
T. Benoeming van een onderwijzer 2de klasse aan de openbare lagere
school n°. 1 voor minvermogenden.
(Zie Ing. St. n°. 3.)
De heeren Van Hettinga TrbmpGoudsmit en Van Wensen worden door
den Voorzitter uitgenoodigd met hem het stembureau uit te maken.
Met 17 stemmen wordt benoemd W. W. Schipper, terwijl 5 stembil
jetten blanco zijn ingeleverd.
II. Verzoek van P. D. Steenhuizenom eene loods te plaatsen buiten de
Morschpoort, voor het drogen van schapenvellen.
(Zie Ing. St. nos. 283 en 289.)
ZirrmovaasLAO IS78.
De Voorzitter. Zooals de heeren weten hebben de stemmen over bet
voorstel te dezer zake in de vorige vergadering gestaakt, zoodat thans tot
eene definitieve stemming moet worden overgegaan.
De heer Le Poole. Ik geloof dat on9 voorstel de prioriteit heeft. Wij
hebben dit voorstel gedaan omdat wij vreesdendat als heden het verzoek
van Steenhuizen, om aan de brug buiten de Morschpoort eene loods te mogen
plaatsen tot het spoelen en droogen van schapenvellen, werd afgestemd de
man zich tweemalen te vergeefs tot den IUnO zou gewend hebben. Nu ge
loof ik dat het in den aard van de zaak ligt en overeenkomstig de bepa
lingen van het reglement van orde aan geen twijfel onderhevig is, dat de
vergadering de vraag beslisse of ons voorstel al dan niet vooraf behoort be
handeld te worden. Artikel 14 is, dunkt mij, vrij duidelijk. Het luidt
aldus: »De Baad kan ook over andeie onderwerpen, mits vervat in eenig
voorstel van één of meer leden van den Baadminstens 24 uren te voren
schriftelijk bij den Voorzitter ingediend, en door dezen ter tafel gebracht,
beraadslagen en besluiten; zulk9 zal echter nimmer mogen strekken om op
een vroeger genomen besluit terug te komen. De vergadering beslist vooraf
of en wanneer die voorstellen in behandeling of beraadslaging zullen worden
genomen." Dus, mij dunkt, er moet volgens het reglement van orde aan
den Baad gevraagd worden of niet het voorstel van mij en mijne mede
voorstellers de prioriteit heeft; want indien het verzoek van Steenhuizen
werd toegestaan, dan zou ons voorstel de strekking verkrijgen om op een
eenmaal gevallen besluit terug te komen hetgeen niet geoorloofd is.
De heer Goudsmit. Behoudens allen eerbied voor de goede bedoelingen
van de geachte voorstellers, geloof ik niet dat de vergadering over hun
voorstel eene beslissing kan nemen. De stemmen hebben in de vorige ver
gadering over het voorstel van Burg. en Weth. gestaakt en de gemeentewet
zegt, dat bij staking van stemmen bet nemen van eene beslissing tot eene
volgende vergadering wordt uitgesteld. Dus de leden die gestemd hebben
hebben het recht te vorderen dat over het voorstel van Burg. en Weth.
eene stemming plaats grijpe/Er mag derhalve niets voorafgaan aan hetgeen,
waarover de stemmen hebben gestaakt.
De heer Cock. Het spijt mij met den heer Goudsmit van opinie te
moeten verschillen en dat wel op het gewichtige punt van interpretatie van
artikel 60 der gemeentewet. Er staat daar volstrekt niet wat de heer
Goudsmit daarin leest. Ik ben zoo vrij het artikel even voor te lezen
Artikel 50 luidt»Alle besluiten worden door volstrekte meerderheid der
stemmende leden opgemaakt. Bij staking van stemmenwordt het nemen
van een besluit tot eene volgende vergadering uitgesteld. In dezeen even
zoo in eene voltallige vergadering, wordt, bij staking van stemmen, het
voorstel geacht niet te zijn aangenomen."
Er staat niet tot de volgende vergaderingmaar tot eene volgende verga
dering. Men is derhalve geheel vrijen dit is niet eene bloote affirmatie
van mijne zijde, maar een beweren, dat op de woorden der wet steunt,
ïk sta dan ook in deze mijne opvatting van de wet niet alleen en, zoover
ik weet, heb ik alle commentaren op mijne hand. Zoo zullen de heeren in
de aanteekeningen van Cremers op de Gemeentewet hetzelfde gevoelen aan
genomen zien. Die schrijver haalt daarbij aan eene beslissing van den
Amsterdamschen Gemeenteraad in mijn geest, genomen in het jaar 1853,
en verder beroept hij zich op n°. 96 van *de Gemeentestem." Doch al had
ik ook geen enkel commentaar voor mij, ik heb beter, namelijk de letter
der wet, volgens welke bij staking der stemmen het nemen van een besluit
tot eene volgende niet tot de volgende vergadering wordt verdaagd.
Intusschen geloof ikdat er nog een middel is om èn aan het verlangen
van den heer Goudsmit èn aan dat van de drie voorstellers te gemoet te
komen. Men stemme namelijk, zooals de heer Goudsmit verlangt, in de
vergadering van heden over de zaak, waarover in de laatste vergadering de
stemmen staakten maar men doe het nadat het voorstel der drie leden zal
behandeld zijn. Dan wordt voldaan aan de bedoeling van net voorstel der
drie leden en aan de bedenkingen van den heer Goudsmit. De drie voor
stellers hebben het voorstel gedaan met het ideedat het was een conciliant
voorstel. Men wenschte de nijverheid zooveel mogelijk te beschermen,
maar op eene wijze, die zoo min mogelijk aanstoot en overlast zou geven
aan andere eigenaars. Tegen de plaatsing van de betimmering aan de
Morschpoort zijn gewichtige bezwaren ingediend door den Garnizoens-Com-
mandant en door de eigenaars van omliggende woningen. Welnu, dergelijke
bezwaren zijn niet ingebracht tegen de ecr9te aanvrage van Steenhuizen; ik
bedoel die om grond bij de begraafplaats. Daartegen zijn geen bezwaren
van belanghebbenden vernomen; alleen heeft de Commissie van Fabricage
er tegen geadviseerdop gronden die ons van weinig gewicht toeschenen.
Nu vonden de voorstellers, dat door hun voorstel de adressant de meeste
kans zou hebben zijn doel te bereiken. Het is juist ingediend om het
stemmen gemakkelijk te maken. Ik weet niet hoe mijne mede-voorstellers
er over denken, maar ik herhaal, dat het argument aan art. 50 der ge
meentewet ontleend bij mij niet weegt.
De heer Van der Lith. Ik heb wel een bezwaar, ontleend aan artikel
50 der Gemeentewet, hetgeen mij doet concludeeren dat wij in de eerste'
plaats een besluit moeten nemen ten opzichte van hetgeen in de vorige ver
gadering is voorgesteld, waarover de stemmen hebben gestaakt. In dat artikel
staat dat »het nemen van het besluit tot eene volgende vergadering wordt
uitgesteld." Derhalve moeten wij beslissen over dezelfde zaakwaarover wij
in de vorige vergadering gehandeld hebben. Dat nu zou belet wordenin
dien de prioriteit werd gegeven aan het voorstel van de heeren Le Poole c. s.
Immers, indien dat voorstel werd aangenomendan zou de Baad niet vrij zijn
om een besluit te nemen over het voorstelwaarover in de vorige vergade
ring de stemmen gestaakt hebben. Wat toch zou geschieden? Wij begin
nen met het voorstel van den heer Le Poole aan te nemen of te verwerpen.
Werd het aangenomen, dan moet krachtens artikel 50 der Gemeentewet (en
dat is imperatief) in omvraag gebracht worden het voorstel van Burg. en
Weth., waarover de stemmen hebben gestaakt, en in dat geval kunnen wij
voor eene groote moeielijkheid staan. Stel dat dit tweede voorstel ook werd
aangenomen, hetgeen niet onmogelijk is, dan hebben wij twee besluiten,